Het komen en gaan van topsectoren

Nieuws | de redactie
13 juni 2012 | EL&I’s topsectoren hebben het zwaar. TNO noemt het bieden van “een toekomstvisie geen overbodige luxe.” Net als de EU mist het “uitgewerkte ideeën en alternatieven over waar Nederland denkt te staan.” Immers, “50 jaar geleden waren de mijnen topsector. Topsectoren komen en gaan.”

De topsectoren kregen onlangs van de Europese Commissie al despijkerharde recensie een ‘grondgedachte’ te ontberen. Nog geenweek later volgden TNO en van het Den Haag Centrum voorStrategische Studies (HCCS) van prof. Rob de Wijk. 

“Een overkoepelende en gedragen toekomstvisie voor de langeretermijn, met uitgewerkte ideeën en alternatieven over waarNederland denkt te staan in 2020, 2030 of 2050, lijkt gegeven deveelheid aan ontwikkelingen die op ons land afkomen geen overbodigeluxe”, stelt hun rapport De Staat van Nederland Innovatieland 2012.

Visie komt niet vanzelf

Het is goed om topsectoren aan te wijzen, maar de overheid moetdefiniëren op welke manier deze topsectoren de problemen van detoekomst gaan oplossen. Die toekomstvisie mag de overheid niet aanhet bedrijfsleven overlaten, stelt het rapport.

“Duidelijk is dat een toekomstvisie typisch tot het publiekedomein behoort, die niet, zeker niet in zijn volle breedte, van hetbedrijfsleven verwacht mag worden. Een dergelijke visie kanomgekeerd wel zeer behulpzaam zijn als motor voor innovatie en eeninstrument bij marktpositionering.”

Mijnbouw als topsector

HCCS-directeur Rob de Wijk zei bij de presentatie van hetrapport dat een topsector “op zichzelf geen garantie voor detoekomst is. Vijftig jaar geleden waren de mijnen absoluut eentopsector. De mijnen zijn nu helemaal weg. Topsectoren komen engaan.”

“Hoewel Europa en Nederland baat hebben bij de onstuimige groeivan de opkomende economieën, lijken de zorgen over detoekomstbestendigheid van ons economisch verdienmodel nietongegrond”, stelt het rapport fijntjes. 

“Deze zorgen hebben deels te maken met de steeds sterkerekennis- en technologie-intensiteit van onze activiteiten, waarbijNederland noodgedwongen steeds verder op schuift naar de kennis- eninnovatiefrontier. Een sterkere kennis- en technologie-intensiteitstelt verstrekkende eisen aan de opleidingsgraad en kwaliteit vanonze beroepsbevolking en het aantrekken van talent van elders.Tegelijk wordt Nederland ook hier geconfronteerd met concurrenten;andere landen lopen hun achterstand op onderwijsgebied in ennestelen zich met ons aan de kennisfrontier. Daarbij moet Nederlandalle zeilen bijzetten om aan die kennisfrontier te blijven.”

Volgens de auteurs moet de overheid zich afvragen hoe flexibelhet topsectorenbeleid kan inspelen op de economische veranderingendie zich in moordend tempo voltrekken. De Wijk: “De concurrentiewordt steeds scherper, en wat zie je in Nederland? De uitgaven aanR&D lopen terug!” Daarbij komt dat in het migratiebeleidnauwelijks op kennis wordt gestuurd.

Ambitie losgelaten

Waar Nederland enige tijd geleden nog naar eenR&D-intensiteit van 3% van het bbp streefde, is die ambitie nuüberhaupt losgelaten. Het feitelijke percentage ligt volgensEurostat in 2008 op 1,63%.

Het rapport zegt hierover:”Hoewel het kabinet een nieuwefilosofie van beleidsinstrumenten introduceert met durfkapitaal(innovatiefonds MKB+), innovatiecontracten in ‘goudendriehoek’-verbanden een belastingaftrek voor R&D kosten is ernetto gezien sprake van een bezuiniging op R&D- eninnovatie-uitgaven door de overheid. De ambitielat voor deNederlandse kenniseconomie wordt met een R&D-intensiteit van2,5% van het bruto binnenlands product in 2020 zelfs lager legdedat de oorspronkelijke en ook nu nog geldende Lissabon-doelstellingvan 3%.”

Premier Rutte zei in reactie op het rapport dat de financiëlemiddelen beperkt zijn: “Helaas is het niet mogelijk om er heel ergveel extra geld in te steken, maar de Nederlandse overheid steektnog altijd zo’n 4,5, bijna 5 miljard euro per jaar in R&D.”

Onvoorspelbare dead weight loss

Los van het feit dat de budgetten in alle Europese landen onderdruk staan, is in dit kader het recenteonderzoek van prof. Pierre Mohnen van UNU MERIT interessant. DeUM-hoogleraar ziet in de Nederlandse R&D-uitgaven zelfs eennetto welvaartsverlies, aangezien bedrijven een fiscaal voordeelontvangen voor uitgaven die zij anders ook wel gedaan zoudenhebben. In economentaal: ‘dead weight loss’.

In het TNO-HCCS-rapport wordt eveneens gezegd dat fiscaleregelingen niet noodzakelijkerwijze tot meer R&D leiden.”Snoeien in bestaande subsidieregelingen heeft meer duidelijkheiden transparantie gegeven, maar ook onzekerheden geïntroduceerd.Immers, aftrekbaarheid veronderstelt het maken van winst, en meerspecifiek fiscale winst. Niet alleen is winst in tijden van crisisonvoorspelbaar, maar ook is vervolgens de inzet op R&Dallerminst gegarandeerd.”

“Waar de gouden driehoek en publiek-private samenwerking alscentraal uitgangspunt gelden voor het nieuwe bedrijvenbeleid,ontbreekt het aan duidelijke over de fiscale RDA+regeling en deinnovatiecontracten.”

Insiders

De kleine start-ups vissen bij dergelijk R&D-beleid steevastachter het net. Het verdelen van de koek volgens de gekozenmethodes gaat de jonge, groeiversterkers in de hightech, creatieveindustrie en andere vernieuwende sectoren niet alleen niet echthelpen, maar hen wellicht zelfs afsnijden van de zinvolleinstrumentaria.

iHet rapport formuleert het zo: “Door te kiezen voor adviezenvanuit de topsectoren kiest het kabinet voor een pragmatischebottom-up invulling van het beleid. De vraag is echter of in detopsectorenaanpak geen onevenredige aandacht uitgaat naar de grotegevestigde industriële partijen, terwijl de veelbelovende nieuwekleine en kwetsbare spelers – die voor de economie van de toekomstmogelijk juist van cruciaal belang zijn – onderbelicht blijven. Erwordt vooral ingezet op huidige en bewezen sterkten – opinsidersenop bestaande markten.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK