Meer kennissen dan kennis?

Nieuws | de redactie
14 maart 2012 | Veel krimpt, maar sociale media niet. Wat is hun impact op het HO? Op werving, op zorg voor reputatie? Hoe houdt u de student bij en wat levert dat het onderwijsproces op? Prof. Peter Sloep (OU) en Doekle Terpstra kijken vooruit naar het Nationaal Congres Onderwijs & Sociale Media.

In een tijd waarin vrijwel alle markten krimpen, is er éénsector die explosief groeit: die van de sociale media. Dit heeft opverschillende terreinen een grote impact op het hoger onderwijs.Als kanaal spelen ze in toenemende mate een rol in de werving vannieuwe studenten. Maar ook voor reputatiemanagement worden zesteeds belangrijker.

“Een prachtige manier”

Studenten zijn early adaptors van elkaar snel opvolgendenoviteiten, dus ook bij sociale media. Voor professionals inhogescholen en universiteiten is het niet gemakkelijk dit tempo bijte benen en voeling te houden met hun belevingswereld en concretepraxis. Daarbij dient zich ook de vraag aan of en op welke wijzesociale media ingezet kunnen worden in het onderwijsproces.

Deze vraagstukken vormen de aanleiding voor het NationaalCongres Onderwijs & Sociale Media op 31 mei in Diemen. Keynoteszijn er van onder andere Doekle Terpstra en Tracy Playle. Er zijndrie sporen: ‘Communicatie’, ‘Onderwijspraktijk’ en ‘Wegwijs’.

“Ik gebruik Twitter bewust om te communiceren en contact tezoeken met mijn volgers. Het is een prachtige manier om mijn eigencommunity te vormen, vragen te stellen en gesprekken op gang tebrengen,” vertelt Inholland-voorzitter Terpstra. Hij was lange tijdafhoudend en sceptisch over wat sociale media voor kennisdeling enonderwijsprocessen konden betekenen. Nog tijdens de Dag van deExcellentie van ScienceGuide en Sirius in 2010 gaf hijzijn argwaan ruim baan als uitdagende spreker. Daar is hij delaatste twee jaar gans anders over gaan denken. Op het NationaalCongres Onderwijs & Sociale Media deelt hij met vele andereexperts zijn ervaringen en leerprocessen.

Eén van hen is Peter B. Sloep, Professor in Technology EnhancedLearning bij het Centre for Learning Sciences & Technologies(CELSTEC) van de Open Universiteit. Hij leidt daar een Onderzoek-en ontwikkelprogramma naar Leernetwerken. Het onderzoek richt zichvooral op leren en professionele ontwikkeling in genetwerkte,online omgevingen. Ter ondersteuning van het leren in zulkeomgevingen produceert het programma theorieën en inzichten maar ookinstrumenten en richtlijnen.

Het waarom en het hoe van netwerkleren

Peter B. Sloep geeft als voorbereiding op het congres en dedoordenking van het thema hier zijn visie daarop. Het gaat voor hemvooral om ‘het waarom en het hoe van netwerkleren’. 

“Het leren zoals wij dat nu in onze onderwijsinstellingenpraktiseren gaat terug op de tijd van de industriële revolutie.Toen ontstond er behoefte aan grote aantallen werkers die hetmachinepark dat in die tijd ontstond kon bedienen, bouwen enonderhouden. De tot dan toe gebruikelijke opleidingsvormen voorhandwerkslieden, meesters met kleine aantallen gezellen, waren nietgenoeg schaalbaar om in de benodigde grote aantallen tevoorzien.

Vormen van onderwijs die aan ‘broadcasting’ doen, waarbij eenuniforme boodschap aan een qua begingedrag homogene groepleerlingen wordt uitgezonden, waren wel schaalbaar. Dat leidt alsvanzelf tot een situatie waarin onderwijs gelijk staat metkennisoverdracht, docent en leerling functies (en geen rollen)zijn, er aan de poort geselecteerd wordt, getoetst wordt of deeindtermen gehaald zijn.

De tijden zijn veranderd

Uiteraard is er op allerlei manieren aan dit broadcasting-modelgesleuteld waardoor de scherpe kantjes van leren als alleen maarkennisoverdracht eraf zijn gehaald. Maar ons initiële onderwijskenmerkt zich nog steeds door zijn formele karakter. We werken metklassen of collegezalen, met docenten en studenten die wordenbetaald om ‘contacturen’ te maken, met ingangseisen engestandaardiseerde curricula, met uniforme exameneisen. De vraag isof deze vorm van onderwijs de tand des tijds zal kunnen doorstaan.Want de tijden zijn veranderd.

De industriële revolutie kenmerkte zich door massaproductie. Deproductiviteit van arbeiders ging omhoog en de prijzen vanproducten gingen omlaag doordat productieprocessen gemechaniseerdwerden. Recentelijk is daar ook nog de automatisering vanproductieprocessen bijgekomen, hetgeen tot een verdere verhogingvan de productiviteit en verlaging van de prijzen heeft geleid.

Aan die trend is in de westerse wereld een eind gekomen.Althans, de grootste kostenverlaging kan daar nu niet verderbehaald worden door mechanisering en automatisering maar dooroutsourcing van de productie naar landen waar arbeiders goedkoperzijn. Massaproductie is daardoor verhuisd naar niet-westerselanden. Maar nieuwe producten en nieuwe vormen van producerenworden nog wel bedacht.

Mest via GPS

Auto’s waren vroeger opgebouwd uit vooral mechanischecomponenten, maar nu heeft de elektronica zijn intrede gedaan.Mechanische carburateurs zijn vervangen door computergestuurdebranstofinspuitingsystemen. Bemesting van akkerland wordt nu doorcomputers gestuurd, waarbij de afgifte door GPSystemen op de exactelocatie wordt afgestemd. Nieuwe producten worden dus nog steedsuitgevonden. Het is zelfs een economische noodzaak dat dat gebeurt,omdat er aan massaproductie geen geld meer te verdienen is.

Die producten hebben gemeen dat ze kennisintensief zijn. Dat wilzeggen dat interdisciplinaire teams van hoogopgeleide werkers nodigzijn om dit soort producten te bedenken, ontwerpen en ontwikkelen.De westerse wereld is een kennismaatschappij geworden (en voorzover ze dat nog niet is, zal ze dat snel moeten).

Kunnen de huidige onderwijsmodellen de kenniswerkers die we zohard nodig hebben opleiden? Er zijn een paar redenen waarom ik denkdat dat niet het geval is. Een kennismaatschappij vraagt dat weblijvend innoveren. Dat houdt dus in dat we ook blijvend moetenleren, ons leven lang liefst. Maar ons onderwijs gaat er in zijnorganisatie nog steeds van uit dat iemand na zijn 25e isuitgeleerd.

Oude modellen voor nieuwe vragen

Weliswaar denken hogescholen en universiteiten hard na overlevenslang leren, maar ze zijn geneigd daarvoor de besprokenbroadcastingmodellen te gebruiken. Dat kan je overigens niet alleenhen verwijten, ons hele onderwijssysteem inclusief de regelgevingis daarop afgestemd. Maar broadcastingmodellen zijn zeker voor degevorderde kenniswerker niet geschikt.

Waarom niet? Omdat zij inhoudelijk specifieke, misschien welunieke instroomprofielen en uitstroomeisen hebben. Omdat ze zichstudiegewoonten hebben aangemeten die niet noodzakelijkovereenkomen met de werkvormen die de docent hanteert. Omdat zijzich door de noodzaak studie, werk en gezin te combineren niet naarde logistieke eisen van de onderwijsinstelling kunnen voegen -college op dinsdagavond, in een klasje, examen over zes maanden.Kortom, er is behoefte aan onderwijsconcepten die in ten minste dedrie genoemde opzichten flexibeler zijn dan de huidige.

De tweede reden waarom ons huidige onderwijs ongeschikt is ommensen op te leiden tot kenniswerkers is, dat het de voorinnovatief denken benodigde creativiteit doodt. Als je onderwijsziet als kennisoverdracht dan brengt dat de noodzaak met zich meete controleren of die kennis inderdaad is overgedragen zoalsbedoeld. Zo ontstaat er een cultuur van kennistoetsen, waarinfouten bestraft worden en getrouwe reproductie van het geleerdebeloond wordt.

Maar innovatie begint bij creatief denken en dat kan niet zonderfouten te maken. Fouten zijn dan alleen ideeën die bij nader inzienmisschien toch niet zo goed zijn. Maar zulke ideeën zijn nodig opde weg naar ideeën die het wel redden. Er is niets zo slecht voorcreativiteit en innovatie als een cultuur die het afwijken van deregels bestraft.

Wachten tot je gevoerd wordt?

En dat brengt me bij de derde reden. Waar conformiteit beloondwordt en creativiteit bestraft, sneuvelt initiatiefrijk gedrag.Waar kennistransmissie de boventoon voert, nemen leerlingen deafwachtende houding van ontvangers aan. Zij zullen niet op zoekgaan naar kennis om hun nieuwsgierigheid te stillen, ze zullenwachten tot hen gevoerd wordt wat ze geacht worden te weten.

Dat is op zich al slecht, zie het vorige punt, maar erger ismisschien nog wel dat deze afwachtende houding hen in het geheelniet voorbereidt op een bestaan als levenslang lerende.Kenniswerkers moeten voor hun eigen ontwikkeling zorgen, moetenzelf op zoek gaan naar relevante kennis en zich verder bekwamen.Omdat scholen hen daar maar in beperkte mate bij kunnen helpen,zullen zij over de vaardigheid moeten beschikken om hun eigenleeragenda op te stellen en hun eigen leerproces te begeleiden.Daarop bereidt het initieel onderwijs ze nauwelijks voor.

Hoe kunnen we dan wel in de leerbehoeften van dekennismaatschappij voorzien? Het is een bekend didactisch adagiumdat onderwijs moet aansluiten bij de belevingswereld van delerenden. Het huidige onderwijs onderhoudt een moeizame verhoudingmet de verworvenheden van het internet. Dat geldt voor het web 1.0,het informatieweb, omdat daar het concept van geautoriseerde kenniswordt vervangen door dat van de wisdom of the crowds.

Meer kennissen dan kennis

Maar dat geldt zeker voor het sociale web, web 2.0, waarinkennissen een belangrijkere rol spelen dan kennis. Persberichtenover mobiele telefoons die uit moeten bij het betreden van deschool, van instant messaging clients die geweerd worden vanschoolcomputers spreken voor zich. Maar dit sociale web is eendagelijkse realiteit voor de meeste Nederlanders, jongeren enouderen. De tijd ligt niet ver meer in het verschiet waarin hetinternet een nutsvoorziening is geworden, de toegang waartoe deoverheid moet garanderen.

Lopende pogingen om internettoegang tot een mensenrecht tebestempelen, spreken voor zich. Het onderwijs kan deze nieuwewerkelijkheid dus niet negeren. Maar sterker nog, het onderwijs kangroot profijt hebben van het global village dat het internet is ende lage transactiekosten die het biedt voor het ontmoeten vananderen en het vergaren van informatie. Om dat te doen, zal hetechter radicaal moeten breken met het onderwijs zoals we dat nukennen. Het concept van netwerk leren – leren met behulp van onlinesociale netwerken – doet dat.

Details daargelaten, gaat het hier om het ontwerpen vanleeromgevingen waarin leren sociaal en op maat is en eenbelangrijke zelfsturingcomponent kent. Netwerk leren is vooralgeschikt voor kenniswerkers, die zich verder moeten ontwikkelen,maar houdt ook belangrijke lessen in voor de inrichting vanonderwijs aan kenniswerkers in opleiding die initieel onderwijsdoorlopen.

Netwerk leren kan niet bogen op een 150 jarige historie, dezoektocht naar de vormgeving ervan is net begonnen. Bovendien weetniemand hoe het internet en de wereld van de sociale media zichgaat ontwikkelen de komende 10 jaar. Ook in dat opzicht is netwerkleren een project in ontwikkeling. Maar wel een project datnoodzakelijk is als we de kennismaatschappij serieus nemen. Ik durfde stelling aan dat onze welvaart en economisch welbevinden van hetsucces ervan afhangen, niets meer en niets minder.”

Op 31 mei vindt het Nationaal Congres Onderwijs & Sociale Mediaplaats in Diemen, met keynotes van onder andere Doekle Terpstra enTracyPlayle. Download hier het programma.

 

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK