VVD: meer Bildung, minder economie

Nieuws | de redactie
22 november 2012 | Onderwijs moet kennisoverdracht en voorbereiding op de arbeidsmarkt relativeren en tegelijk verrijken. De VVD-denktank ‘Teldersstichting’ wil dat overheid en kennissector veel meer inzetten op ‘Bildung’ in 21e-eeuwse zin. Elke werknemer moet brede basis en brede vorming gaan verbinden.

Een commissie onder leiding van prof. Jan Anthonie Bruijn legt voor de liberalen en de discussie in hun kring een opvallende omwenteling in het denken over het onderwijs op tafel. Bruijn en de zijnen pleitten voor meer accent op de “menselijke factor” naast de dimensies kennisoverdracht en “het bijbrengen van vaardigheden.” Daarin
moeten voor de komende decennia essentiële “21st century skills”, denkvermogen
en “empathische aspecten” van vorming en karakterontwikkeling voorop staan.

Veel verder dan de arbeidsmarkt

Het rapport ‘Onderwijs: de derde dimensie’ bouwt deze visie voort op een analyse die belangrijke wortels hiervan juist in het werk van liberale denkers over maatschappij, economie en cultuur aan het licht wil brengen. De nieuwe nadruk op ‘Bildung’ wordt zelfs visueel voorop gezet. Een portret van de Pruisische minister en geleerde Wilhelm von Humboldt (1767-1835) gaat vooraf aan het voorwoord.

Het rapport zegt het kernachtig: “de relevantie van het onderwijs reikt veel verder dan de
arbeidsmarkt.” Het ondersteunt op zichzelf wel degelijk economische aspecten van de samenleving en het individu, maar het “zou niet primair, laat staan exclusief, op die doelen gericht moeten zijn”. Verheffing van mensen als mens is dan ook een centrale opdracht van het onderwijs en deze gedachte acht de commissie ook uit economisch en arbeidsmarkt opzicht essentieel.

Daarmee brengt men een liberale variant van het veelal als sociaal-democratisch gepercipieerde idee van de volksverheffing nadrukkelijk in het debat. In deze verheffing moet het Bildungsideaal als derde dimensie voluit tot zijn recht gaan komen. Maar dit moet niet retrospectief worden beschouwd of ingevuld, maar zich richten op optimale participatie “gedurende de komende decennia” en “in alle aspecten van het leven”.

Retrospectief beleid

Die 21e-eeuwse Bildung is daarom te verrijken “met een meer modern concept van 21st century skills waarbinnen  – sterker dan nu – de nadruk is gelegd op empathische aspecten.” Begrijpen wat en waarom dingen gebeuren of veranderingen aan de orde zijn, zijn belangrijke voorbeelden daarvan.

Feitelijk zegt de commissie dat juist in het onderwijsbeleid van de voorbije periode –juist ook vanuit de VVD- een op het verleden gerichte blik leidend is geweest.  “Tot nu toe vooral retrospectief te werk” ging men hierin. Zo is bij de analyse van de economische belangen en drijfveren en van de arbeidsmarktaspecten van het onderwijs veelal “in het beste geval het beleid daadwerkelijk op het heden gericht” gebleven.

Dat heeft “tot nu toe steeds aanvaardbaar uitgepakt,” want men stelt vast dat alle serieuze, ook internationale analyses laten zien dat het Nederlandse onderwijs op alle
niveaus goede prestaties levert. Maar gelet op de omwentelingen in de wereld, in wetenschap, economie, technologie en internationale verhoudingen komt de vraag op tafel “of we ons een dergelijke aanpak nog wel langer kunnen permitteren. “Nee,” zegt Bruijn met zijn collega’s. En geeft daarom “een aanzet om met die praktijk te breken.”

Eigentijdser visie van overheid

Het rapport analyseert dat economie en samenleving juist door deze omwentelingen breed gevormde, actieve mensen behoeven. Een beperkte toespitsing op kennis of vaardigheden
voldoet hier niet, al is hun basis onverminderd van belang. Op alle niveaus, van PO tot en met HO moet de Bildungsopdracht centraal komen te staan. Dat raakt ook het beroepsonderwijs, waarover men beslist niet verouderd denken moet ten aanzien van het daar te vormen vakmanschap.

“Ongeacht de aard van het werk dat men doet” vereist “de wereld van morgen” juist werknemers en professionals met “een brede vorming en ontwikkeling.” Internationalisering, technologische revoluties, diversiteit en de snelle ‘veroudering’ van kennis en verwerking daarvan vereisen dat het onderwijs aan allen zich hier op gaat
richten.

De overheid wordt daarom vlijmscherp aanbevolen haar visie en beleid eigentijdser  te laten zijn. “De wettelijke verplichting ‘actief burgerschap en sociale integratie’ te bevorderen” is bijvoorbeeld alles behalve voldoende grondslag voor zo’n visie op de noodzaak van Bildung. Ook moet de neiging kwaliteit van onderwijs aan meetbare uitkomsten te koppelen  tegen gegaan worden. Die verschraalt eerder die kwaliteit als de Bildungsdimensie zo wezenlijk is.

Wat en hoe en doorschieten

“Onderwijs dreigt geïnstrumentaliseerd te raken” en “ontoereikend uitgeruste burgers” op te leiden, als men op die manier naar kwaliteit blijft kijken en deze alleen zo evalueert en meet. Bruijn waarschuwt in dat verband ook voor een al te simpele opvatting van het onderscheid tussen ‘wat’ en ‘hoe’ zoals de commissie-Dijsselbloem opvoerde. Ook bij ‘wat’ “moet de overheid ervoor waken niet teveel te willen doen. ‘Wat’ schiet namelijk al snel door naar ‘hoe’.”

In plaats daarvan moeten overheid, onderwijs en maatschappelijke partijen zowel de ‘Ausbildung’ als de ‘Bildung’ tot bloei brengen. Uiteindelijk is het zaak van de te vormen scholier en student om hier zelf “zich daadwerkelijk te ontwikkelen”. De student is toch
vooral “eerder bestuurder dan passagier” van de ontdekkingsreis van het onderwijs en zijn eigen Bildung. De grondige basis hiervoor in het onderwijs moet de overheid garanderen. “Het is aan de staat  om de kwaliteit van het onderwijs op die terreinen te borgen.”

Leraren cruciaal, stelsel minder

Dat de lerarenopleidingen hier een cruciale betekenis toekomt is in het rapport helder. Dat geldt echter ook voor de internationalisering van alle processen en ‘ontmoetingen’ waar het
onderwijs toe dient. Ook curricula zouden “in internationaal verband” ontwikkeld moeten worden en hierin moet de overheid willen investeren.

De onderwijsinstellingen komen als autonome organisaties in het stuk niet vaak aan de orde. Hun autonomie wordt als een gegeven en pluspunt voor de kwaliteit opgevat. Wel moeten zij zelf én van de overheid veel meer ruimte tot variëteit in hun ontwikkeling krijgen. De eisen aan hun kwalitatieve resultaten moeten zij veel meer verscheiden kunnen invullen. De kansen dankzij de technologie én het streven naar meer accent op Bildung maken dat bovendien ook veel logischer.

De overheid moet de experimenteerruimte in haar regelgeving veel guller en aanmoedigender aan de instellingen laten. Scholen kunnen dan een proactief beleid ook concreet oppakken en invullen. De inzet van technologische mogelijkheden via concepten
als open education en dergelijke biedt hier veel ruimte, die ook gebruikt moet worden. “Grote stelstelwijzigingen” moet men daarom vermijden.

De docenten moeten hierbij uitgedaagd worden tot optimale professionele ontwikkeling. Projecten als ‘Eerst de Klas’ en andere vormen van rijkere carrière perspectieven zijn
daar behulpzaam bij. Overheden moeten alleen niet denken dat zij met maatregelen de status van het vak in de samenleving kunnen ophogen. Dat kan alleen als de sector zelf voldoende getalenteerde mensen naar het leraarsvak weet te trekken, onder meer door zulke programma’s. die moeten daarom ruimte en tijd krijgen, dan “gedijen ze het best”.

Prof Jan Anthonie Bruijn zal als keynote spreker op het Nationaal Hoger Onderwijs Congres op 26 november a.s. zijn visie op de ontwikkeling van het hoger onderwijs en het eigentijds ‘Bildung’ concept nader uiteenzetten en de discussie daarover aangaan. Mis hem en het niet! Het gehele programma van het Nationaal Hoger Onderwijs Congres 2012 is hier te vinden. Aanmelden kan hier


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK