Helpen de HO-prestatieafspraken de kwaliteit?

Nieuws | de redactie
6 juni 2012 | Wat zijn de HO-prestatieafspraken waard als ze niet direct de kwaliteit impulsen geven? De Vereniging Medezeggenschap Hogescholen kijkt naar onder meer de cijfers over het aantal docenten en ondersteuners. En “inmiddels haalt vrijwel geen enkele voltijdopleiding nog 20 contacturen per week.”

Jan-Willem Bruins, voorzitter van de VerenigingMedezeggenschap Hogescholen, vindt het van groot belang, dat uit deverschillende prestatieafspraken-voorstellen van de instellingenlessen getrokken worden.  Met zijn leden inventariseerde hijonder alle grote hogescholen het effect van de prestatieafsprakenop de onderwijskwaliteit. De uitkomsten daarvan presenteert hijhier en licht ze tevens toe.

Geen cijferfetisjisme

“Het besluit van staatssecretaris Zijlstra om prestatieafsprakente maken met het hoger onderwijs stuitte met name bij bestuurdersop verzet. Begrijpelijk, omdat de prestatieafspraken (bescheiden)grenzen stellen aan de bestuurlijke autonomie. Maar de problemenmet de onderwijskwaliteit in het HBO zijn onderverantwoordelijkheid van de bestuurders van het laatste decenniumontstaan.

De invoering van diverse – inmiddels overal teruggedraaide-onderwijsvernieuwingen, de sterke afname van het aantal academischgeschoolde docenten en de dramatische daling van de hoeveelheidcontacttijd tussen docent en student trokken een zware wissel op deonderwijskwaliteit. Te vaak was de directe onderwijsuitvoeringsluitpost van de begroting.

Diverse onderzoeken tonen aan dat hogescholen nog maar ongeveereen kwart van hun budget aan de contacttijd tussen student endocent besteden. De vorige voorzitter van de HBO-raad heeft dezeproblematiek nooit willen erkennen en de nieuwe voorzitter Thom deGraaf bagatelliseerde de problemen al bij zijn eerstemediaoptredens. Hij deed de wens van Zijlstra om afspraken te makenmet de hogescholen over de verbetering van de onderwijskwaliteit afals ‘cijferfetisjisme’. De Graaf ging met deze opmerking wel erggemakkelijk voorbij aan de kwaliteitsproblemen in het HBO.

Inmiddels hield de staatssecretaris met steun van de voltalligeTweede Kamer voet bij stuk en hebben de hogescholen hun voorstellenvoor de prestatieafspraken ingeleverd bij de Reviewcommissie. 15september worden de afspraken definitief, maar de VerenigingMedezeggenschapsraden Hogescholen (VMH) wilde zo lang niet wachtenen inventariseerde onder alle grote hogescholen het effect van deprestatieafspraken op de onderwijskwaliteit. Vorige week werden deuitkomsten van die inventarisatie aangeboden aan destaatssecretaris.

Contacturen van HBO-student Halbe 

Belangrijke uitkomst van het onderzoek van de VMH is, dat zowelde medezeggenschapsraden als de bestuurders van deprestatieafspraken een positief effect op de onderwijskwaliteitverwachten. Twee samenhangende prestatieafspraken zijn daarbijvooral van belang: de hoeveelheid contacttijd tussen student endocent en het aantal docenten in de directeonderwijsuitvoering.

Het blijkt dat  een aantal hogescholen de contacttijd gaatverhogen in de propedeuse en soms ook in de hoofdfase. HalbeZijlstra vertelde tijdens het gesprek met de VMH op, dat hij zelftijdens zijn studie aan de Hanzehogeschool nog 34 contacturen perweek had en dat een opleiding met minder dan 20 contacturenaangemerkt werd als een deeltijdopleiding. Inmiddels haalt vrijwelgeen enkelevoltijdopleidingnog 20 contacturen per week. Nietteminis het voor de verbetering van de onderwijskwaliteit een positieffeit dat de contacttijd iets omhoog gaat.

contacttijdpropedeuseVMH

Dat vraagt natuurlijk ook om meer inzet van docenten. Met namede prestatie-indicator ‘verhouding onderwijzend personeel (OP)versus onderwijsondersteunend personeel (OOP)’ beoogt hierininzicht te geven. Twee jaar geleden inventariseerde de VMH onderhogescholen deze verhouding OP-OOP al eens en kwam uit op eenverhouding 57%-43%. Omdat een deel van het als OP geregistreerdpersoneel ook werkzaam is in andere functies dan het docentschap,is in werkelijkheid een lager percentage docenten in de directeonderwijsuitvoering werkzaam.

Beter beeld en meer onderzoek

Uit de VMH-inventarisatie van de prestatieafspraken blijkt, datde verhouding OP-OOP inmiddels iets verbeterd is: 59%-41%. Dezetoename is vrijwel volledig toe te schrijven aan het feit dat ermeer docenten werkzaam zijn in de functie ‘onderzoek’.

Uit de nu ingeleverde voorstellen valt af te leiden, dathogescholen het percentage docenten de komende jaren met 4,8% latenstijgen. Ook deze stijging zal gedeeltelijk ten goede komen aan eenuitbreiding van het aantal docenten dat als onderzoeker gaatwerken.

Het is dus de vraag wat het nettoresultaat is van deprestatieafspraken op de onderwijskwaliteit, als er nauwelijks meerdocenten ingezet gaan worden in de directe onderwijsuitvoering. Erzijn bij de nu gepresenteerde cijfers op dit punt grote verschillentussen de HBO-instellingen. Sommige hogescholen hebben geen plannenhet aantal docenten uit te breiden, andere willen het aantal metruim 10% laten stijgen.

Een ruimere inzet van docenten is ook van belang voor een andereprestatie-indicator: het verbeteren van de studierendementen. Dieindicator loopt het risico een nieuwe perverse prikkel te worden,vanwege het risico dat studierendementen verbeterd gaan worden doorde studie ‘minder zwaar’ te maken. Hogescholen zouden ook voor deverbetering van de studierendementen het aantal docenten moetenuitbreiden. Juist op dit punt hadden de hogescholen wel wat meerambitie mogen tonen.”

Jan-Willem Bruins is voorzitter van de VerenigingMedezeggenschap Hogescholen (VMH)


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK