‘Onze man bij het EIT’

Nieuws | de redactie
30 juli 2012 | Shell topman Jeroen van de Veer treedt toe tot het Europese Instituut voor Technologie. Eiste hij eerder in Nederland een alomvattende human capital agenda; nu gaat het de bèta-talentontwikkeling naar het Europese plan trekken. “Als we blijven stilstaan, gaan we langzaam dood.”

De visionaire trekker van het Platform Bèta Techniek, lichttevorig jaar bij de opening van het academisch jaar in Leiden toe hoehij ‘leiderschap’ definieert, hoe samenwerking tussenuniversiteiten kan worden vormgegeven en hoe de tekorten aan bètamoeten worden aangepakt. Zijn visie zal goed van pas komen bij hetbepalen van de Europese onderzoeksstrategie en bij de selectie,coördinatie en evaluatie van de Knowledge and InnovationCommunities (KICs). 

Verder wordt het EIT geacht toe te zien op de uitvoering van deStrategic Innovation Agenda (SIA) die de aanzet moet zij voor hetcreëren van 600 nieuwe bedrijven en voor de opleiding van 10.000masterstudenten en 10.000 PhD’s die excellente wetenschap enondernemerschap moeten combineren. Kortom: the right man in theright place. 

Atatürk als inspiratie

“Wat is de essentie van leiderschap? Had of heb ik een model inmijn achterhoofd? Leiderschap is richting geven, inspireren enzorgen voor voortgang in de gewenste richting. En dus is hetnadrukkelijk meer dan ‘iets managen’, want management is vooral hetzorgen voor de voortgang.”

Leiderschapstips uit handboeken kwamen Van der Veer vaak veel tegekunsteld over. “Ik voelde ook weinig aandrang om wat daarbeschreven stond te gaan doen, of om anderen te vervelen met wat ikgelezen had. Ook het lezen van biografieën over leiders kan zeerboeiend zijn. Ik kan u het levensverhaal van Atatürk bijvoorbeeldaanbevelen, maar voor mijn dagelijkse job bood ook ditweinig concrete hulp of handvatten. Daarom kwam al vroeg bij mijop, dat ik beter een eigen model kon ontwikkelen. Een model dat welhelpt en waar ik energie uit krijg. Dit is uitgegroeid tot mijn’van A naar B-model’.”

Voorbij barwijsheden

“A is: ‘waar staan we vandaag’. Die moet je kunnen brengenals een boodschap van ongeveer één minuut over het goede en slechtevan de huidige positie en de vraag of dat goed genoeg is voor detoekomst. Vaak is de aard van deze boodschap: “Ja, je kunt zien dater hard is gewerkt, maar de wereld verandert en als wij nu blijvenstilstaan, gaan we langzaam dood”. U ziet het: geenpowerpoints,geen slides en geen McKinsey analyse maar een korte, simpele,recht-door-zee communicatie.”

“B is: ‘waar we willen zijn, veelal in 2 à 3 jaar’. Waaromen wat is daar fijn aan? Daarbij laat je blijken dat je geluisterdhebt naar alternatieven. Echter, als leider heb je uiteindelijk wel”B” besloten en daar sta je voor. De wezenlijke vervolgvraag is dande volgende: ‘Is het definiëren van A en B dan genoeg?’ Nee.Essentieel zijn ‘next steps’. Als leider geef je aan: wat doen wenu anders vanaf morgen? En wat voor rol verwacht je van de anderenin de komende tijd?”

‘Next steps’ zijn essentieel, volgens Jeroen van der Veer.”Een gesprek in het café, Barrera hier om de hoek bijvoorbeeld, kandat illustreren: ‘De regering is slecht’, zegt stamgast 1 en klinktals positie A. ‘Ze, de regering, zou juist dit en dat moeten doen’,stelt stamgast 2 en klinkt als positie B. Vervolgens komt er geendiscussie over ‘next steps’ en dus ook niets over wat decafégangers er zelf aan kunnen of willen doen. Volgende week in hetcafé voeren zij ongetwijfeld dan hetzelfde gesprek met nieuwedrankjes… Ik zei het al: ‘next steps’ zijnessentieel!”

Gedachten aanpassen aan de feiten

Richting geven is volgens Van der Veer een essentieel aspect vanleiderschap. Het creëren van nieuwe feiten vergt als maaraanpassende gedachten. Van tevoren zal je nooit zeker weten of jesucces zult hebben. Krijgt zo’n leider zijn organisatie mee?

“Wat doe je dan: kop in het zand en volhouden? Nee, probeervroege feiten op de route van A naar B te identificeren en stel devraag of je de richting moet bijsturen – immers: gedachtenaanpassen aan de feiten. En houd in gedachten dat pleasing theboss van alle tijden is. Dus zullen velen in de organisatieliever met feiten komen die de al gegeven richting ondersteunen,dan met feiten die daar haaks op staan. Hier ligt het belangverborgen van het organiseren van ‘ongewenste feedback’ en zovanzelfsprekendheden te kantelen en ter discussie te krijgen. Zokun je nadenken over wat de feiten daarachter zijn. Dát is dus jegedachten aanpassen van waaruit je eventueel een aangepasterichting uitzet.”

Is groter ook beter?

Hoe zou Van der Veers ‘van A naar B’-formule functioneren als jehem toepast op de samenwerking van Leiden, Delft en Rotterdam?Waarom zou een alliantie van ‘drie in de breedte’ beter werken daneen combinatie ‘in de diepte’, als bijvoorbeeld de 3TU? Van derVeer: “De mogelijke brede alliantie zou 55.000 studenten zijn. Alsje top wilt zijn dan valt mij op dat Princeton zo’n 7500 studentenheeft en Oxford en Cambridge zitten beide rond de 20.000 studenten.Maar wil je top zijn, en, zo ja, top in wat, of wil je iets anderszijn?”

“Dat mondt dus uit in de alliteratie ‘we willen weten wat wewillen’. Willen we studenten afleveren die internationaal in de topmeedraaien? Willen we hoog in dewereldwijde rankings genoteerd staan? Of willen we eengrote en breed opgebouwde universiteit zijn die vele studenten vaneen behoorlijk niveau aflevert? Een beetje provocatief gezegd:’willen we Rolls Royce’s en BMW’s produceren of de Toyota’s enKia’s?’ Het is trouwens niet alleen de vraag wat we willenopleiden. Heel belangrijk is wat onze toekomstige maatschappijnodig zal hebben. Zijn dat – om in deze metafoor te blijven – veelBMW’s of een heleboel Toyota’s?”

“Bij het antwoord op die vraag vertelt mijn praktijkervaring mijin eerste instantie wel dat focus, en daarmee dus diepte, in detoekomstige wereld vaak meer zal kunnen lonen dan breed willenzijn. Diepte en focus zijn ook vaak een basis voor samenwerking metbijvoorbeeld het bedrijfsleven, die laatste komen immers voor ietsspecifieks. Wel besef ik dat bij breedte bijvoorbeeld doorcombineren van verschillende studierichtingen ‘Neue Kombinationen’mogelijk zijn. Een makkelijk voorbeeld is de snelle ontwikkelingvan de medische technologie.”

Jeroen van der Veer is primair gefascineerd hoe zo’n keuze voorbreedte of voor diepte tot stand komt. Daarvoor moeten volgens hemallereerst de juiste vragen worden gesteld: bijvoorbeeld welkeafgestudeerde onze samenleving in de toekomst nodig heeft. Zijnadvies, bij welke keuze ook: “Bouw vroege ijkpunten in zodat mentijdig ‘de gedachten aanpast aan de feiten’ als bijvoorbeeld zo’nbrede alliantie toch vragen blijft oproepen. Het helpt dan alsvooraf is afgesproken hoe succes gemeten kan worden. Dan zou ookkunnen blijken dat de verwachtingen toch verschillend zijn. Hiergeldt zoals vaak het beginsel: ‘beter dit vroeg tackelen dangebakken peren te moeten serveren’.”

Bèta’s en de vraag om talent 

“Datzelfde principe geldt voor een tweede fundamenteel thema. Ikbedoel de juiste balans in talentbevordering en de hoeveelheidafgestudeerden in ons land. Ook daar kunnen we er maar beter vroegbij zijn, dan straks met de gebakken te peren zitten. Dreigt datdan? Jazeker, dat dreigt. Recent sprak ik informeel uw rector enwij constateerden bijvoorbeeld dat de natuur- en scheikundigen inLeiden, Utrecht of Groningen uitstekende mensen zijn, maar dat zijmet hun enkele tientallen niet met zeer velen zijn. De psychologendaarentegen zijn met vele honderden aan de universiteitenvertegenwoordigd.”

“Mag ik u en mijzelf dan toch de vraag voor leggen: ‘is dat dejuiste balans voor onze toekomstige samenleving en economie inNederland?’ Voor het antwoord daarop heb ik mij natuurlijkgebaseerd op zo’n ‘van A naar B-model’. In de huidige generatiekiest nu – positie A dus – 2 van de 10 jongeren voor eenbèta-opleiding. Dat is niet veel en zelfs dat is een signaal vanvooruitgang. Want het was enkele jaren geleden nog maar 1,5 van de10. Met name door de toename van de positieve keuzes door jongevrouwen zitten we nu op 2 op de 10 voor bèta.”

“Dat neemt niet weg dat wij het laagste percentage bèta’s vanons soort landen in dit deel van de wereld hebben. Zelfs hetVerenigd Koninkrijk, een sterk dienstenland waar veel maakindustrieverdwenen is, heeft 2,5 op de 10 mensen in bèta, dus een kwartmeer dan Nederland. In het Verre Oosten zijn de feiten nogdramatischer: anders en beter. Daar ligt de verhouding grossomodo op 4 tot 5 van de 10.”

De schrik van het boegbeeld

“Dit was in ons land de situatie die wij kenden in de jarenvijftig van de vorige eeuw ­- de jaren van de wederopbouw. Onthouddaarbij dat het soort bèta’s dat we toen opleidden en nodighadden anders was dan wie wij de komende jaren en decennia moetenzien te vormen. Het gaat dus om veel meer, om heel andere en ook omveel diversere bèta- en technische kwaliteiten en talenten.”

“Daarbij gaat het hier niet alleen om universitaire bèta’s entechnici, het gaat om een brede range van vakmensen enkenniswerkers, van HBO-ers én academici. Weest u er van overtuigden van doordrongen dat alle betrokkenen bij de negen topsectorenvan de Nederlandse economie en het innovatiebeleid bezorgd zijnover het tekort dat nu al of binnenkort bij de bèta’s aan de ordeis. Zelf ben ik een van de zogeheten ‘boegbeelden’ van dietopsectoren en laat  ik u melden dat ik zulke zorgen niet hebgehoord over psychologen of communicatiedeskundigen…”

“Voor een goed draaiende en concurrerende samenleving zullen we3 à 4 per 10 talenten nodig hebben die een bèta opleiding kiezen.Om positie B te bereiken is kortom een toename van meer dan 50procent noodzakelijk. Er is in ons land dus een groot gat, noem heteen forse mismatch tussen wat we opleiden en wat we nodig hebben.Deze situatie is zonder meer ernstig en ik ben bezorgd dat we ditte langzaam aanpakken en te soft de koe bij de horenspakken.”

Belonen voor wat slaagt 

“Wat zijn dan de ‘next steps’ hier? Wat kunnen en gaan wedoen om meer mensen in de bèta-opleidingen te krijgen? Ik wees eral op dat onder regie van het Platform Bèta Techniek we door deinspanningen van de instellingen, scholen, docenten en studenten van 1,5 naar 2 op de 10 zijn gekomen. Reken maar dat zij zichzullen blijven inspannen en dat levert resultaten op.

Maar zij zijn niet de enigen die aan de slag moeten en zullengaan. Ook de groep van ‘boegbeelden van de topsectoren voor deNederlandse Economie’ doet dit. Deze boegbeelden hebben gevraagd omeen onderwijsvisie per topsector te maken. Dit behelst onder meerom vanuit hun domein duidelijk aan te geven wat er moet gebeuren omvoldoende van de juist opgeleide mensen te hebben.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK