Koppel onderzoek aan onderwijs

Nieuws | de redactie
27 april 2011 | ‘Zijn’ onderzoeksmaster in Maastricht behoort tot de internationale top, zo is het oordeel van de NVAO. De Duitse hoogleraar neurocognitie Alexander Sack is er trots op aan de Universiteit Maastricht te werken. ”Ik ben er komen werken omdat het een universiteit met visie is.”

Alexander Sack zit in Amerika als ScienceGuide hem vraagt naarzijn ervaringen in ons land en naar Maastricht, het succes van deonderzoeksmaster en de academische verschillen tussen Nederland enDuitsland. “Ik heb recentelijk een ‘ERC grant’ van de Europese Unieontvangen om in de komende vijf jaar een onderzoeksproject metbetrekking tot non-invasieve magnetische hersenstimulatie. Mijnverblijf in de VS heeft dus vooral te maken met mijn functie alsonderzoeker in Maastricht, meer indirect ook met hetresearchmaster programma.”

De onderzoeksmaster ‘Cognitive and Clinical Neuroscience’werd geroemd door NVAO en speciaal belicht tijdens het congres op 24 maart. Topscriptiesworden er geleverd en driekwart van de studenten promoveert daarnaaan een mondiaal topinstituut. Hoe is dit succes teverklaren?

“Dat is te verklaren door het feit dat wij erg veel energie,enthousiasme en tijd geïnvesteerd hebben in het 2-jarige selectiefEngelstalig onderwijsprogramma. Er zijn heel veel contacturentussen studenten en onderzoekers en studenten leren op basis vanhet probleem gestuurd onderwijs (PGO) systeem. Ze werken dus inkleine groepen met maximaal 12 studenten waarvan de tutor eenhoogleraar of toponderzoeker op dit gebied is.

Daarnaast krijgen ze hands-on training om bijvoorbeeld met eenfMRI-scanner en in een TMS-lab te kunnen werken Met fMRI kan destructuur en functie van werkende hersenen online in beeld gebrachtworden. Wij kunnen dus kijken welk gebied in de hersenen actief isals iemand een bepaald plaatje ziet, geluid hoort, cognitief eentaak uitvoert of een emotionele reactie toont.

Met TMS doe je in principe het tegenovergestelde. Je beïnvloedtmet behulp van korte maar krachtige magnetische prikkels bepaaldegebieden in de hersenen en je kunt zo het gedrag, de cognitie ofemotie van de proefpersoon beïnvloeden. Studenten leren detheoretische achtergrond van deze technieken, maar ook direct metde apparatuur om te gaan en de data te analyseren. Elke studentheeft haar of zijn eigen mentor. Zo zijn er nog wel meervoorbeelden te noemen en dit alles op een vakgebied waar wij deonderzoekexpertise in huis hebben qua docenten en waar we op grondvan onze infrastructuur in staat zijn de studenten met een fMRIscanner te laten werken.”

En is dat ook de reden dat u in Maastricht bent gaanwerken?

“Ik ben in Maastricht komen werken omdat het een universiteitmet een visie is. De Faculteit der Psychologie enNeurowetenschappen bevat een aantal ‘Principal Investigators’ dieop hun vakgebied wereldberoemd zijn. Het is dus een toponderzoekfaculteit met een top onderzoekinfrastructuur. In feite vind jehier, voor een psycholoog en neurowetenschapper, fantastischevoorwaarden; het Maastricht Brain Imaging Center met een eigen fMRIscanner, 2 TMS labs en 5 EEG labs.

Zulke voorzieningen kun je niet zo snel ergens anders vinden.Bovendien, en dat is wel belangrijk, is het ook een uitstekendeonderwijsuniversiteit, met geprofileerde onderwijsprogramma’s. Hetis hier gelukt onderzoek en onderwijs echt met elkaar te koppelen.De researchmaster is het beste voorbeeld hiervan.”

Zou u zo’n ‘succesverhaal’ als de researchmaster ‘Cognitiveand Clinical Neuroscience’ ook aan Duitsland aanraden?

Zeker weten. Maar het is niet zo dat Duitsland dit helemaal nietheeft. Er bestaan ook in Duitsland researchmasters ofresearchmaster-gelijke opleidingen, bijvoorbeeld in verband met hetinvoeren met de “Exzellenz” status van sommige universiteiten.

Wat houdt die “Excellenz” status precies in?

Dat is het idee om sommige universiteiten of faculteiten teselecteren die op grond van hun infrastructuur ofonderzoekskwaliteit een “Exzellenz” status kunnen ontvangen.Hiermee verbonden is dan ook een extra financiële prikkel om dezelandelijke topfaculteit ook op internationaal niveau top te latenworden of blijven. In Duitsland werden en worden bijvoorbeeld inbepaalde ronden universiteiten tot “Exzellenz”-universiteitenbenoemd. Ze ontvangen dan van de overheid extra financiële middelenom zich verder te kunnen profileren. ik kan mij zo iets voorNederland maar dan misschien op faculteits- of zelf vakgroepsniveauook voorstellen.

Er zijn dus vanuit beide landen ‘good practices’ waar tenemen, waarin Nederland en Duitsland van elkaar kunnen leren. Zijner verder grote gelijkenissen en verschillen in academische cultuurtussen beide landen?

“Algemeen gesproken hebben Duitsland en Nederland op academischniveau meer gemeen als dat ze verschillen. Maar wat ik wel eenopvallend verschil vind, is dat Nederland flexibeler en dynamischermet veranderingen om lijkt te gaan. En goed voorbeeld hiervan is deovergang naar het bachelor/master systeem. Volgens mij wasNederland een van de eerste landen in continentaal Europa die ditheeft ingevoerd en heeft het op een snelle soepele en effectievemanier gedaan. In Duitsland zijn ze nu nog in het midden van dezeproces en aan sommige faculteiten nog niet eens begonnen.

Een ander verschil zit in de mogelijkheden voor een academischecarrière. Als onderzoeker kun je na je PhD universitair docentworden en blijven, of universitair hoofddocent worden en blijven ofhoogleraar worden. Er bestaan dus tussen AIO en hoogleraar eenaantal vaste academische functies. Soms kun je zelfs voor een pureonderwijscarrière gaan. In Duitsland zit dat vaak anders. Erontbreekt nog vaak die middenbouw. Je wordt dus of hoogleraar ofblijft op een tijdelijke aanstelling.”

U geeft aan dat Nederland flexibel en dynamisch metveranderingen om kan gaan. Hoe beziet u in dat licht de huidigeveranderingen in het Nederlandse hoger onderwijs? De uitvoering vanhet Rapport Veerman en tegelijkertijd de bezuinigingen die OCWheeft aangekondigd.

“In het Rapport Veerman kwamen een aantal belangrijke punten tersprake. Meer diversiteit , minder redundantie en meerspecialisering is zeker noodzakelijk. Ook begrijp ik de noodzaakvan bezuiniging in financieel moeilijke tijden. Maar wat mij tocherg belangrijk lijkt is dat we allemaal moeten beseffen datNederland geografisch gezien misschien een klein land is, maarwetenschappelijk gezien één van de topspelers in de wereld.

Duitsland was enkele jaren geleden in een vergelijkbare situatiemet bezuinigingen, ook in het hoger onderwijs of algemeenacademische werkcondities. Het gevolg was een exodus van deacademische elite. Heel veel toponderzoekers, of ook artsen, gingenweg uit Duitsland om in Engeland of Scandinavië of Zwitserland ofNederland te komen werken. Zo’n braindrain is gevaarlijk voor eenland zo als Duitsland of Nederland. Nu gaat het weer duidelijkbeter in Duitsland en de condities zijn aan het verbeteren. Maar ofachteraf gezien de bezuinigingen in het onderwijs een goed ideewaren blijft twijfelachtig.

In Nederland heb je in principe hetzelfde gevaar. Alsbezuinigingen de academische werkcondities en het onderzoeksklimaatnegatief gaan beïnvloeden, verlies je ten allereerste dietoponderzoekers die ook overal elders een aanstelling kunnenkrijgen. Maar dat zijn precies die mensen, die je moet willenhouden. In een land zoals Nederland, waar wij van de kennis,educatie, creativiteit, en innovatiekracht van de mensenafhankelijk zijn, is het voornamelijk in tijden van crisis geengoed idee op het gebied van hoger onderwijs te bezuinigen. Jebezuinigt dan in onze toekomst en de kennis van de komendegeneraties. “


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK