Bussemaker geeft visitekaartje af

Nieuws | de redactie
14 november 2012 | Al direct blijkt hoe nuttig het kan zijn een OCW-minister te hebben die recent en dagelijks het hoger onderwijs heeft beleefd en geleid. In haar eerste optreden legde zij meteen een beleidspunt op tafel uit haar HO-praktijk. “Ik wil een ethos van kwaliteitsdenken in plaats van alleen maar papier.”

Het afscheid van NVAO-voorzitter Karl Dittrich bracht Jet Bussemaker tot een reeks observaties over zijn belangrijke werk en de betekenis van kwaliteitszorg via accreditaties binnen het HBO en WO. Zo wees zij er op, dat een zeer wezenlijk aspect van Dittrichs werk en aanpak zijn openheid en gevoel voor de wezenlijke ontwikkelingen binnen hogescholen en universiteiten was geweest. Die openheid daarvoor was haar vooral opgevallen in de wijze waarop hij “de Inholland-casus steeds heeft benaderd en geanalyseerd.”

Er was steeds sprake geweest  van “een scherp onderscheid tussen de vraag naar en analyse van structurele problemen en knelpunten en die naar tijdelijke perikelen, zoals die altijd en overal in universiteiten en hogescholen zich kunnen voordoen.” Dat had ertoe geleid, dat in de discussie over de gebeurtenissen bij Inholland “oog bleef voor de echte vragen naar de kwaliteit en voor de nuance in de beoordeling die juist in zo’n situatie erg nodig is.”

Minder papier, minder zwart-wit

Dat bracht Bussemaker op een beschouwing over de verdere ontwikkeling van het stelsel van kwaliteitszorg en het instrument van accreditatie. Zij verklaarde een warm voorstander te zijn van de introductie van de instellingstoets waarmee een volledige universiteit en hogeschool hun aanpak van de kwaliteitsbewaking en de concrete doorwerking daarvan kunnen laten valideren. “Over die instellingstoets zeg ik daarom ‘ja, mooi!’ Maar daar hoort wel iets bij.”

De nieuwe minister wees er puntig op, dat de introductie van die toets voor een gehele instelling ook beoogd was om te leiden “tot minder papier in heel het proces, vooral bij de accreditaties die we dan per opleiding kunnen uitvoeren. Daar moet het nu dan ook wel echt toe leiden, tot minder papier op dat terrein. Anders levert het wat mij betreft niks op.” Een duidelijke reductie van bureaucratie en formaliteiten op dit terrein heeft bij Bussemaker hoge prioriteit, zo liet zij merken.

Over de heg durven kijken

Daarin sloot zij zeer aan bij de visie die Dittrich de voorbije periode steeds meer ontwikkelde en naar voren bracht, ook in zijn afscheidsinterview met ScienceGuide. Niet de protocollen van het stelsel moeten leidend zijn, maar de groei van een kwaliteitscultuur binnen de universiteit en hogeschool. Bussemaker formuleerde dit in haar eigen woorden zo: “Nodig is dat er een publiek ethos is dat kenmerkend is voor een kwaliteitscultuur binnen het hoger onderwijs. Ik wil zo’n ethos van kwaliteitsdenken in plaats van alleen maar papier.”

Een voorbeeld hiervan noemde zij de openheid tussen docenten en onderzoekers onderling bij het samen denken en verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs. “Er is vaak nog een neiging tot een heg rond elke docent, waar je liever niet overheen moet kijken. Zo’n kwaliteitsethos gaat er vanuit, dat je belangstelling hebt voor elkaar en ook bij elkaar ‘in de klas durft te kijken.’ De kwaliteit van het onderwijs maak je als docenten samen en een open houding naar elkaar is daar een onderdeel van.”

Vindt Raad van State gehoor?

Deze nadruk op een gezamenlijk gedragen ethos en “minder papier” is ook daarom interessant, omdat Bussemakers voorganger Zijlstra vlak voor zijn vertrek nog wetgeving indiende bij de Kamer om tot zwaardere procedures te komen bij de kwaliteitsbewaking in het hoger onderwijs.

Hij zette dit door ondanks een zeer scherp getoonzet, negatief advies van de Raad van State. De Raad stelde vast dat alleen in vier afstudeertrajecten bij Inholland problemen bij naleving van kwaliteitsregels waren ontdekt. Nergens verder was het eindniveau van het HO in het geding gebleken. 

De advisering vanuit de Raad kwam daarom tot de conclusie, dat er helemaal geen aanleiding te vinden of te noemen is om nieuwe wetgeving op dit terrein uit te vaardigen of door te voeren. De al genomen maatregelen naar aanleiding van de casus bij Inholland zijn bovendien in werking, zodat eerst maar eens bezien moest worden of deze niet al afdoende blijken te zijn.

De aanscherping van de accreditaties acht de Afdeling van de Raad ook niet zo noodzakelijk en soms zelfs een – niet erg nodige – inbreuk op de autonomie van de instellingen. De NVAO heeft al de bevoegdheid om panelleden voor accreditaties af te keuren en te doen vervangen, bijvoorbeeld.

Wat zouden de heldere woorden van Bussemaker over de kwaliteitszorg tegen deze achtergrond kunnen betekenen? Desgevraagd werd vanuit OCW tegen ScienceGuide gezegd, dat het wetsvoorstel van Zijlstra nu bij de Kamer ligt, “dus daar kunnen wij nu verder weinig aan doen. De minister kan daar niet zomaar in gaan wijzigen of iets dergelijks.”

Op de vraag wat Bussemaker echter zou doen als vanuit de Kamer de scherpe kanttekeningen van de Raad van State haar voorgehouden zouden worden, bleef men het antwoord nog maar liever even schuldig. De nieuwe minister zou daar ongetwijfeld heel goed naar kijken en dan haar eigen lijn bepalen, zei men met een veel betekenende glimlach. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK