Polderen of pieken

Nieuws | de redactie
11 mei 2012 | Wie is er verantwoordelijk voor een ambitieuze studiecultuur, vraagt HvA-lector Marco Snoek zich af na het ASVA Excellentie-symposium. “Samen aan de slag, elkaar uitdagen en oprekken, leren met en van elkaar. Als je je deel voelt van zo’n leergemeenschap, dan haal je het niet in je hoofd om weg te blijven.”

Snoek sprak in het slotpanel van dit symposium, samen met ondermeer NVAO-voorman Karl Dittrich, AUC-decaan Marijk van der Wende enThieu Besselink van het Learning Lab. Zijn reflecties schreef hijnadien nog eens op voor ScienceGuide en leest uhier. 

“Het ASVA Onderwijssymposium op 9 mei in de Brakke Grondin Amsterdam had betrekking op een actueel thema: de overheidstuurt steeds meer op excellentie van leerlingen, studenten,leraren en opleidingen. Hogescholen en universiteiten zijn drukbezig met de implementatie van excellentie- en honoursprogramma’sen door de druk op de arbeidsmarkt voelen studenten steeds meerdruk om zich te onderscheiden van medestudenten. 

Dat laatste zorgde ook voor enige verwarring tijdens hetsymposium: gaat het nu vooral om een manier om je te onderscheidenvan het grauw van zesjesjagers in de collegebanken – en dus omuitdaging voor een selecte groep – of is het doel om een excellentecultuur voor alle studenten te creëren, een cultuur waar je zondervoorbereiding het college niet meer binnenkomt.

Karl Dittrich was ten aanzien van dat laatste wat pessimistisch:je zult er rekening mee moeten houden dat een deel van de studentenandere prioriteiten stelt en dus niet bereid zal zijn zichovermatig in te spannen. 

Het symposium leidde tot een interessante gedachtewisseling overoorzaken van een zesjescultuur, wenselijke oplossingen, voorbeeldenvan good practice en stappen die individuele studenten en de ASVAals studentenvakbond in de komende tijd zouden kunnenzetten. 

Daarbij kwamen een aantal dilemma’s naar boven: 

Controleren of excelleren 

Vanuit zorgen over het niveau van opleidingen en afgestudeerdenwordt in toenemende mate de nadruk gelegd op controle op kwaliteiten prestatie. Vanuit die behoefte aan controle is een sterkeneiging om meetbare minimumprestaties te formuleren, in de vorm vanminimumprestaties van instellingen, minimumeisen aan didactischekwaliteit of kennis van docenten (BKO!) en minimumkennisbases en-competenties van studenten in het hoger onderwijs.

Gevolg is dat alle inspanningen van instellingen, docenten enstudenten gericht zijn op het behalen van dat minimumniveau,waardoor er ongewild snel sprake is van een minimumcultuur. Devraag is waar de prikkels zijn om dat minimumniveau te laten voorwat het is, en te gaan voor het maximum vanuit het perspectief datde sky de limit is.

Niet alle aandacht voor minimaal 1040 uur in het voortgezetonderwijs of 20 contacturen per week in het HBO, maar de vraag hoeje de leertijd kan maximaliseren met de ambitie om er 2000 uur opjaarbasis of 60 uur op weekbasis van te maken. 

Nu is de wereld niet perfect, en een zekere mate van controlezal altijd nodig zijn. Maar een groot probleem is dat controlerengepaard gaat met bureaucratieën die mensen gijzelen. Doordat er een(kleine) groep studenten, docenten of instellingen is die devrijheid en verantwoordelijk niet aankunnen, worden mechanismenbedacht die vervolgens aan iedereen opgelegd worden en de groep diewel uitstekend zorg kan dragen voor zelfsturing beknot en dwingttot calculerend gedrag. 

Polderen of pieken 

Een deel van het probleem is de Hollandse poldercultuur, waar jemet je hoofd niet boven NAP mag uitsteken. De vraag kwam in hetsymposium op of je Amerikaanse competitieve modellen zomaar kuntoepassen in de Nederlandse modder die alles naar beneden zuigt. Dedrang naar gelijkheid verschilt van sector tot sector. Zo hebben inhet HBO sectoren als onderwijs en sociaal agogisch werk veel meerlast van maaivelden, dan economische sectoren waar competitie veelnormaler is. De UvA en HvA nemen schoorvoeten competities op in hunbeleid (docent van het jaar, researchbattles, etc.), maar hetenthousiasme is nog niet breed. 

Terwijl we klagen over een zesjescultuur bij studenten,ontbreekt het in onderwijsorganisaties als geheel aan structurendie uitdagen tot pieken in plaats van polderen. Niet voor nietszijn de onderwijsvakbonden fel tegen prestatiebeloning in hetonderwijs.

Voor docenten dagen de huidige functiebeschrijvingen niet echtuit tot excelleren: termen als passie en bevlogenheid kom je daarniet in tegen, de nadruk ligt op het zorgen dat alle studenten deprogrammadoelen halen en niet op het streven om het maximale uitiedere student te halen. 

Qua carrièreperspectief is wel aandacht voor ManagementDevelopment trajecten, maar voor docenten ligt de nadruk op deBasis Kwalificatie Onderwijs in plaats op Docent Developmenttrajecten. Functieprofielen zoals Docent 1, 2 en 3 onderscheiden zich vooral door taken die niets te maken hebben metde directe interactie met studenten. Een docent die uit elkestudent het beste weet los te maken, komt volgens defunctieprofielen niet direct in aanmerking voor een hogere schaalof carrièrestap. 

Daarmee heeft de hele hoger-onderwijscultuur last van een gebrekaan uitdaging. Dat we in zo’n omgeving het excelleren van studentenniet bevorderen is dan niet verwonderlijk. 

Aanspreken of afwachten

Het is de vraag wie er verantwoordelijk is voor het creëren vaneen excellent leertraject. Als te makkelijk wordt dieverantwoordelijkheid gelegd bij de universiteit, hogeschool, bij deopleiding, bij de docent. Onder die neiging ligt een fundamenteleconsumentengedachte. De student koopt een product en de instellingmoet zorgen dat dat product van optimale kwaliteit is. En gelukkigis er dan nog een externe marktbewaker in de vorm van de NVAO.

Daarmee wordt echter voorbij gegaan van het feit dat leren perdefinitie een interactief proces is, waarin uiteindelijk niet dedocent bepalend is, maar de student. Zoals je een huisarts nietkunt afrekenen op de gezondheid van de patiënt – de patiënt kiestimmers zelf of hij gezondheidsadviezen wel of niet of volgt, of hijwel of niet stopt met roken – kun je een docent niet afrekenen ophet leerresultaat van zijn of haar student. Willen excelleren isimmers een keuze. Wel kun je de docent aanspreken op de mate waarinhij de student uitdaagt tot die keuze en hem daarbijfaciliteert. 

Op het moment dat een student zich onvoldoende uitgedaagd voeltof last heeft van medestudenten die zich niet inspannen, is hetdaarom ook de vraag wie daar actie in moet ondernemen. En wie zichin een slachtofferrol laat drukken.

In het onderwijs is jarenlang de neiging geweest dat docentenmachteloos wachten tot schoolleiders en besturen acties ondernemenen de oplossingen aandragen voor problemen die ze in hun praktijktegenkomen. Tot schoolleiders die onderpresterende docenten die bijiedereen in het team bekend zijn, aanspreken.

Langzamerhand komt daar verandering in. Leraren organiseren zichin beroepsgroepen als de Beroepsvereniging MBO en ontworstelen zichaan het gemopper en de slachtofferrol (Leraren met Lef) en beseffen meer en meer datals ze vinden dat het anders moet, ze daar zelf de belangrijkstesleutels voor in handen hebben. 

Dat ze zelf zwakke collega’s kunnen en moeten aanspreken. Vanstudenten die willen excelleren kan hetzelfde verwacht worden: zelfbinnen de enorme kennis- en inspiratiebanken van hogescholen enuniversiteiten de leermomenten organiseren (via leergroepen,studiegroepen, etc.), zelf inspirerende en bevlogen docenten aanzich proberen te binden, en samen met ondernemende docentenexperimenteren met innovatieve projecten en nieuwe leeromgevingen.En zelf lamlendige medestudenten aanspreken op hun gedrag. Het gaatimmers om jouw leerproces, wat je niet moet laten afhangen vananderen!

Wat stuurt de excellentie?

Tijdens het symposium kwamen verschillende onderwijsmodellenlangs. Jet Bussemaker, rector van de HvA, benadrukte dat we wegmoeten van het ego-gestuurde onderwijs, waarbij de individueledocent zijn individuele hobby beoefent, en Jet en Marijk van derWende van het Amsterdam University College pleitten samen voorprogramma- en team-gestuurd onderwijs, waarbij een teamverantwoordelijk is voor het formuleren van de onderwijsdoelen ende wijze waarop die doelen met studenten bereikt worden,

Thieu Besselink van het Learning Lab pleitte voor een ontwerp- enprojectgestuurde aanpak, waarin studenten en docenten samen eentaai probleem aanpakken en op zoek gaan naar nieuwenog-niet-bestaande oplossingen.

Welk model je ook kiest, als het gaat om het faciliteren vanleren, wat in alle drie modellen toch de bedoeling is, dan moet erin ieder geval sprake zijn van wat de Amerikaanse hoogleraar McCuddy een ontwikkeling-gestuurde aanpaknoemt. Een aanpak die gericht is op de ‘zone van de naasteontwikkeling’ van iedere student, op het ontregelen, het uit decomfortzone halen van de student om die daarmee tot het uiterste tedrijven.

Dat heeft overigens niet alleen betrekking op het gegevenonderwijs, maar ook op de toetsing en beoordeling, want nietsstuurt het leren en het al of niet excelleren zozeer als de wijzewaarop de leerprestaties uiteindelijk beoordeeld zullen worden.Opvallend was dat dit aspect tijdens het ASVA onderwijscongres nogin het geheel niet aan de orde kwam.

Opdreunen of knallen

Naar aanleiding van een presentatie vanuit het AmsterdamUniversity College kwam het vraagstuk van aanwezigheidplicht aan deorde: in welke mate is aanwezigheidsplicht bij colleges wenselijk:leidt het niet tot een beknotting van vrijheid, tot nog grotereordeproblemen bij colleges, en tot een onwenselijke verschoolsingen infantilisering van de universiteit? Marijk van der Wende gafaan dat het een typisch Nederlands vraagstuk is: in Amerika is hetvanzelfsprekend dat je bij een college aanwezig bent, jouw docentis daar immers ook! 

Tegelijk is een klacht van veel studenten dat in colleges hetboek of de reader nog een keer voorgelezen wordt. Het is de vraagwat voor zin aanwezigheidsplicht dan heeft, als het college geen ofweinig toegevoegde waarde heeft. Aanwezigheidsplicht heeft tochaltijd iets van de misvatting in zich dat leren alleen plaats vindtals er een docent aanwezig is die zijn kennis uitstort over deaanwezigen. In het hoger onderwijs van tegenwoordig zijn we diemisvatting toch allang kwijt? 

Toch heeft aanwezigheidsplicht ook zijn goede kanten: het stelthoge eisen aan docenten, ze zullen moeten knallen, aanwezigen ophet puntje van hun stoel moeten laten zitten en hersenen overurenlaten maken. Alleen zo hebben hoorcolleges meerwaarde en dagen zeuit tot excelleren. 

Dat betekent alleen misschien wel dat zowel de docenten alsstudenten dan ook iets meer voorbereidingstijd nodig hebben dan zeop dit moment in veel gevallen hebben of nemen.

Aanwezigheid van studenten en docenten in één ruimte biedt ooknog andere mogelijkheden: leren met en van elkaar. Bij veelonderwijsvormen (bijvoorbeeld bij de AUC, het Learning Lab enmasteropleidingen waar ik zelf bij betrokken ben) staat het creërenvan een leergemeenschap centraal: samen aan de slag, elkaaruitdagen en oprekken, leren met en van elkaar. Als je je deel voeltvan zo’n leergemeenschap, dan haal je het niet in je hoofd om wegte blijven. Dus ook hier gaat het weer om de vraag wieverantwoordelijk is voor het (gezamenlijke) leerproces: de docentof alle deelnemers aan dat proces.” 

Marco Snoek is lector Leren & Innoveren KenniscentrumOnderwijs en Opvoeding HvA


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK