Universitaire bloei

Nieuws | de redactie
26 april 2012 | De universiteiten bloeien. De nieuwste Rathenau-cijfers tonen groei op alle positieve factoren: meer geld van buiten, meer goede vrouwen, scherper profiel, wetenschappelijke prestaties. De ‘werfkracht’ stijgt fors alfa én bèta. Het aantal bureaucraten daalt al tien jaar.

Zorgelijke geluiden en klaagzangen zijn de gebruikelijke muziekin hoger onderwijs land. Gustav Mahlers jeugdwerk ‘Das klagendeLied’ – met groot koor en solisten – zou de nationale hymne kunnen zijn. Dan is het altijd fijn telezen hoe de jongste cijfers en data een opbeurende realiteitschetsen.

Het Rathenau Instituut geeft zo’n verheugend beeld in ‘De Nederlandse universiteiten. Feiten en cijfers 2012’. Dit is eenscience system assessment dat eens in de vier jaar verschijnt.Hierin zijn alle relevante cijfers over structuur, werk, impact enprestaties van het WO bijeengebracht.

Die feiten en cijfers helpen – zoals zo vaak – een reeks mythenen broodjes aap onttakelen. En zij geven nieuwe inzichten endoorkijkjes  naar de realiteit van ons HO-bestel.ScienceGuide biedt een overzicht van de meest saillantepunten.

1.)   Het einde van de dip

De jaren negentig van de vorige eeuw waren een trektocht door dewoestijn, van oase naar oase, voor de universiteiten. De’Ritzen-jaren’ lieten een krimp van studenten zien. Zelfs van hetaantal meisjes, ondanks de wereldwijde trend naar versneldeemancipatie en de opbloei van de kenniseconomie.

De ‘Balkenende-jaren’ vertoonden een regelrechte renaissance. Deopmars van de vrouwelijke studenten werd rap, een onmiskenbaarinhaaleffect van het afknijpbeleid van de paarse periode. Hetaantal jongens dat het WO bezocht herstelde veel trager: pas in2007/2008 waren er meer mannelijke studenten dan in 1990-91. Hetaandeel van de WO-studenten onder de leeftijdsgenoten tussen 18 en25 nam dan ook markant toe. Van een niveau tussen 10 en 11% tussen1990 en 1998 naar 15% in 2011.

Een renaissance was er ook in de geldstromen. De universiteitenslaagden erin veel aantrekkelijker te worden als investeringsobjectvoor maatschappelijke partners. Sinds de paarse periode is de’onderzoeksfinanciering door derden’ ruim verdubbeld naar anderhalfmiljard euro. Met opvallend en opbeurend: een verdrievoudigingvanuit het bedrijfsleven ( €112 miljoen à €344 miljoen) en vanuithet buitenland (€68 miljoen à €203 miljoen).

2.)   Girlpower

Dat na de paarse-dip-jaren voor het eerst vrouwen minister vanOCW werden – Maria van der Hoeven (CDA) en Marja van Bijsterveldt(CDA) – is niet meer dan logisch. De vrouwen hebben het WO gereduit de spiraal omlaag. Het is dan ook geen verrassing, datvrouwen  van formaat het gezicht van de universitaire wereldzijn gaan bepalen: Yvonne van Rooy (UU), Dymph van den Boom (UvA),Pauline van der Meer Mohr (EUR), Rietje van Dam (UL) en hooglerarenals Louise Fresco, Eveline Crone, Hester Bijl en vele anderen, vanKysia Hekster tot en met Eva-Maria Westbroek.

Het aantal meisjes dat het WO opzocht voor een studie daalde na1993 tegen alle internationale trends in en nog meer in strijd methet formele doel van het overheidsbeleid. Het herstel vanaf 1999was zo markant, dat in 2005 hun aandeel 50% was en sindsdien verdersteeg. En niet alleen kwalitatief, bovendien.

Vrouwen domineren waar het studiesucces meetbaar is. 50% van debachelordiploma’s gaat naar een vrouwelijke student, 62% van dedoctorale diploma’s , 34% van de masters en liefst 66% van dewetenschappelijke vervolgdiploma’s. 45% van de promovendi is eenvrouw inmiddels.

Bij het wetenschappelijk personeel blijft het beeld meernostalgisch. Het hoogleraarsambt is in ons land als dat ene dorpjein Gallië waar Caesar – of beter Cleopatra – nog stuit op Asterixen Obelix met hun toverdrank. Het aantal vrouwelijke professorenkwam pas in 2006 boven de 10% van het totaal. Meest recentepercentage: 13,3% (2010). “Te gering om de eerder afgesprokenstreefwaarde van 15 procent in 2010 te halen,” meldt het RathenauInstituut droogjes.

Kampioen is de Universiteit Maastricht: 47,6% vrouwen in hetwetenschappelijk personeel. Rode lantaarn drager is de TU Delft:22,2%.

3.)   Overhead ten koste vankennis?

Een heel couplet van ‘Das klagende Lied’ gaat over deopmars van de managers, over de verstikkende bureaucratie en devele nietsnutten die de plaatsen innemen van de oprechtewetenschappers aan de universiteiten. De Rathenau-cijfers zijnfraai ontnuchterend.

Het aantal ingeschreven studenten steeg sinds 2000 van 166.999naar 241.686. Het aantal fte wetenschappelijk personeel steeg sinds2000 van 21.892 naar 24.321. Het aantal fte ‘ondersteunend enbeheerspersoneel’ daalde sinds 2000 van 20.222 naar 18.646. Dus van1 ‘bureaucraat’ per 8 studenten naar 1 ‘manager’ per 17 studenten.Zoiets heet efficiencywinst en minder overhead, dankzijschaalvergroting.

4.)   Profiel en attractie

Wat betekent de toegenomen toestroom van talent en geld voor hetgezicht van de universiteit? Rathenau berekent op basis van deonderzoeksinzet-data hoe zich de ‘werfkracht’ per discipline heeftontwikkeld. Dit biedt meteen een relevant, feitelijk beeld van hetprofiel van de universiteiten aan de hand van hun prestaties enzwaartepunten. Voor de opstellers van de prestatieafspraken én voorde Review Commissie Van Vught biedt dit dan ook boeiendeinformatie.

In grote lijnen blijkt zowel de wetenschappelijke als demaatschappelijke werfkracht gestegen. Markant gestegen zijn dewetenschappelijke werfkracht in het alfa-domein en demaatschappelijke werfkracht in het bèta-domein, beide met zo’n50%.

De universiteiten hebben de voorbije tien jaar “een lichtespecialisatie” ontwikkeld in hun soorten werfkracht opinvesteringen in kennisproductie. Zo hebben Leiden, de UvA en de UUrelatief bovengemiddeld gescoord bij programma’s als’Vernieuwingsimpuls’ van NWO, in lijn met hun hogewetenschappelijke werfkracht. Van alle universiteiten biedt deRathenau-assessment een indruk van de trends in hun werfkracht enprofielontwikkeling. Een samenvatting daarvan levert het volgendebeeld van profiel en aard van de werfkracht per instelling:

“In tien jaar tijd heeft een lichte specialisatie plaatsgevonden in het type werfkracht van de universiteiten. De TiU ismeer gericht op eerste geldstroom (Onderwijzend); de UvA richtzich op tweede geldstroom (Wetenschappelijk); de TUD is meergericht op derde geldstroom (Maatschappelijk); en de RU richtzich op tweede en derde geldstroom (Ondernemend).

Verschuivingen hebben plaatsgevonden bij de: 

– UL: van Onderwijzend naar Ondernemend

– TU/e: van Onderwijzend naar Ondernemend

– VU: van Onderwijzend naar Ondernemend

– UU: van Onderwijzend naar Wetenschappelijk

– RUG: van Wetenschappelijk naar Onderwijzend

– UM: van Maatschappelijk naar Onderwijzend

– EUR: van Maatschappelijk naar Onderwijzend

– UT: van Ondernemend naar Maatschappelijk

– WUR: van Ondernemend naar Maatschappelijk”

Een volledig overzicht van de Rathenau-cijfers leest u hier


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK