Ik ben altijd student gebleven

Nieuws | de redactie
2 februari 2011 | Jo Ritzen vertrekt als voorzitter van de Universiteit Maastricht, maar zal zeker niet stoppen met nadenken over HO-beleid. In gesprek met ScienceGuide deelt hij nog even een paar tikjes uit en analyseert langstuderen, zijn slechte reputatie in Marokko en manoeuvres van ministers. “Dan ga je collega Zalm een beetje sarren in overleggen, omdat hij het nooit kan laten kan te happen.”

Bij binnenkomst in de kamer van Jo Ritzen in Maastricht is hijin spoedberaad met zijn secretariaat. “Belt de koningin dus nuniet?”, vraagt hij bezorgd. Het blijkt dat deze belafspraak naarhalf vier verzet wordt en dat het om niet zomaar een vorstin gaat.Lachend vertelt Ritzen: “Het is de koningin van Jordanië die zoubellen, maar dat wordt dus iets later nu.” En voegt er aan toe: “Wehebben dit natuurlijk zo gepland, dat dit samenviel net dat jijbinnenliep, want dat is toch leuk voor de lezers vanScienceGuide, nietwaar?”

Het is Jo Ritzen ten voeten uit. Olijkheid verpakt vaak eenbewuste boodschap en de kracht van zijn wereldwijde netwerk wil hijbest laten merken. Ook nu hij de Universiteit Maastricht gaatverlaten, blijft hij met zijn Europese en internationale ambitiesgretig en onstuitbaar. Het afscheidsinterview is dan ook geennostalgische terugblik, dat was de afspraak van te voren. DatRitzen bij deze gelegenheid best nog enkele punten uit de voorbijedecennia wil markeren, dat spreekt niettemin voor zich.

Moet je eigenlijk niet doen

“Na 8 jaar begon ik te merken dat ik minder goed spoorde met deorganisatie. Je moet ook beseffen dat zo’n instelling na een tijdmisschien weer behoefte krijgt aan nieuwe, of minder impulsen dande jouwe. Ik koos er daarom zelf voor om nu te vertrekken. Als jezelf het gevoel hebt ‘ik ben toe aan een UM 3.0’, dan moet je hetniet willen dat jij degene bent die dat ook weer gaat aanzetten entrekken. Dat is je na 8 jaar niet meer gegeven.

Als hoogleraar in Rotterdam had ik na zo’n acht jaar een zelfdeervaring. Je raakt dan toch wat los van je omgeving. Na tweekabinetten als minister ook, ik was opgedroogd ten opzichte van datambt. Je bent na zo’n intensieve, lange periode ook een beetje deelvan het meubilair aan het worden.

Ik merkte dat ik zelfs de spelletjes in het kabinet leuk begonte vinden. Dan ga je collega Zalm een beetje sarren in overleggen,omdat hij het nooit laten kan toe te happen. Een beetje plagen omhet plagen, niet meer zo zeer omwille van inhoud of debeleidsagenda. Dan is het tijd dat je iets anders onderneemt.

Hier op de universiteit merkte ik, dat ik zelf steeds meer gingschrijven. Dan dacht ik ‘als we nu eens dit… of dat…’ en ging datdan zelf formuleren, zodat het snel zijn weg door de organisatievindt. Dat moet je als collegevoorzitter eigenlijk niet doen, datweet ik best. Je moet het in de organisatie planten en zo latenopkomen, maar ja, je wilt ook dat het tempo erin blijft.

Een calvinistische katholiek

Men schrok een beetje van mijn nieuwe boek over ’empoweringuniversities’.  Dat begreep ik achteraf beter. Het gevoel gingpost vatten ‘moeten we daar nu ook weer aan gaan geloven?’ Ik wasalweer bezig met de vraag ‘waar staan we als universiteit over 5jaar?’ en dat blijft maar doorgaan.

Die energie en het geen genoegen nemen met een 7 als het een 8of 9 kan zijn, dat zit erg in me. Ouderwets, calvinistisch bijna,ook al ben ik niet in een protestants milieu opgegroeid. Toch kreegik dit van thuis mee, mijn vader was een calvinistische katholiek.Het meer katholieke zit er in, dat ik wel kan genieten van dedingen die ik doe en meemaak. Genieten ook als je iets kuntrealiseren met een hoop inspanning.

Als het makkelijk gaat, is het minder leuk? Ja, daar zit wat in.Verandering zonder moeite is die de moeite wel waard? Verzet tegenimpulsen, tegen veranderingen maken die ook leuk om te ervaren. Iklok dat zelf ook wel een beetje uit, vroeger deed ik dat zeker. Alsminister ook, nou en of.

Bij mijn afscheid hier en van de collega’s in het hogeronderwijs merk ik dat ik veel minder dan vroeger mensen al te vaakheb doen schrikken. Als minister had ik toch meer vijandengekregen, er waren mensen die mij konden vreten, tot de dag vanvandaag. Dat is nu wel minder het geval, hoop ik.

Dat sommigen toch een beetje jaloers zijn op Maastricht, dat isnatuurlijk niet erg. Een collega vertelde onlangs dat hij bij eenbezoek aan Rusland de vraag kreeg: ‘Uw universiteit is ook inNederland? U valt dus onder Maastricht?’ In Korea is zoiets ook aleens voorgekomen, daar kunnen wij wel om lachen, dat dieinternationale reputatie zich zo vertaalt.

Het begrip ‘Maastricht’ is een merknaam geworden dankzij hetverdrag van de Unie. Het woord staat voor een Europa met ambitie engericht op samenwerking de toekomst durft te zien. Dat straalt oponze universiteit af, tot mijn genoegen.

Als eerste en enige in Europa

Dat het hoger onderwijs massaal ging worden werd in 1965-1968zichtbaar. Die kant ging het op en de universiteiten haddenhelemaal geen interne organisatie, onderwijs en beheer die daar opingesteld was. Posthumus schetste de visie waar het in dat verbandnaartoe zou moeten en ik had het geluk dat ik als student-assistentvan TU Delft rector Verhagen onderwijseconomie moest doen. Daaromstuurde hij mij als jongen van 22, 23 naar de bijeenkomsten metPosthumus hierover. Daar kwam het allemaal al op tafel:schaalgrootte, meer differentiatie in het bestel, efficiëntestructuur en organisatie.

In de jaren daarna bleek dat het bestel niet opgewassen wastegen de massificatie en de bestuurlijke democratisering zorgde dathet een chaos werd. Dat was onvermijdelijk geworden. Begin jaren 80heeft het hoger onderwijs zich hervonden. De reeks grote operatiesals SKG, STC, TVC en het beleid van de opbouw van het HBO inkrachtige hogescholen, mede dankzij Jan Karel Gevers, hebben daaraan bijgedragen.

Roel in ‘t Veld was hier een belangrijke factor bij, ook alsdenker. De HOAK-nota was niet alleen een belangrijke stap quainhoud, hij is bovendien ook echt uitgevoerd. Als eerste en ook alsenige in Europa. Nederland is hierdoor tot op heden eentoonaangevend land op het terrein van het hogeronderwijsbeleid.

Het HO-bestel plukt er nog de vruchten van. Nederland zit metzijn universiteiten zeer breed in de top 200 van de instellingenwereldwijd. Als land daarmee als geheel zeer hoog scorend. Desysteemkenmerken zijn dus heel sterk. Zaken als deonderzoekscholen, voorwaardelijke financiering, studeerbaarheid ende sanering van de SF ter ondersteuning van kortere studierouteshebben dit verder versterkt. Studiefinanciering is er om te zorgendat de studenten hun opleiding goed en tijdig kunnen afronden, dusniet het omgekeerde: studies zijn er om van de SF gebruik te kunnenmaken.

Groene weiden en cowboygedrag

Niet alles is gelukt. Zo vind ik het profielonderscheid van HBOen WO niet voldoende. Er heerst soms meer iets van een gewapendevrede. De organisatie van het HBO spreekt mij niet zo aan. Destructuur is te veel ‘net als het WO’ en men zou meer een eigenvorm moeten geven aan de hogescholen, inclusief die van communitycolleges voor de instroom vmbo-mbo-hbo. Daar zou je nationalecurriculumeisen en examens aan kunnen verbinden.

Het beleid is op dit punt tussen 2000 en 2010 stil blijvenliggen en dat vind ik jammer. Dat heeft ook een cowboygedragmogelijk gemaakt. Gedrag waarmee sommigen vooral gingenbekijken of ze het vee niet konden sturen naar die weides waar zijmeer groen verwachtten. De ministers Hermans en Van der Hoevenhebben dat laten liggen, vind ik. Ook Plasterk. Die is een groteteleurstelling gebleken. 

Veerman durft hier wel de zaken te agenderen. Maar dat rapportis natuurlijk ook deels een compromis. Het durft niet uit tespreken dat je binnen één HO-structuur wel een differentiatie vanfinanciering en van organisatie nodig zult hebben. We moeten gewoondurven differentiëren en zeggen dat de Universiteit Utrecht als detopinstelling in ons land meer geld moet krijgen, gemeten aanscherpe prestatie-eisen natuurlijk. Of dat het HBO met andereprofielen en typen opleidingen ook andere bekostigingsvormen moetkennen. In de PvdA en het CDA durft niemand die erkenning aan, menzit vast aan ‘1 systeem met dus 1 financieringsmodel’. Utrecht zeiik, hè? Niet Maastricht, je moet zoiets durven erkennen als het zois.

Dit zit heel diep in ons land, in de politiek. Het is ook eenstatuskwestie geworden van universiteit en hogeschool naast elkaar.Frans Leijnse is een voortreffelijke man, maar diens opvattinghierover laat geen ruimte, hij is daardoor als het ware ‘de kwadegenius’ hiervan.

Olierijkdom als vloek

Bij de Wereldbank heb ik wat ik leerde als minister kunnenuitdiepen en toepassen. Ik ben altijd een student gebleven.

De focus lag in mijn werk daar op het groter maken van ‘room formanoeuvre’ bij noodzakelijke veranderingen in landen, vooral viahun onderwijsbeleid. Als ‘wereldbankier’ kun je dat doen door metgoede data te komen, met onderzoek en analyses en met het bewustagenderen van punten voor beleid die daaruit voortkomen. En danmoet je er bovenop zitten hoe je met de mensen in zo’n land deconclusies uitwerkt in effectief beleid. In Marokko heet ik in demedia nog regelmatig ‘die boef’ die als een breekijzerfunctioneerde voor een beter onderwijsbeleid. Je houdt niet overalde reputatie over van iemand die allemaal mooie dingen deed.Sommige dingen zijn lastig, roepen verzet op.

De verbeteringen die wij in gang hielpen zetten in Marokko , inChili, ook in India zijn succes stories gebleken. Dat weMarokko confronteerden met het enorme analfabetisme aldaar, terwijlmen wel heel veel onderwijzers een salaris gaf, dat was niet meteenpopulair. Maar de boodschap drong wel door.  We zorgden ookdat we aansloten op de cultuur en stijl van het land en hetonderwijs met onze analyses en boodschappen.

Dat lukte in Venezuela niet. Dat is de minst vruchtbare ervaringgeweest. Hugo Chavez heeft er de corruptie en vriendjespolitiek vanzijn voorgangers vervangen door die van zijn aanhang, zo bleek ons.Dat de verbeteringen niet willen lukken is ook zo jammer, omdatVenezuela potentieel zo’n rijk land is. Men heeft zoveelmogelijkheden bij een goed bewind. Hier zie je hoe olierijkdom ofdie dankzij andere grondstoffen voor een land ook heel dramatischkunnen uitpakken.

Een min in mijn eigen prestaties

Wat in mijn voorbije jaren bij de UM niet lukte zoals ik wilde?Dat het zó moeizaam bleef om veel vrouwen in de top te krijgen. Denorm van 20% vrouwelijke hoogleraren hebben we niet gehaald. Bij60% vrouwelijke studenten kan dat gewoon niet, is het nietaanvaardbaar dat dit niet lukt.

Het is ook een kwaliteitsprobleem. Je haalt de talenten uit jewetenschappelijke ‘bevolking’ dus niet voldoende naar boven. Jemist zo rolmodellen voor je studenten om dit nog meer aan temoedigen. Dat is een minpunt onder mijn eigen prestaties en een minvoor heel de organisatie. Het lijkt niet organisch, stapsgewijs tegaan.

Dus dan de beuk erin! Quota worden mijns inziens onvermijdelijk,bij alle bezwaren die ik ook wel zie. Elke faculteit zal een quotummoeten gaan hanteren bij benoemingen. Want dat het niet lukt, datkan zo niet langer.

De meeste draagwijdte van mijn beleid hier zal de aanschafhebben van twee nieuwe machines, fMRI’s van enkele tientallenmiljoenen euro. Voor breinonderzoek met functional MagneticResonance Imaging. In de hele wereld zullen nog drie of vier vanzulke centra van breinonderzoek bestaan, meer niet.

In het onderwijs aan de universiteit zal de verdere, blijvendeuitdieping van het PGO-model als benadering van de studie inzet enhet leren van de student het langst doorwerken. Ik noem deinternationale profilering van de UM niet als eerste, inderdaad.Natuurlijk is die cruciaal; het concept van de ‘internationalclassroom’ is zo veel meer dan uitwisselingen of programma’s in hetEngels aanbieden. Dat concept is zelf een vorm van leren geworden.Want alleen door in werkelijk internationale omgeving je studie tedoen, word je als student voorbereid om te functioneren in eenwereldwijde arbeidsmarkt en onderzoekomgevingen.

VVD maakte zelflangslapersprobleem

Als je zelf bewindsman bent geweest en meemaakte hoe het inkabinetsformaties er aan toe gaat rond de onderwijsbegroting, dankijk je toch wat anders naar de actuele problematieken vanopvolgers. In 1994 moest ik op de valreep een grote bezuiniging encollegegeldverhoging zien op te vangen. Wim Kok vroeg tijdens het’herbenoemingsgesprek’ meerdere keren: “Je gaat het dus wel doen?”Ik antwoorde aldoor in formuleringen als ‘bij de uitvoering van devoornemens in het regeerakkoord ga ik de afspraken zo concreetinvullen dat de hogescholen en universiteiten er wel mee kunnenwerken. Wat we doen en hoe moet natuurlijk wel kunnen.’

Zijn ambtenaren keken bedenkelijk, hahaha. Zoiets had Zijlstranatuurlijk ook moeten doen. Room for manoeuvre om zinnigeveranderingen mogelijk te maken… ja, het is eigenlijk hetzelfde alsik bij de Wereldbank ben gaan uitbouwen als aanpak.

De langstudeermaatregel is natuurlijk heel merkwaardig. Destaatssecretaris zit nu een probleem te bestrijden dat zijnpartijgenoot minister Hermans helemaal vrijwillig heeft geschapen.En hoe de bewindsman dit doet? Door de instellingen die hier nooitom gevraagd hadden te korten. 

Toen ik in 1998 een akkoord rond de prestatiebeurs had bereikt,heeft Hermans de studenten een plezier willen doen bij zijnaantreden. Zij mochten langer lenen dan nodig voor de studie alszodanig. Het langer lenen werd dus een uitnodiging tot langeringeschreven staan, vandaar dat ik het over een langslapersregeling heb. In plaats van dat wij de studenten diezeer veel willen doen de kans geven ‘dieper’ te lenen in plaats vanveel bijbaantjes te hebben, zijn we studenten in de tijd langerlaten lenen tegen een voordelig tarief. Dieper in plaats vanlanger, dat heeft mijn voorkeur.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK