Van high trust naar low trust in 25 jaar

Nieuws | de redactie
12 juli 2011 | De Hogeschool Leiden bestaat 25 jaar. Onderwijsbestuurders uit MBO, HBO, WO en R&D in Leiden beschouwen samen de ontwikkelingen in het hoger onderwijs. Wat nu aan kennisdeling kan, kon in 1986 beslist niet. “Als ik hoor dat sommigen nu centrale examens voor het HBO als een nieuw idee voor kwaliteitsborging zien… Tja, dat is triest.”

De grootste verandering in 25 jaar Hogeschool Leiden? “Zo’nrondetafelbijeenkomst als deze. Dat wij in deze setting zo’ndiscussie voeren. Dat was 25 jaar geleden ondenkbaar.”

Ton Ouwerkerk was collegevoorzitter van Hogeschool Leiden inhaar begindagen tot en met 2006. Nooit had hij het voor mogelijkgehouden dat hij in 2011 met zo’n gezelschap om de tafel zou zittenom na te denken over de ontwikkeling en de toekomst van het LeidseHBO. Vooral als het gaat om onderzoek in het HBO en hetwaarborgen van kwaliteit worden een paar harde noten gekraakt.

Kloof HBO-WO is kleiner

Ton Ouwerkerk was dus in 1986 al verbonden aan HogeschoolLeiden, maar waar waren de overige Leidse bestuurders die aan derondetafel zitten destijds? Een reeks ontboezemingen zorgt ervoordat ze elkaar even met andere ogen bekijken. Collegevoorzitter Paulvan Maanen vertelt over zijn werk destijds bij de NederlandseBasketbal bond en ROC-voorman Jeroen Knigge over zijn onderzoek aande UvA naar de belevingswereld van kinderen in de ‘tuindorpen’ rondAmsterdam. Agnita Mur, lid van het CvB, blijkt in 1986 hbo stagiairin Brussel te zijn geweest vanuit de Haagse Hotelschool en Lid vande Raad van Toezicht Jan Anthonie Bruijn werkte als patholoog die in zijnspaarzame vrije uurtjes ook nog een proefschrift schreef. “Ik wastoen vrijgezel, dat hielp natuurlijk wel.”

De vergelijking van het HBO in 1986 en 2011 maakt Bruijnpregnant. “In mijn eigen werk zie ik de verandering. We werken metanalisten uit het HBO in ons LUMC-laboratorium. Dat zijn goedemensen. Collega’s die mee veranderd zijn met de steeds hogere eisendie aan ons en ons vak gesteld zijn. Ik ben echt heel content methen.

Dat het verschil tussen de jaren zeer groot is, kwalitatief ook,zie je aan nog iets anders. Inmiddels zijn twee van die mensen bijmij gepromoveerd. Zoiets was vroeger ondenkbaar. Het blijkt datHBO-laboratoriumonderwijs nu wel opleidt voor zo’n vervolgloopbaanin het onderzoek. Dat valt des te meer op, omdat het onderzoek inmijn vakgebied totaal veranderd is in de voorbije twintig à dertigjaar door nieuwe technologieën en inzichten. De hbo’ers komen daarniettemin sterk in mee. Wat HBO en WO doen binnen dekennissector is als concept ook sterk veranderd, de kloof is veelminder groot geworden. Daar moeten we consequenties aan gaanverbinden, lijkt mij.”

Nieuwe academievorming

Paul van Maanen wijst op vergelijkbare ontwikkelingen ‘aan deandere kant’ van het hbo bij de ROC’s. “Wij zijn daar meer en meerop brede disciplines als ‘zorg’ en ‘techniek’ coherenteopleidingsstromen aan het inrichten. Een nieuw soortacademievorming voor professionele domeinen komt van de grond. Maarhet is lastig gemaakt om zulke kwaliteitsdoorbraken en een goedematching van student en opleiding te verwezenlijken.

Neem alleen al de grote verschillen in regelgeving. Zo wordt deborging van de kwaliteit heel verschillend opgevat. De WHW kentandere principes van regelgeving en bestuurlijke verhoudingen dande Wet Educatie en Beroepsonderwijs voor het MBO. En die is weervolstrekt anders dan de Wet VO. De stelsels zijn daardoor opverschillende bestuurlijke en inhoudelijke beginselen gebouwd. Maarmen verwacht van ons als onderwijsinstellingen tegelijkertijd datwij soepel, goed afgestemde doorlopende ‘leerlijnen’ voor jongerenorganiseren. Ga er maar aan staan.”

Een cruciaal verschil stippen ook anderen in het gesprek aan.”We zijn van ‘high trust’ achter de HOAK-nota en de WHW verzeildgeraakt in een ‘low trust’-discussie. De benadering is er veel meeréén van ‘en nu moeten er koppen rollen’, vaak op grond vanincidenten”, zegt Van Maanen. Ook de inspectie en het ministerievan OCW kunnen er niet omheen. “Die moeten ons steeds metdetailkwesties overspoelen vanwege die ‘low trust’-houding.”

Bruijn wijst op de ingebouwde tegenstelling hierin die hemregelmatig frappeert. “We eisen outputprestaties en resultaten alssamenleving, maar regelen het hoger onderwijs op basis vaninput-criteria. Als we echter meer willen sturen op het stimulerenvan ‘de top’ en daar ruimte aan willen geven, dan zullen we minderop input moeten sturen en output-criteria voorop moetenplaatsen.”

Als het de komende jaren die kant op gaat, dan zullenuniversiteiten, hogescholen én ROC’s wel eengemeenschappelijk  gedragen onderwijsconcept moeten kennen,onderstreept Knigge. “Je kunt niet ?exibel zijn als je geenstandaarden deelt. Anders doet iedereen maar wat, dat is eenspannende paradox, steeds weer. Je moet het verschil leren zientussen je gezamenlijke ‘visie’ op onderwijs en de ‘didactiek’. Jekunt in de didactiek van je opleidingsprocessen de docenten veelruimte geven voor zijn eigen werk als je met elkaar de visieduidelijk deelt. En als je daar ook afspraken over weet te maken enelkaar daar ook echt aan houdt.”

Accreditatie en kwaliteitszorg zijn daar volgens Ouwerkerk een?inke externe hulp bij. “Zulke druk van buiten is alleen maar goedom iedereen als organisatie scherp te houden. Dieaccreditaties  mogen ze van mij om die reden ook best nogverder aanscherpen.”

Leren afvinken

Paul van der Heijden zucht hoorbaar. “Ik vind dat ook wel, Ton.Maar het nieuwe accreditatiesysteem is gewoon niet zo goed als devalidering die de visitaties gaven. In die opzet kwamen er goedeverbeterpunten op tafel waarmee de opleidingen verder konden en ookwel moesten. De gesprekken daarover hadden meer substantie dan hetafvinken van voorbereide documenten. Iedereen weet dat deaccreditaties nu zowel procedureel als inhoudelijk tot achter dekomma voorbereid worden. We doen het zo goed, dat scholen van onsleren dat je kunt trainen voor de CITO-toets. Je doet dan vooraldie dingen die voor het afvinken door zo’n commissie de moeitewaard zijn. Zo’n papieren  exercitie is dus niet erginspirerend. Ik kan dat de docenten echter niet overbrengen.”

Maar wat is het alternatief, een goedwerkende interne én externeborging van je kwaliteit? Van Maanen wil in elk geval vaker interntot reviews komen van de geleverde prestaties. “Mij valt de matevaak nog best wel tegen waarin wij met de professies onze visiesover én de prestaties bij de kwaliteit delen. Je hebt meer nodigdan elke zes jaar een soort formeel examen af te leggen.”

“Geef mij maar openbare cursistenevaluaties, per vak”, oppertVan der Heijden. “Dat vinden ze aan Amerikaanse universiteiten heelgewoon. Daar kun je er normaal onderling over praten en docentendie niet zo begaafd zijn serieus helpen verbeteren alsdidacticus.”

Bruijn fronst zijn wenkbrauwen. “Kom zeg, dat doen we toch ook?De klanttevredenheid wordt concreet zichtbaar gemaakt. Voor eenhogeschool is het belangrijk wat de HBO-Monitor laat zien. Wat dealumni in de beroepspraktijk ervaren en met ons delen als zere?ecteren op wat ze uit de opleiding hebben meegekregen iszinvolle informatie. Maar ook bij de borging van kwaliteit moetenwe waken voor de ‘low trust’-benadering, de ‘koppen moetenrollen’-re?ex bij het eerste de beste incident. Als dat de insteekwordt in plaats van de high trust-visie van de HOAK-nota, loopt hethoger onderwijs vast.”

Verongelijkt in een hoekje gaan zitten moet het HBO sowiesoniet doen. “Het veld moet proactief worden. Zeg vooral hoe je hetwél wilt zien, wat je zelf gaat doen. Geef de politiek zelf detools om bijvoorbeeld de kwaliteit beter te borgen. Maak diegezamenlijke diplomagarantie van alle hogescholen concreet en geefdie dan ook af.”

Massale toestroom

Dat de dilemma’s van nu rond kwaliteit, bedrijfsvoering enschaal alles te maken hebben met het  succes van het HBOin de afgelopen 25 jaar erkent iedereen. “Massale toestroom vang jeniet vanzelf op”, zegt Knigge. “Die massi?catie kent het hele hogeronderwijs, wij als ROC ook. Denk niet: er zijn veel mensenbijgekomen, er komt meer geld, we breiden verder uit met groteregebouwen, en dat is het dan. Een opleidingsinstituut en onderzoekin een context van 25.000 mensen vereist meer dan fysieke expansie.Maar het hele bestel, de ?nancieringssystemen en de bedrijfsvoeringzijn nog ingesteld op expansie vanuit veel kleinere eenheden. Is ereen grens aan de groei van de instroom in het HBO en het WO?Daar hebben we het nauwelijks over.”

Mur knikt veelbetekenend en vergelijkt haar ervaringen bijInholland met die in Leiden. “Voordat er zoiets was als Inholland,bestond er een reeks kleinere eenheden in verschillende steden inde Randstad. Inholland kende hetzelfde soort vragen als HogeschoolLeiden. Inholland wilde de krachten bundelen van die kleinereeenheden, vooral aan de achterkant van het primaire proces; bij debedrijfsvoering voor het onderwijs en onderzoek dus.”

“De voorkant, het onderwijs zelf, moest en kon zo kleinschaligblijven. Dichtbij de student, primair op hen gericht, was het idee.’Klein houden!’ werd steeds benadrukt. En eigenlijk doen wij dat inLeiden ook. We hebben nu vijf clusters ontwikkeld, die inhoudelijkverwant zijn en hun eigen onderwijsaanpak moeten kunnenontwikkelen. Maatwerk in de bètahoek met het LUMC ofhightechbedrijfjes, dat is echt iets anders dan maatwerk metjeugdzorg. En wij hebben in Leiden ook zo’n grootschaligeachterkant opgebouwd, waarop elk maatwerkaanbod verder kan. Daarinzit dus geen principieel verschil met bijvoorbeeld Inholland ofFontys.”

Maar waarin dan wél? “Wij zijn meer ruimte gaan geven aan dieclusters om hun eigen aanpak concreter in te vullen. Daar is hetbij Inholland minder goed gegaan. Vanwege de grootschaligeachterkant werd één onderwijsconcept voorop gezet. Dat werd strakontwikkeld en opgelegd. Daar liep het mis.” Knigge: “We zijn dusterug bij het onderscheid tussen de onderwijsvisie die er is om tedelen en de didactiek die er is om ruimte te geven aan de docentenals professionals in hun vak.

Iedereen koekhappen?

Het HBO is in 25 jaar een kenniscentrum metpraktijkgestuurd onderzoek geworden. Al twee hogescholen hebben eeneigen rector benoemd. Moet Leiden ook zo’n ?guur gaan kennen?Rector magni?cus van de oude Leidse universiteit Van der Heijdenkijkt spottend. “Ik word daar niet warm of koud van. Als zo’nfunctionaris iets kan betekenen in zo’n omgeving moet je dat vooraldoen.” Hij vertelt hoe een rector tot 1970 bij de universiteitiemand was als bij een lyceum, de baas van de tent. “Een leraar dieis opgeklommen en als seniordocent meestal ook nog les geeft. Bijons was dat net zo, al was hij dan wel een magni?cus. Dat wel!”

Hij lacht. “Zo’n rector magni?cus werd gekozen, of vaak als’vrijwilliger’ aangewezen, je kent dat wel. Na 1970 kwam er eenCollege van Bestuur met mensen die ook echt moesten gaan besturen.Daarbinnen werd de rector de inhoudelijk verantwoordelijke, de mandie onderzoek en kwaliteit in ogenschouw bleef houden. We doen welvaak of dit de authentieke, historische opdracht van de rector isin het WO, maar eigenlijk is het allemaal heel recent.”

Bruijn schatert om de droge onttovering van deze groteacademische traditie van eeuwen her. “Zullen we ook even nuchternaar de onderzoekstaak van de hogeschool kijken? Die is recent. Nukunnen we twee dingen doen: of de term ‘onderzoek’ di?uus maken,zodat iedereen in HBO en WO kan gaan koekhappen naar hetgeld, de subsidies daarvoor, óf we gaan de eigen identiteit vantoegepast, toepassingsgericht onderzoek binnen het HBOpro?leren. Dat verdient een eigen ?loso?e over het hoe en waarom endat verdient ook eigen parameters van de output. Anders dreigt ervooral vertroebeling en veel overlap. Doodzonde!”

Rector van der Heijden deelt zijn bezorgdheid. “Het is nu albehoorlijk blurry. Wij doen in het wetenschappelijkonderwijs ook onderzoek dat vooral toegepast kan heten. Moeten wede TU’s daarom maar weer, net zoals vroeger, hogescholen gaannoemen? Laten we als universiteiten en hogescholen vooral concreetsamenwerken op die gebieden waar we elkaar in onderzoek goed kunnenaanvullen. Bij de Hogeschool van Amsterdam heb ik als rector van deUvA de eerste stappen kunnen zetten in die richting. Nu, zo’n achtjaar later, kijk ik voorzichtig maar optimistisch naar wat daaruitgaat komen.”

Van Maanen valt hem bij en waarschuwt voor “kopieergedrag” en”gimmicks”. Een rector bij een hogeschool die zelf nog weinigonderzoek of traditie daarin kent, daar voelt hij weinig voor.Liever kijkt hij per kennisdomein van een hogeschool naar “wat jewilt en kunt”. “Je moet lectoraten bewust inzetten op die puntenwaar de beroepspraktijk aan upgrading kan werken. Kijk bij onsbijvoorbeeld naar de jeugdzorg.”

Voorbij Veerman

Kiezen voor een grotere verscheidenheid in de onderwijs-en onderzoekstaken van de hogeschool dus, op basis van eeninhoudelijk pro?el. Dat zit dicht tegen het advies van de CommissieVeerman aan. HBO, WO, het ministerie van OCW, iedereen werkt aanmogelijke implementatie van de denklijnen uit haar rapport. Bruijnspringt er gretig bovenop. “Moeten we die hele pro?leringsoperatieniet écht samen gaan doen, als hogeschool én universiteit? Als ikin mijn vakgebied kijk hoe de Zweedse topinstelling Karolinska datnu al voor elkaar krijgt, zie ik de grote meerwaarde. Trouwens, deZorgacademie van onze hogeschool brengt ook hbo en universitaireopleidingen veel meer bijeen, met het mbo als toeleverancier vannieuw professioneel talent. Ik zou dus zeggen: Trek ‘ Veerman’ naareen hoger plan! Overstijg op grond van de inhoud het binaire, deinstitutionele verdelingen. Of lopen we dan alweer te ver voor dehoop uit?”

Volgens van Maanen helemaal niet. Hij wijst op het Bio SciencePark waar ze broederlijk met allerlei innovatieve, biomedischebedrijfjes nieuwe kenniswerelden veroveren. “Daar zijn we onzepro?elkeuzen wel degelijk samen aan het doen. Maar voeren weals HBO en WO als geheel zo die discussie? Nee, helaasniet. De binariteit blokkeert nog.”

Bruijn laat niet los en noemt Veermans advies nu wel de kans.Van der Heijden vindt dat zoiets van onderop zal moeten komen indat proces van pro?elkeuzes. “Want bestuurlijk en mentaal zit datbinaire in Nederland nog zó diep.” Daar wil ook Knigge het niet bijlaten. “Pro?elkeuzen en afstemming zijn voor de verbinding MBO-HBOveel belangrijker dan het binaire gedoe. Belangrijk voor deontwikkeling van professies, voor de tekorten en snelle transitiesin de arbeidsmarkt. Academievorming van MBO en HBO zullenwe verder moeten versterken om studiesucces en talentbevorderingfors te verhogen. Zo kunnen we mensen sneller en beterkwali?ceren.” Maar het huidige stelsel maakt dit nauwelijksmogelijk”, zucht hij.” En ook Veerman laat het buiten beeld. Allelof, maar dit wezenlijke thema ontbreekt in dat advies.”

Grote plus

Ton Ouwerkerk herinnert er daarom nog eens aan hoe het HBOdit soort obstakels en beperkingen in het denken moest overwinnen.”We hadden voor 1985 een smalle onderwijsopzet. Ik was bijvoorbeeldbezig om voor de verpleegkundeopleidingen te zoeken naarmogelijkheden voor een gemeenschappelijke propedeuse. Nou, daarvoormoest ik mij verantwoorden bij de inspectie. Want of dàt zomaarmocht…”

Totdat die HO-opzet dankzij de HOAK-nota de shredder in ging.”Toen moest iedereen zélf gaan nadenken over wat HBO-onderwijsinhield en dat viel niet mee. We konden de deur van ons lokaal nietmeer dichtlaten voor de ander. En na dat nadenken moesten we zelfaan de slag. Het docentenbestand moest veranderen en zichzelfkritisch bezien. De kwaliteitszorg ging zo naar een hoger niveau,dat was een grote plus. Na de traditie met de visitaties is het numet het werk van de NVAO best goed gekomen. Maar als ik hoor datsommigen nu centrale examens voor het HBO als een nieuw ideevoor kwaliteitsborging zien… Tja, dat is triest.”

Weg met de scheidslijn!

Als je 25 jaar bloei viert, moet je ook 25 jaar vooruit durvenkijken. Knigge ziet een gesloopte scheidslijn tussen de top vanhet MBO en het HBO. “Er zullen dan minder hogescholen enminder ROC’s zijn. Dat vereist kennisdeling, ook de bedrijfsmatigeversterking leidt daartoe.”

Van der Heijden schetst een compleet HO-landschap in dezuidvleugel van de Randstad. “We zijn een regio met drie miljoenmensen waar qua opleiding en topkwaliteit alles aanwezig is.Leiden, Delft en Rotterdam zitten nu al bij elkaar alsuniversiteiten om die beweging samen te maken. Als de Randstad quabestuur, vervoer en zwaartepuntvorming meer durft, is allesmogelijk voor de bevolking en voor bedrijven die zich hoog willenontwikkelen. En ze zal wel móeten.”

Van Maanen valt hem bij. “Al was het maar vanwege het verschilin demogra?e tussen nu en 2035! De gesloopte scheidslijn van JeroenKnigge is alleen al daarom noodzakelijk.” Wie het MBO wilopschalen naar het HBO zal wel moeten. “Met een groteropleidingsaanbod op meer niveaus zullen we de arbeidsmarkt moetenleren bedienen, nu we als bevolking krimpen en mensen langer actiefblijven in meerdere beroepen en levensfasen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK