Leven en leren in digitale wereld

Nieuws | de redactie
23 mei 2011 | Lector Marijke Kral (HAN) inspireerde Harvard-onderzoeker Jonathan Mijs met haar beschouwing over digitalisering in het leren en lerarenopleidingen. Hij legt daar een nieuwe publicatie naast. Kennisdeling voor het debat 'Meesterschap 2' dus weer.

Naar aanleiding van Krals verhaal op ScienceGuide recenseertMijs het boek The Internet and Social Inequalities, doorJames Witte en Susan Mannon. New York/Londen: Routledge, 2010.(Zijn vaste columns op ScienceGuide vindt u op de Amerika-pagina!)

‘In 1994 maakte 11% van de Amerikaanse bevolking gebruik van hetinternet. In de dertien jaar daarop steeg het percentage tot 60.Ofwel: een kleine 150 miljoen mensen ontdekten het internet. InThe Internet and Social Inequalities richten de sociologenJames Witte en Susan Mannon zich op de achterblijvers; op de 120miljoen niet-internetters in de V.S. (en elders) als ook op hen diemaar in beperkte mate gebruik (kunnen) maken van de verworvenhedendie ‘het net’ ons brengt.

De paradox luidt: “the internet is (…) at once an emblem ofa free and open society and an active reproducer and possibleaccelerator of social inequality” (p.3). Met die benaderinglaten de auteurs zien dat ze oog hebben voor de dubbeleongelijkheid die schuilgaat achter het net: ongelijke toegang enongelijk gebruik. Enerzijds is er een groep mensen die zich hetinternet toe-eigent voor het oplossen van veelal werk- ofstudiegerelateerde vragen en die handig gebruik maakt van de velenetwerkmogelijkheden die het internet haar biedt. Anderzijds zijner de offliners en de digibeten.

Met de expansie van het internet in aantal gebruikers, websitesen verstuurde megabytes wordt de oriëntatie steeds belangrijker.Vergelijk DDS (de digitale stad) in 1994 en het veiligeHet Net (1997) met het internet van nu, waarGoogle voor menigeen de eerste stap is geworden op eenvirtueel onbegrensd pad. Onmisbaar voor het vinden van je weg zijn’internetvaardigheden’, net als het hebben van een sociaal netwerkwaarbinnen tips en links worden uitgewisseld.

Aan de hand van statistiek over internetgebruik onder Amerikanenwordt geïllustreerd hoe internetgebruik samenhangt metopleidingsniveau, inkomen en, gevoeliger, ras. Naarmate men hogeris opgeleid, een betere baan heeft en meer verdient, gebruikt menhet internet vaker, is internetgebruik meer gericht op werk enstudie, en is men meer bekwaam in het gebruik van de grotehoeveelheid informatie en diensten die op het internet wordtaangeboden. Lageropgeleiden, werklozen en Afro-Amerikanendaarentegen zijn vaker offline, en als ze het internet opgaanvoelen ze zich minder vaardig en zijn ze het meest geneigd totinternetgebruik gericht op vermaak.

In helder Engels geschreven en goed te volgen voor degeïnteresseerde leek, laten de auteurs zien hoe het vergaren vaninternetvaardigheid een instrument is geworden voor demachtsbestendiging van de (reeds) machtigen in de samenleving(lees: zij met een hoog opleidingsniveau, een goede baan en eenbovengemiddeld inkomen).

Dezelfde groep die het internet in haar voordeel weet tebenutten slaagt er ook beter in om deze internetvaardigheden aanhaar kinderen door te geven, waarmee ze ook de volgende generatievan een mooi toekomstperspectief voorziet. Tenslotte, stellen deschrijvers, draagt de retoriek van de kennissamenleving bij aan eenlegitimering van deze situatie: onder het mom van dekennissamenleving wordt goed gebruik van het internet erkend enbeloond met een hoog salaris.

Tot zover de auteurs.

Wat het boek mist is een kleurrijk narratief. Eengeschiedenis die meer behelst dan ‘eerst hadden we niets, toeniets, en toen ongelijkheid.’ Een interessante vraag zou zijngeweest hoe het internet als militair gefinancierd,wetenschappelijk opgestart ARPANET, later doorCalifornische Hippies aangegrepen als hét toonbeeld van eninstrument voor democratische participatie, is verworden tot eeninstrument van uitsluiting. Daarin slaagt een boek als TheInternet Galaxy van Manuel Castells veel beter.

Voor de lezer blijft het internet nu iets ontastbaars.Verscholen blijven de stroomvretende serverruimtes, de dikkeglasvezelkabels die o.a. de Atlantische oceaan overbruggen, endaarmee blijft een verklaring uit voor de vergaande inspanningenverricht door overheden, bedrijven, en later, particulieren, om’het internet’ te realiseren.

Ook vermijden de auteurs gevoelige, aan ongelijkheid rakende,vragen over de virtuele gemeenschap en haar invloed op ‘echte’gemeenschappen; een kwestie die met recht voeding geeft aan eenlevendig wetenschappelijk en publiek debat. (Zo treffen we HowardRheingold, internetgoeroe van het eerste uur, met zijnoptimistische Smart Mobs aan de ene kant en, met veelgevoel voor dramatiek, Jean Baudrillard’s Simulacres etSimulation aan de andere.)

Het is misschien flauw om te wijzen op onvolledigheden in hetboek, maar het onderwerp geeft daartoe veel aanleiding. Over deongelijkheid in internetgebruik, de digital divide, isimmers al veel bekend. In 1996 stelde toenmalig president BillClinton de kwestie nationaal aan de orde en ook onder George W.Bush zette de V.S. grote stappen richting universeleinternettoegang. Er is een goed onderhouden, tien pagina tellendeWikipedia pagina gewijd aan de kwestie en een zoektocht opGoogle Scholar levert circa 53.000 wetenschappelijkestudies op die handelen over het onderwerp.

Zo bezien schreven de auteurs van The Internet and SocialInequalities vooral een handzame en, zoals gezegd, prettigleesbare, eerste inleiding in het onderwerp. Het belangrijkstelichtpunt daarbij is hun illustratie van de hedendaagse relevantievan klassieke sociologische theorie: Karl Marx, Emile Durkheim enMax Weber passeren alle drie de revue en aan ieders werk wordt eenperspectief ontleend dat de auteurs vervolgens toepassen op hetvraagstuk van internetongelijkheid.

Aan de laatstgenoemde wordt een cultureel perspectief ontleend,de eerstgenoemde vormt de inspiratie voor een conflictperspectiefen op basis van Durkheim’s werk wordt een functionele kijk opinternetongelijkheid ontwikkeld. Zo komen drie oude heren nog eenssamen om hun geslepen blik te werpen op een modernfenomeen. Herdoop het boek ‘Classical Sociological Theoryand the Internet Today’ en ik ben tevree.’

Jonathan Mijs
mijs@fas.harvard.edu

Marijke Kral is één van de lectoren die spreekt op het debatMeesterschap 2. Het debat vindt plaats op woensdag 25 mei 2011 van15.00 – 17.30 uur in het auditorium van de Hogeschool van Arnhem enNijmegen (HAN) in Arnhem. Aanmelden kan via www.han.nl/debatmeesterschap2. Het aantalplaatsen is beperkt, wees er dus snel bij.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK