Profilering wordt aangescherpt

Nieuws | de redactie
29 november 2012 | “Veelbelovend” vindt Frans van Vught de eerste oogst van de prestatieafspraken. “Meer dan consolidatie. Keuzes van het HO worden versneld en aangescherpt.” Maar dan moet het nu wel gebeuren, want bij valorisatie en afbouwen van opleidingen zijn HBO en WO nog “amorf.” Zijn monitoring zal dan ook streng worden.

Op het NHOC 2012 presenteerde de voorzitter van de Review Commissie Hoger Onderwijs zijn eerste eigen analyse van de resultaten van de prestatieafspraken van OCW met de instellingen en de beoordeling daarvan door zijn commissie. Van Vught vindt allereerst grote winst, dat alle instellingen uiteindelijk zeer concrete ambities en zwaartepunten hebben opgesteld en afgesproken.

Iedereen concreet

“Iedereen is nu concreet in zijn ambities. Dat zie je in de punten als het hogere bachelorrendement, de tenminste 12 contacturen bij alle instellingen en het feit dat nu bijna alle docenten over een BKO-graad voor het onderwijs zullen moeten gaan beschikken.”

De opbrengsten van de eerste ronde van het proces van prestatieafspraken maken vat Van Vught samen als: “Dit is een veelbelovend experiment gebleken. Onder meer bij de Centres of Expertise in het HBO konden we veel  goede voorstellen zien”. Ook bij de differentiatie binnen HBO en WO zijn belangrijke nieuwe initiatieven aan de orde gesteld. Zo zijn de excellentie trajecten duidelijk versterkt en komen in het HBO specifieke trajecten voor vwo’ers veel meer op tafel. “Veel minder vond ik de aandacht voor de MBO-instroom en ontwikkeling van AD-trajecten”, meldde hij kritisch.

Kleintjes bij de letteren

Profilering noemde Van Vught “wel echt kiezen en dit betekent ook het afbouwen en meer dan verschuiven van aanbod van opleidingen.” Hij stelde vast dat dit “nog relatief gering” geschiedt. In het WO wel bij een serie “kleintjes bij de letteren” en in het HBO “door herordening die in enkele sectorplannen al was afgesproken.”

De Review Commissie wil dat de instellingen concreter en daadkrachtiger tot keuzes gaan komen, zo bleek. En zij gaat dit monitoren in jaarlijkse voortgangsrapportages en een midterm-review, die de komende jaren de universiteiten en hogescholen zullen moeten opporren de ingezette koers en aanpak ook echt waar te maken.

Zowel bij WO als HBO is bij het onderzoek tot stevige zwaartepunten afspraken gekomen, stelde van Vught in elk geval nu reeds vast. De Centres of Expertise laten dit zien, maar ook de concentratie op eigen sterke punten in het WO, vaak sterk gericht op de topsectoren en de grote R&D-thema’s  van Europa. Bij het criterium van de valorisatie van kennis noemt Van Vught “de uitkomsten toch nog amorf. Soms is men zeer bewust daar mee bezig, maar sommige instellingen zijn ngo nauwelijks daar bewust opgericht.”

Afkeuringen kunnen, maar nu niet zinvol

Hij bevestigde dat er gedurende het proces van de eerste ronde van toetsing van voorstellen “aanleidingen zijn geweest om bij instellingen een negatief oordeel uit te spreken over prestatieafspraken van sommigen.”

“Dat betrof zo’n vier van hen. Het effect van de dialoog die wij met alle HO-instellingen hebben gevoerd, was dat hier kritisch op doorgevraagd kon worden. Dat leidde er dan toe dat zij met meer en betere informatie kwamen. Ons ging het er om, dat er zo goed mogelijke voorstellen kwamen in plaats van dat het er om ging dingen te laten afkeuren.”

Toegroei naar een integraal lichaam?

In dit licht pleit Van Vught voor een toegroei  naar het integreren van evaluatieprocessen die op het niveau van het HO-stelsel, naast dat van de instellingen en opleidingen specifiek, steeds belangrijker worden. Hij wijst op zijn eigen ervaringen in Hongkong, waar hij adviseert over de investeringen in de HO-infrastructuur.  

Daar heeft men de toetsing van de HO-profilering en de accreditatie van instellingen “binnen één traject georganiseerd. Dat vind ik een goed idee. Dat geldt ook voor het proces van de beoordeling van de macrodoelmatigheid van  het HO-aanbod. Dit moet men bij elkaar brengen en integraal beoordelen.” De totstandkoming van een Hoger Onderwijs Autoriteit staat daarmee opnieuw op de agenda.

Al eerder dit jaar kwam aan de orde dat de ‘reviewcommissie Van Vught’ de opmaat naar een blijvender stelsel van validering, monitoring en geldtoewijzing voor de profielen en zwaartepunten in HBO en WO in zich draagt. Zo’n opzet met een nieuw, geïntegreerd lichaam voor kwaliteitsbekostiging  riep toen al vragen op.  Is dit niet alleen voor de koepels en instellingen een gevaar, maar zet ook de Kamer haar positie en het primaat van de politiek dan niet op het spel?

Een soort Raad van Cultuur?

De HBO-raad wees bijvoorbeeld op een dreigende analogie van Van Vught met de Raad voor Cultuur. Destijds voor Halbe Zijlstra bedoeld als afschrikwekkende gedachte, maar in een nieuwe politieke constellatie zou dit kunnen veranderen. Ook deze raad adviseert bewindslieden onafhankelijk over kwalitatieve prestaties en ambities en trekt daar financiële conclusies bij.

De reviewcommissie zou in dit model een soort Hoger Onderwijs Autoriteit en ‘funding council’ worden, die de toetsing en geldverdeling voor de kwaliteitsbekostiging in het HO moet organiseren. De minister maakt – bijvoorbeeld ook in het UK – een bestuurscontract over deze uitvoeringstaken en informeert de Kamer over de uitkomsten van het werk. Zo is de procesregie rondom de kwaliteit en de investeringen daarin belegd bij een objectieve, bestuurlijke gemandateerde partij.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK