Hoe belangrijk is de docent nog?

Nieuws | de redactie
23 mei 2012 | Wat betekent de digitalisering van het onderwijs voor de rol van de docent? René Boonstra, werkzaam in het lectoraat Digital World van Inholland verkent de impact van Social Media op het het HO. “De docent is niet meer de alwetende man of vrouw. Grootste uitdaging is de kwaliteit van informatie.”

“De mogelijkheden binnen digitale netwerken sturen ons zodanigdat we continu bezig willen zijn met interactief communiceren. Eris een laagdrempelige technologische mogelijkheid gecreëerd om dagen nacht met iedereen in contact te staan en continu bezig te zijnelkaar feedback te geven op de berichten die we achterlaten. Maarwat is nu de impact van alle interactie waar we online mee bezigzijn? Dit artikel bespreekt de verschillende facetten van digitaleconnectiviteit binnen onze samenleving.

Social life style 

Social media zijn voor veel mensen belangrijk geworden om hun”sociale lifestyle” vorm te geven. Hiervoor bestaat er binnen dedigitale netwerken een overzichtelijke gebruikersomgeving met eenscala aan gereedschappen. Er zitten verschillen in complexiteit enfunctionaliteit tussen de verschillende netwerken, maar over hetalgemeen kun je stellen dat een groot deel van de bevolking vrijeenvoudig zichzelf toegang kan verschaffen tot de bekende socialmedia toepassingen. 

Mede dankzij de Smartphonerevolutie is er altijd verbindingmogelijk met de netwerken. Op ieder moment van de dag wordt ergepubliceerd, contact gezocht en gereageerd. Het draait doorlopendom de markt van personen, producten en diensten die we aan onseigen personal brand willen binden. De keuzes die we maken omcontent te delen vinden plaats op basis van: 

–          Verstand(welke verhalen deel je?)

–          Gevoel(wat houdt je bezig en wat ga je tonen?)

–         Expressie (welke stijl en uitstraling bepalen je imago?) 

Veel mensen zijn daardoor een groot deel van de dag bezig methun eigen media ethiek en de bijbehorende dilemma’s, bewust ofonbewust. Welke foto’s wel of niet plaatsen? In hoeverre praat jeover je politieke voorkeur? Wat is “privé” en wat niet? Over welkeproducten praat je die je hebt gekocht? Kan je berichten plaatsendie “tegen het randje zijn”? 

De waarheid wat verdraaien 

Online heeft daarom ook niemand er moeite mee om soms dewaarheid over zichzelf wat te verdraaien om zo op te vallen. Alleendat opvallen is nu juist zo moeilijk binnen een digitaal netwerk.Wat dat betreft kunnen we bijna spreken over sociale massamedia alsje kijkt naar de indrukwekkende gebruikersgetallen van bijvoorbeeldFacebook. ZadieSmith heeft in een artikel in NRC Handelsblad een interessante uitspraak gedaan metbetrekking tot de populariteit van een sociaal platform in relatietot gedrag en onderscheidend vermogen. 

‘Met name Facebook is zo enorm gegroeid (zowel in het aantalgebruikers als de intensiteit waarmee het wordt gebruikt) dat ereen uniforme omgeving ontstaat waarin het er niet meer toe doet wieje bent, zolang je maar keuzes maakt (wat uiteindelijk betekent datje iets koopt). Als het doel is om door steeds meer mensen aardiggevonden te worden, zal datgene wat een persoon uniek maakt steedsmeer vervlakken’ (De generatie-Facebook doet zichzelf tekort: zeverdient zoveel beter, Zadie Smith, 2010). 

Je kunt dus stellen dat social media de lifestyle van iemandstuurt in plaats van dat de lifestyle van een persoon bepalend isvoor het social media gebruik. 

Zijn social media wel zo sociaal? 

Social media zijn oorspronkelijk bedoeld voor het aangaan enonderhouden van sociale relaties. Dit kunnen contacten zijn uit deechte “fysieke wereld”, alsmede de contacten die uitsluitenddigitaal worden onderhouden. 

Over het algemeen genomen hebben de meeste mensen op digitalenetwerken een grote hoeveelheid vrienden of volgers die zij niet ofnauwelijks in het echte leven kennen. Laat staan dat ze daarintensief contact mee hebben. Daarbij moet er ook een verschilworden gemaakt in de manier waarop mensen zich op een netwerkbegeven. Is het een gesloten account waarin slechts een handvolbekenden wordt toegelaten of is het een open account waaringemakkelijk privé contacten en zakelijke relaties wordengemixt? 

Dit zijn twee uitersten van online sociaal gedrag die allebeieen ander principe van socialiseren hanteren. De tweede, openmanier en gemixte manier van netwerken is wat we vandaag de dag depostmoderne nomade noemen. Deze term is geïntroduceerd door Steven van Belleghemin zijn boek TheConversation Manager

‘Van Belleghem omschrijft de postmoderne nomade alszelfverzekerd, expressief en iemand die zonder veel moeite emotiesen ervaringen deelt met anderen. Iemand die zich bewust is van zijnnieuwe status en de macht die hij hiermee in handen heeft. Iemanddie als ervaringsdeskundige zich altijd bewust is van de mogelijkebeïnvloeding door reclame en marketing’ ( Adverteerder maak plaats, hier is de Conversation Manager,Robert Witteman, 2010.) 

Waar Van Belleghem het online gedrag van de hedendaagseconsument omschrijft als iets waar effectief gebruik van kan wordengemaakt door marketeers is er weer een kritische kanttekening teplaatsen als het gaat om de sociale kant. Je kunt ook zeggen dathet sociale gedrag wat we online vertonen feitelijk slechts eengereduceerde representatie is van iets wat we in het echte levendoen. JaronLanier omschrijft dit in zijn boek You arenot gadget als persoonlijk reductionisme.  

‘In informatiesystemen is altijd sprake geweest van persoonlijkreductionisme. Als je je belastingformulieren instuurt moet je jestatus op reductieve manieren bewijzen. 

De meeste mensen zijn zich bij het invullen van hunaangiftebiljet bewust van het verschil tussen de werkelijkheid ende databasegegevens. Maar als je hetzelfde soort zelfreductieuitvoert om een profiel op een sociale netwerksite aan te makenwordt de volgorde omgedraaid. Je vult de gegevens in: beroep,burgerlijke staat en adres. Maar in dit geval wordt de digitalereductie een causaal element dat contact tussen nieuwe vrienden totstand brengt’ (Jaron Lanier, 2010). 

Digitale camouflage

Doordat digitale reductie een causaal verband is geworden datcontact tussen nieuwe vrienden tot stand brengt zijn wij steedsmeer bezig onszelf aan die situatie aan te passen. Dan komen weterecht op een concept van camouflage. Neil Leach is eenarchitect en theoreticus die de camouflagetheorie heeft ontwikkeld. 

Deze theorie geeft een uitleg aan hoe wij ons aanpassen aan dereductionele omstandigheden binnen een digitaal netwerk. Eenbelangrijk uitgangspunt hierbij is dat visuele strategieën deeluitmaken van het menselijk handelen (zowel online als offline). Destrategieën vormen een reactie op de hedendaagse omstandigheden,maar zijn ook bepalend voor de omstandigheden.

‘Wij identificeren onszelf aan de hand van beelden. Ze stellenons in staat te communiceren met de wereld, hetzij door de manierwaarop we ons kleden en presenteren hetzij door de wijze waarop weonszelf in de omgeving “lezen”. Het is niet zo dat de werkelijkheidverloren gaat achter een wereld van simulatie. De simulatie zelf ishet nieuwe interactiedomein geworden. Camouflage wordt hier dusopgevat als een mechanisme waarmee een individu zichzelf een plaatskan geven binnen een bepaalde culturele setting. De functie is nietverhullen, maar een medium te bieden om met anderen in relatie tetreden. Camouflage is een symbolisatiemodus die werkt als een vormvan connectiviteit’ (Neil Leach, 2006). 

Wie niet gezien is is weg (Frans van der Reep,2009)


Een belangrijk gegeven is dat steeds meer bedrijven en organisatieshun social media kanalen voorop stellen in hun communicatiemix.Waar vroeger nog de website leading was zijn het nu de digitalenetwerken die veelal prominent naar voren worden gebracht. Ditheeft tot gevolg dat je sympathie voor een bedrijf of organisatiedirect zichtbaar is.

In plaats van dat je anoniem een site bezoekt moet je zogenaamd”vriend” worden om op de hoogte te blijven. Daarmee gaat direct eenmechanisme in werking waarin expressie en representatie van “degebruiker” een rol spelen in de verbinding die men legt met hetbedrijf of de organisatie.

Voor merken speelt branding een grote rol om dit proces testuren. De beste vergelijking is te trekken met fysiek winkelen. Jeloopt nu eenmaal het liefste over straat met een tasje van jefavoriete merk. Zo ben je ook binnen social media “bevriend” met jefavoriete merk. Stevenvan Belleghem beschrijft in zijn boek The ConversationManager dit proces als merkidentificatie. 

‘Het merk kan een hefboom creëren om conversaties aan tewakkeren. Dat leidt tot een hogere merkperformance. Zodraconsumenten zich identificeren met een merk, ontstaat eenwisselwerking tussen merk en consument. Dat heeft een positieveimpact op de verkoopcijfers’ (Steven van Belleghem,2010). 

Meedoen aan handtekeningenacties 

Ook bij politieke processen speelt een soortgelijk mechanismevan identificatie een grote rol. Hierbij speelt de sociale dwangnog eens extra mee. Denk maar eens aan de digitalehandtekeningenacties voor allerlei ideële zaken. Op het moment dater vele sympathie uitingen zichtbaar zijn zal de druk op hetindividu sterker toenemen om hieraan mee te doen. 

Neem bijvoorbeeld de recente politieke revoluties. Een revolutiewas in het verleden iets waar je toch vooral zichtbaar voornieuwsmedia op de barricades moest gaan staan om gehoord te worden.Vandaag de dag is het virtueel zichtbaar maken van je connectie meteen ideaal (ook al ben je niet actief betrokken bij dat ideaal) alvoldoende om je te manifesteren. 

Een mooi voorbeeld is de Occupy beweging. De Facebookpagina iseen enorm succes getuige de hoeveelheid Likes. Maar of de Facebooksympathisanten daadwerkelijk tot actie overgaan is de vraag. Erzijn bewegingen die twijfelen aan het nut van een Facebook Likevoor de strijd die zij voeren, zoals onderstaand figuur toont. 

LikeFB

Sociale druk of positief effect?

Jongeren voelen een enorme druk en dwangmatigheid om continu tecommuniceren met als doel zichzelf te profileren Dit is gemakkelijkweg te zetten als negatief. Echter, het is ook typisch gedragwaarmee de meeste jongeren al vanzelfsprekend mee bezig zijn. Watdat betreft is er in de loop van de geschiedenis niets nieuws onderde zon. Social media is een belangrijke esthetische expressievormdie net zo van invloed is op stijl, uitstraling en imago als dekleding die we dragen en de apparaten die we gebruiken. 

Het artikel Online Communication Among Adolescents: AnIntegrated Model of Its Attraction, Opportunities, and Risks,gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Journal ofAdolescent Health geschreven door Patti Valkenburg (hoogleraar Jeugd en Media)en Jochen Peter (hoogleraar Media Entertainment),beiden verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, onderschrijftdit. 

‘Verschillende onderzoeken wijzen uit dat voor de meeste tienersonline communicatie een positief effect heeft op hunzelfvertrouwen. En op de kwaliteit van al bestaande vriendschappen.Dat effect is verassend omdat vaak wordt gewaarschuwd voor degevaren van de sociale netwerksites. De relaties die kinderen entieners via die sites onderhouden zouden oppervlakkig zijn. Zezouden met volkomen vreemden kletsen in chatrooms, somscyberpesten’. 

‘De positieve resultaten zijn óók logisch. Als mensen controlehebben over de manier waarop ze zichzelf aan anderen presenteren,vergroot dat het zelfvertrouwen. Op internet kun je jezelf net ietsmooier voordoen dan je bent. Blozen of stotteren is onzichtbaarvoor anderen, op je profielfoto kan je puistjes wegwerken ennonchalance is te faken. Pubers hebben daar het grootste voordeelvan. Via de sociale netwerksite kunnen zij het echte leven oefenen,zegt Valkenburg. ,,Zo leren ze wat ze kunnen doen om positievereacties en complimenten uit te lokken.” Vooral voor jongens van 12en 13 jaar bleek de communicatie via internet belangrijk’ (Via MSN is het fijner kennismaken, SheilaKamerman 2011). 

Evolutie, geen revolutie

Een veelgenoemde reden om social media te gebruiken voorcommunicatiedoeleinden is de lage kosten. Doordat de meeste socialmedia toepassingen gratis zijn te gebruiken denken veelorganisaties dat de kosten ook laag blijven. Dit beeld is veelalonterecht. Wat meestal over het hoofd wordt gezien is dat zodrasocial media serieus onderdeel gaan uitmaken van de communicatiemixdit direct een verplichting geeft die we niet zien bij de inzet vantraditionele middelen. 

Hierbij kon je na het zenden van je boodschap rustig afwachtentotdat je doelgroep eindelijk eens actie ging ondernemen. Bijsocial media begint het echte werk pas na het posten van jeboodschap. Namelijk de conversatieverplichting. Wanneer je nietbereid bent om 24/7 actief te converseren met je doelgroep en jestakeholders, begin dan niet met het inzetten van social mediabinnen je organisatie. Het is volkomen zinloos om allerlei accountsaan te maken op verschillende netwerken en dan maar slechts eenmaalper week informatie te droppen om vervolgens af te wachten of erwat gaat gebeuren. 

Naast het droppen van informatie dien je mensen te woord testaan. Ook als ze op zondagavond om 22.00 uur met een vraag komen.Je doelgroep verwacht dat ze actief betrokken wordt bij jouworganisatie. Het maakt niet uit of je nu een commercieel bedrijfbent of een onderwijsinstelling. De doelgroep wil participeren eneen gevoel van medezeggenschap krijgen om dingen te verbeteren. Ofop zijn minst in de vorm van feedback iets te zeggen hebben overproducten, diensten of informatie. 

Het serieus bijhouden van social media (conversation management)is een beroep geworden waaraan we binnen het hoger onderwijs nietof nauwelijks aandacht besteden. Maar wat verstaan we nu eigenlijkonder conversation management? Het vakblad communicatie heeft in een artikel uitgebreidstil gestaan bij de nieuwe functies in communicatie en socialmedia. 

‘Een conversation manager beperkt zich niet tot die ene websitewaarop ‘de community’ zit, maar speurt naar alle mogelijkeconversaties die rond zijn onderwerp opduiken in blogs, tweets,Facebook-posts, etc. De conversation manager gebruikt discussiestussen mensen op sociale media om marketingcampagnes te lanceren ofte activeren. Hij of zij probeert discussies te sturen en leden vaneen community bij een campagne te betrekken’ (Sociale types, RutgerVahl, 2011). 

De moeilijkheid zit hem in hoe je de online conversatie omzet inconversie. Dat laatste is vaak heel lastig, zoniet onmogelijk, aante tonen. Dat je met social media positieve resultaten kan boekenstaat wel vast. 

De weg naar die resultaten kan nog grillig zijn. Iedere dag leesje wel weer over de een of andere methode of theorie diepretendeert de ultieme gereedschappen aan te reiken om deeffectiviteit van social media meetbaar te maken. Thomas Marzano (creative director bij Philips)zegt hierover in een interview met Adformatie eenaantal dingen die ons dwingen weloverwogen afwegingen te makenvoordat je met social media aan de slag gaat.   

‘We hebben het over een evolutie, geen revolutie. Ik denk dat wedaar nog wel een paar jaar in te gaan hebben. Het hangt echt van jeproduct en services af. Sommige zijn gericht op de onlinegeneratie,daarvoor is de tijd al rijp. Maar in markten als keukenapparatuur,föns, of professionele b2b-appratuur, is online in mindere matedoorgedrongen. We deden vorig jaar onderzoek naar het gebruik vanonline onder radiologen omdat wij in de healthcare veel productenals MRI-scanners maken. De oudere generatie gebruikt online daarnauwelijks. Maar de jongere generatie, die nu in opleiding is,gebruikt het wel heel sterk. In de consumentenmarkt hangt het ergaf van de doelgroep en de productgeneratie. Het kan best tien,vijftien jaar duren voordat social voor iedereen gesneden koek is'(Thomas Twitter, Robert Heeg, 2011). 

Vreemd genoeg heeft het massale gebruik van social media ookweer tegengestelde effecten. Doordat digitale netwerken vaak alsmassamedium worden gebruikt blijven positieve resultaten soms uit.Er is regelmatig sprake van “verkeerd” gebruik. De randvoorwaardenvoor effectief gebruik van social media zijn onder te verdelen inde volgende punten: 

  1. Gerichte communicatie
  2. Continue dialoog
  3. Relevante informatie van en voor de doelgroep
  4. De doelgroep actief laten participeren 

Waar passieve (massa) media geen specifieke eigenschappen hebbenom te kunnen filteren of directe feedback te verkrijgen op eencommunicatie-uiting is heel veel wat je communiceert via dezekanalen in feite te beschouwen als een schot hagel waarvan slechtseen beperkt deel het doel bereikt. Ook bij social media is er veelverspilling van communicatie. Alleen zit dat meer in nuttelozeconversaties dan dat het uitingen zijn die direct geldkosten. 

De sleutel tot succes ligt in het oproepen van participerendgedrag bij je doelgroep. Wanneer het lukt om in te spelen opgemeenschappelijk gedeelde waarden bij die doelgroep zal iedereonline conversatie gelijkgestemden bereiken en uiteindelijkpositieve resultaten opleveren. 

Is kennis nog wel macht?   

Moeten we nog langer strijden tegen mobile devices in de klas ofgaan we onderwijs leveren wat past bij het mediagedrag van dezegeneratie? De hedendaagse student kiest zelf zijn kenniskanalen envult deze waar nodig aan. Digitale kennis is een dynamischecosysteem wat continu groeit en wordt verrijkt. Het grootsteprobleem waar we de komende jaren tegenaan lopen is dat detechnologie sneller gaat dan onze hersenen kunnen verwerken. Watdat betreft zal het onderwijs zich steeds meer moeten richten ophet leren filteren van relevante informatie. Een vak als”verantwoorde crowdsourcing” zou niet misstaan. 

Kortom, digitale netwerken krijgen een steeds grotere impact opde manier hoe we leren. Leren beperkt zich niet meer tot het volgenvan onderwijs op één fysieke plaats. Het apparaat en de softwarewaarmee studenten hun bronnen bij elkaar sprokkelen en hun kennisproberen uit te bouwen zijn misschien nog wel belangrijker gewordendan de docenten. 

Kunnen we dan net als in de reclamewereld stellen dat evenals deadverteerder ook de docent zijn langste tijd heeft gehad? Zo’nvaart zal het ook weer niet lopen, maar er moet wel snel eenantwoord komen welke rol fysiek onderwijs gaat spelen in dekennisopbouw van studenten. De docent is niet meer de alwetende manof vrouw. Grootste uitdaging is de kwaliteit van informatie. Ofmoeten we ook in onderwijsland spreken van content? JeffJarvis neemt in in zijn boek What Would Google Do? een duidelijke stellingin. 

“Alle digitale kennis van de wereld is beschikbaar via eenzoekopdracht. We kunnen hen die willen weten in contact brengen methen die weten. We kunnen studenten linken aan de docent die hetbest bij hen past (misschien wel een medestudent). We kunnenspecialisten vinden op ieder gebied. Een tekst hoeft niet langervastgeroest te zitten op een pagina, maar kan doorlinken naarinformatie en discussie; een tekst kan een product zijn vansamenwerking, bijgewerkt en gecorrigeerd, een tekst kan vragenbeantwoorden en stellen, zelfs zingen en dansen’ (Jeff Jarvis,2009).” 

René Boonstra is verbonden aan de opleiding Communicatie vanHogeschool Inholland Rotterdam als specialist crossmediaconcepting, social media strategie en visuele communicatie. Binnenhet lectoraat Digital World doet René onderzoek naar de relatietussen social media en communicatie. Dit heeft in 2011 geresulteerdin een bijdrage over storytelling met social media aan hetBasisboek Social Media (uitgeverij Boom Lemma).  

Op 31 mei 2012 zal hij tijdens het Nationaal CongresOnderwijs & Sociale Media bij de vestiging van HogeschoolInholland te Diemen samen met Jurgen ten Brummeler (afdelingInholland marketing & communicatie) en Peter van den Heuvel(research fellow lectoraat Digital World) een workshop geven met detitel “Social Media: Marketing of Onderwijs?”.  

Vandaag – woensdag 23 mei – is de laatste dag dat u zichkunt aanmelden voor het Nationaal Congres Onderwijs & SocialeMedia.

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK