Deeltijd snakt naar doorbraak in HO

Nieuws | de redactie
17 oktober 2012 | Terwijl LevenLangLeren meer dan ooit nodig is om bij te blijven voor hoger opgeleiden, halveerde het HO-deeltijdonderwijs. Stoppen dus, afstoten aan de markt? Pieter Cornelissen, HU-programmadirecteur LLL, bepleit een andere doorbraak. Zet in op 3 succesfactoren en pak Zijlstra’s vraagfinanciering op.

“Het belang van hoogwaardigpostinitieel onderwijs, onderwijsvoor professionals in Nederland, kan moeilijk worden onderschat.Noodzakelijk in een kenniseconomie met een groeiende behoefte aanhoger opgeleiden en waar kennis snel veroudert. Tegelijkertijdhalveert in de afgelopen tien jaar de deelname aandeeltijdopleidingen in het hoger onderwijs. Het is dus tijd voormaatregelen. 

Daar was iedereen het over eens op 9 oktober tijdens eenbijeenkomst van zo’n 100 medewerkers uit hogescholen over LevenLang Leren en deeltijdonderwijs. Doekle Terpstra pleitte voor eendoorbraak, anders moesten we dit deel van het onderwijs maar beteraan de private partijen laten. Dat dat niet nodig én niet wenselijkis bepleit ik in dit artikel. 

Kennisveroudering jaagt op 

De SER constateerde  in haar advies in het voorjaar datvoor een goed functionerende kenniseconomie het opleiden van alleende instromers op de arbeidsmarkt onvoldoende is. Daar hoort ook bijhet continu op hoogwaardig niveau (blijven) opleiden vanprofessionals. Dat is niet alleen een macro-economische behoeftevanuit de samenleving, maar ook een concrete vraag van werkgeversén professionals. 

Kennisveroudering, veranderende functies en functie-inhouden eninnovatie van beroepspraktijk voeden die vraag. Daarnaast is er eengrote behoefte bij professionals aan opleiding bij de ontwikkelingin hun loopbaan. Bij voorkeur hebben de opleidingen een civieleffect, dus een vorm van certificering of diploma zodat er ook eenloopbaaneffect is. 

Nederland blijft achterlopen 

De deelname aan postinitiële scholing ligt in Nederlandweliswaar boven het Europese gemiddelde (16,5 % versus 9,1 %), maardat is niet het geval in het hoger onderwijssegment: in ons landnemen 30-plussers aanzienlijk minder deel aan het hoger onderwijs(12 %) dan in andere vooraanstaande kenniseconomieën als Denemarken(30 %), Zweden (35 %) en het Verenigd Koninkrijk (32 %). 

Tevens daalt al 10 jaar de instroom van de deeltijdopleidingenbij hogescholen, grofweg een  halvering in het afgelopendecennium. De belangrijkste reden is dat de primaire focus vanhogescholen gericht is op het voltijdsonderwijs en datdeeltijdopleidingen in het HBO soms nog teveel een afgeleide zijnvan de voltijdsopleidingen en dus niet goed genoeg aansluiten bijde behoefte van de professionals. 

Stilte bij politiek en socialepartners 

In de afgelopen verkiezingscampagne is het thema onderwijs erbekaaid afgekomen. Dat gold ook voor het thema Leven Lang Leren. Inde verkiezingsprogramma’s wordt een leven lang leren wel genoemdbij de meeste partijen, maar concrete voorstellen zijn er vrijwelniet. De uitzonderingen vormen D66 en VVD. D66 wil een sociaalleenstelsel, ook voor volwassenen en de VVD geeft in lijn met hetkabinetsbeleid aan, dat ze meer professional masters wil envraagfinanciering voor het deeltijdonderwijs. 

Toch is de conclusie dat geen van de politieke partijen eenduidelijke visie heeft op de rol van het postinitieel onderwijs bijversterking van de kenniseconomie. Doekle Terpstra constateerdetijdens de bijeenkomst daarnaast ook, en naar mijn mening terecht,dat er geen ‘doorleefde opvatting’ is bij sociale partners overLeven Lang Leren. Dat blijkt ook uit het SER-advies, dat geenbaanbrekende voorstellen of aanbevelingen doet. 

Overlaten aan private partijen? 

De NRTO, de koepel van de private opleidingsorganisaties, heefteerder voorgesteld het deeltijdonderwijs geheel te privatiseren.Dat zou ook nog een mooie bezuiniging opleveren. Het moet gezegd:de private partijen hebben zich enthousiast op de markt van erkendebachelor- en masteropleidingen begeven. Er is echter geen inzichtin de precieze omvang van instroom, aantal en rendement van dezeopleidingen. Partijen willen dat niet openbaar maken. 

Waar private opleidingsorganisaties goed in zijn, isflexibilisering van het aanbod. Maar de primaire focus is en blijftwinst maken. Dat betekent dat ze zich vooral richten op opleidingendie zonder hoge kosten het nodige financieel rendement opleveren.Volgens de NRTO volgt ongeveer driekwart van de deelnemers aanniet-bekostigde opleidingen hoger onderwijs een deeltijdopleidingin de economische sector, waar zonder veel investeringen toch eenflinke omzet kan worden gegenereerd. 

Het overlaten van opleidingen die meer investeringen vergen(zoals in techniek of gezondheidszorg) aan private partijen brengteen groot risico met zich mee omdat private partijen daar niet snelin zullen willen investeren, terwijl de maatschappelijke eneconomische relevantie van dergelijke opleidingen groot is.

Tot slot zal bij privatisering ook de toegankelijkheid tot dezeopleidingen afnemen, omdat deelnemers dan hogere kosten moetenbetalen, omdat niet alle postinitiële opleidingen door de werkgeverworden betaald. 

Drie succesfactoren 

Hogescholen zijn op dit moment nog grote, waarschijnlijk degrootste aanbieders van postinitieel onderwijs op bachelor – enmaster niveau. Niet alleen door hun  deeltijd- enmasteropleidingen, maar ook door hun contractonderwijs. Maar, zoalsgezegd, ze verliezen terrein met name door de daling van studentenin het bekostigd deeltijd-bachelor onderwijs. Wat is er dannodig? 

Er zijn een paar succesfactoren voor hoogwaardig enaantrekkelijk hoger onderwijs voor volwassenen. Ten eerste eengoede afstemming, liefst samenwerking tussen opleiding enwerkgevers of branche, zodat er een goede inhoudelijke aansluitingis op de actuele beroepspraktijk.

Ten tweede flexibele, modulaire programma’s die mogelijkhedenbieden tot versnellen of temporiseren en die aansluiten bijbestaande kennis, vaardigheden en ervaring van professionals.

En ten derde een vorm van het onderwijs waarin wordt uitgegaanvan de werksituatie van de professional en gebruik wordt gemaaktvan blended en e-learning. 

Oplossing 1: opdracht aan de branche: investeer inpostinitieel onderwijs 

Flexibiliteit en aansluiten bij de beroepspraktijk zijn nietnieuw voor hogescholen. Het is core-business. Dat bleek ook op 9oktober. Er werden veel en goede voorbeelden genoemd vanpartnerschappen tussen hogescholen en de beroepspraktijk. 

Wel zullen hogescholen zich specifieker op het postinitiëlesegment van het onderwijs moeten gaan richten. Het vergt tevens dathet opleiden van professionals net zo belangrijk wordt gevonden alshet opleiden van adolescenten tot de startende professional. Hetvergt erkenning dat deeltijdonderwijs vraagt om een andere vorm,inhoud en didactiek van het onderwijs: een andere meer radicalevorm van flexibiliteit, nog dichter bij de beroepspraktijk en eenvolwassenendidactiek die rekening houdt met aanwezige kennis enervaring van professionals. Daar ligt de opdracht voorhogescholen. 

Oplossing 2: Vraagfinanciering helpt 

De andere belangrijke succesfactor is de wijze van financiering.Zijlstra deed daartoe dit voorjaar  een baanbrekend voorstel.Het invoeren van vraagfinanciering voor deeltijdonderwijs metingang van het studiejaar 2017-2018. In plaats van de huidigebekostiging van opleidingen, het invoeren van een beurzensysteem,met als doel de flexibiliteit van het deeltijdonderwijs tebevorderen en daarmee deelname aan postinitiëleopleidingen. 

Private instellingen omarmden het voorstel. Vanuit deinstellingen voor bekostigd hoger onderwijs kwamen vooral bezwaren. Kern van de bezwaren was of de kwaliteit van hetonderwijs gegarandeerd kon blijven, of het vormende aspect van hetonderwijs nog wel gestalte kon krijgen en of het recht op éénbachelor, één master hiermee niet te niet werd gedaan. Detoegankelijkheid van het onderwijs van het onderwijs zou daarbij inhet geding zijn. 

De toegankelijkheid van het deeltijdonderwijs wordt echter niet zozeer bepaald door wet- en regelgeving, maar door de aard envorm van het onderwijs. De invoering van vraagfinanciering grijptin op de huidige financieringsstructuur van het hoger onderwijs enkan juist bijdragen aan de bevordering van de flexibiliteit van hetonderwijs.”

Pieter Cornelissen is Programmadirecteur LevenLangLerenHogeschool Utrecht


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK