Poolse landdag rond de school?

Nieuws | de redactie
18 mei 2012 | “Wat mag je van iedere leerkracht verwachten?” Die vraag stelde voorzitter van de Onderwijsraad Geert ten Dam zichzelf en de zaal op het 4e Meesterschapdebat. Hoe goed wordt een Pabo-student voorbereid op een klas met dertig leerlingen van allerlei herkomst, met én zonder rugzakjes?

Wat kan en wat mag je van docenten verwachten in de zorg voorleerlingen die wel wat extra hulp kunnen gebruiken? Die vraagdomineert al snel het eerste deel van het vierde Meesterschapdebat,de reeks doordenkingen van ‘het vak’ georganiseerd door de 4ff’en(HvA, Inholland, HU en Windesheim). “De Pabo is een hele moeilijkeopleiding. We doen al heel veel om in te spelen op de zorgvragen inde klas,” vertelt HvA-lector Ron Oostdam.  “Je zult jeverwachting van de school in deze omstandigheden moeten aanpassen.Wat mag je van een team plus leerkracht verwachten ten aanzien vande breedte en diepte van de zorgvragen van bepaaldeleerlingen?”

Volgens Dolf van Veen, lector Grootstedelijk Onderwijs enJeugdbeleid bij Inholland, moet er ook in de zorg die om de schoolhangt iets gebeuren. Het is te versnipperd. “De Zorgadviesteams,die heb ik zelf tot stand helpen brengen als nieuwe vorm vanaanpak. Inmiddels heb ik daar een dubbel gevoel bij. Socialehulpbronnen rond de school zijn belangrijk, maar als het een Poolselanddag wordt …..Als je ziet dat er allemaal netwerkjes zichopdringen aan de docententeams en de scholen,  dan doen weiets niet goed.”

Gedeeld vertrouwen

Volgens Van Veen moeten de hulplijnen veel meer gedoseerd naarbinnen worden gehaald. “In plaats van 10 à 20 netwerken, zie ikliever één klein team dat zich in de school gericht bezig houdt metspecifieke kinderen. Want dat ontbreekt ook vaak in scholen voorzeer moeilijk opvoedbare kinderen. En dan wordt het soms heelmoeilijk. We hebben geen traditie van samenwerking.”

Dat verbaast Geert ten Dam, de voorzitter van de Onderwijsraad.”Hoe kan het dat een leraar het gewoon niet kan ‘handelen’? “Volgens haar raad draait het om een gedeeld vertrouwen tussenouders en de school over de aanpak van de opvoeding. “Gedeeldeverwachting een centrale plaats geven, dat is een belangrijkuitgangspunt van de doordenking hier.”

Ron Oostdam werpt tegen dat voor de basiscompetenties van hetlesgeven, de huidige Pabo voldoende geëquipeerd is. “Vier jaar isvoldoende voor een startbekwaamheid.” Toch ziet de HvA-lector ookdat er in een hedendaagse klas veel wordt gevraagd van de kersverseleraar. De grootstedelijke context van het onderwijs in de Randstadzorgt voor een extra uitdaging. Die diversiteit zorgt voor extrauitdagingen voor docenten. Oostdam vraagt zich daarom steeds weeraf hoe het dan toch kan dat “de ene school het in dezelfdeomstandigheden beter doet dan de andere.”

“Ga terug naar de kern,” betoogt hij tegen deze achtergrond metnadruk. “Laat zien aan studenten hoe je het werk doet.” Het gebruikvan best practices in het onderwijs moet veel meer wordenaangemoedigd en versterkt. Daar voegt Van Veen aan toe: “We moetenhet curriculum nog eens heel goed tegen het licht houden. We mogenhet niet te veel laten versplinteren.”

Bijblijven en onderzoek

Volgens Oostdam moet er daarom veel meer aan bij- en nascholingvan docenten worden gedaan, maar blijkt dat veel scholen daarsimpelweg niet aan toekomen. “Sommige scholen zijn veel beter instaat een actieve relatie met onderzoek aan te gaan en je ziet datdie het dan ook vaak veel beter doen.” Actief samenwerking zoekenmet lectoraten als die van Ron Oostdam en Dolf van Veen lijkt danook het devies.

In het tweede deel van het Meesterschapdebat komt sterk naarvoren hoe belangrijk het is dat het in de onderwijsopleidingenverrichte praktijkgericht onderzoek vertaald wordt naar hetklaslokaal. David Stalpers, docent van de lerarenopleiding bijInholland: “Managers doen te weinig aan de doorvertaling vanonderzoek in het curriculum.” UvA-hoogleraar prof. dr. FolkertKuiken legt daarbij de nadruk op nog een ander cruciaal aspect: eenproces van leven lang leren waarbij de leraar zich moet blijvenontwikkelen. “Er is veel aandacht voor didactische vaardigheden,maar je bent als leraar eigen constant aan het jongleren metverschillende ballen. Oefening baart kunst wat dat betreft.”

Jaap Patist van de Hogeschool Utrecht benadrukt dat het ineerste instantie gaat om een nieuwsgierigheid naar kinderen. “Stapnaar ze toe, hoe neem je ze mee in het leerproces?” Dat soortvragen liggen ook ten grondslag aan de onderzoekende houding.

Volgens Geert ten Dam betekent dat dan wel dat de kennisketenveel dynamischer zal moeten worden om dit proces van een leven langblijven leren goed te faciliteren. “Er moeten bruggen geslagentussen wetenschap en wat de mensen met elkaar in de lerarenkamerbespreken.” Lerarenopleidingen zullen daarom zwaarder moeten wordenin tijd en in intellectuele uitdaging, vindt lector Ron Oostdam.”De kwaliteitseisen moeten scherp gesteld en we moeten goeddefiniëren wat de toerusting is van een beginnend docent.” “Dan is vier jaar relatief kort voor een dergelijkeopleiding,” verzuchtte hij.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK