Geen WC-eend

Nieuws | de redactie
16 maart 2012 | Alexander Rinnooy Kan stapt op als SER-voorzitter. Hij wordt in september hoogleraar economie en bedrijfskunde aan de UvA. Somber zei hij recent: “Nederland is een treurige middenmoter en gaat nu verder afzakken, terwijl om ons heen anderen wel investeringen en visie weten te realiseren.”

Met de KIA-coalitie schreef hij begin 2011 een advies waarinnadrukkelijk gevraagd werd om diepe investeringen in dekennissector teneinde Veerman en de motie-Hamer ook echt waar temaken. Dat kwam hem op kritiek te staan van HAN-lector Frans Nauta,het advies zou meer van hetzelfde zijn en vragen.

Rinnooy Kan was het daar niet mee eens en ook wel een tikje beledigddoor Nauta’s vergelijking met de wc-eend die de wc-eendaanbeval. “Het is echt niet zo dat we alleen maar meer vanhetzelfde vragen! De KIA-partners leveren zelf een bijdrage dieaantoonbaar rendeert. En de prestatie-indicatoren zijn nu zoscherp, dat we elkaar ook echt kunnen en zullen houden aan derealisatie van wat we afspreken.”

LLL gaat niet beter

Die vurigheid bij het bepleiten en verdedigen van het belang vankennisinvesteringen is een constante geweest in het werk van deSER-voorzitter en oud-rector van de Erasmus Universiteit. Wie dehitte van dat vuur zeker heeft gevoeld was Ronald Plasterk. In 2008kwam Rinnooy Kan als SER-voorzitter met een opvallend hard advies aanhet adres van de toenmalige OCW-minister

Tegenover ScienceGuide zei de SER-voorman daar een jaarlater over: “Ik vind het nog steeds goed wat we toen opschreven.Inderdaad hebben we daarin gewezen op een gebrek aan coherentie inhet beleid op sommige punten. Er stonden goede onderwerpen op deagenda, maar hoe die verbonden waren met de actiepunten in hetbeleid riep wel eens vragen op.”

Eén van de punten waar Rinnooy Kan zich toen over uitsprak was de Nederlandse stagnatie op hetgebied van LevenLangLeren, een punt dat juist nu Zijlstra dedeeltijdopleidingen niet langer wil financieren weer op de agendastaat. “Ik denk dat we in elk geval kunnen vaststellen dat dearbeidsmarkt voor oudere werknemers slecht functioneert. Vandaaruit komen er dus geen echte impulsen om LevenLangLeren tot eenvast onderdeel van de loopbaan van mensen te maken. Daardoor gaathet niet beter en blijven de inspanningen op dat terrein min ofmeer stabiel, terwijl de afspraak was dat dit aanzienlijk omhoogmoest.”

Als meedenker heeft Rinnooy Kan veel betekend voor hogeronderwijs en kennissector. Het advies ‘Leerkracht’ was bijvoorbeeldtrendsettend voor de herwaardering van die professie. Hij zat declub voor die dit advies schreef. Dat gold ook voor de commissiedie het BaMa-stelsel uitwerkte en klaarmaakte voor snelle invoeringonder minister Hermans. Als lid van zowel de commissie-Veerman alshet Innovatieplatform was zijn bijdrage van grote betekenis voor deHO-toekomst.

Een treurige middenmoter

Over die toekomst was hij de laatste tijd somber van toon. “Ik kan alleen maar hopen datde regierol van de minister van EL&I beter gespeeld gaat wordendan voorheen gebeurde.” SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan was”bezorgd” over visie en investeringen bij innovatie “De ambitie vande KIA is in deze kabinetsperiode niet realiseerbaar. Nederland iseen treurige middenmoter en gaat nu verder afzakken, terwijl om onsheen anderen wel investeringen en visie weten te realiseren.”

Een symposium van de HBO-raad over het praktijkgericht onderzoekwas voor Rinnooy Kan aanleiding de innovatieve kansen voor het HBOen zijn onderzoek optimistisch te schetsen. Maar over het daarvoorbenodigde beleid lukte het hem niet zijn somberheid te verbergen.”De top 5 ambitie voor ons land kreeg in het parlement de volledigesteun[met de motie-Hamer]. Dat is een opbeurend signaal. Dit moetdan niet bij voornemens blijven en dat is wat nu wel dreigt.”

Net niet minister

Bijna was Rinnooy Kan de minister voor deze sector geweest. Inhet voorjaar van 2010 gaf hij aan die post te willen bekleden in een nieuwe paarsige coalitie,waarin zijn D66 zou meedoen. Die had er ook kunnen komen na deverkiezingen in juni van dat jaar, maar de besprekingen liepenstuk.

Kort daarvoor had de SER-voorzitter een prachtig betoog gegevenover de ambitie van sommige politici om ons land quakennisinvesteringen naar het gemiddelde van de OECD-landen te latengroeien. Die wat sardonische tekst mag bij zijn vertrek nietonvermeld blijven.

Armenië als benchmark?

“Vergelijking van de Nederlandse ambities met het huidige OECDgemiddelde is leerzaam. Zo zou het geen verbazing moeten wekken datonze ambities op de basisvaardigheden van taal en rekenenuitstijgen boven het OECD gemiddelde, en daarmee boven het huidigeniveau in landen als IJsland, Moldavië, Slovenië en Armenië (alshet gaat om basisonderwijs) of  Oostenrijk, Ierland enFrankrijk als het gaat om voortgezet onderwijs.

Ook onze innovatieambities op bedrijfsniveau liggen bovendatzelfde OECD gemiddelde, dat op dit moment gerealiseerd wordt inlanden als Slovenië en Portugal, ook landen die door Nederland tekloppen zouden moeten zijn. Dat doen we dan ook, zij het krap.

Maar elders roept deze internationale vergelijking toch welverrassingen op. Zo ligt de Nederlandse waardering voorondernemerschap qua  ambitieniveau precies op het huidige OECDgemiddelde, en daar treffen wij landen als Hongarije en Malta aan,op zijn minst niet bijzonder eervol gezelschap.

En wat betreft de uitstroom van bètastudenten van hogeronderwijs in totaal ligt het Nederlandse ambitieniveau over 5 jaaronder het huidige OECD gemiddelde, en daarmee onder het huidigeniveau van landen als Italië en Portugal. Zelfs deze bescheidenanalyse geeft hier en daar dus aanleiding tot enigszinsschaamtevolle zelfreflectie.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK