Schoonheid OU werd dogmatiek

Nieuws | de redactie
24 oktober 2012 | Het is een prachtige instelling, maar wat moeten we er nog mee? De Open Universiteit staat voor een ‘reinvention’. Lukt deze en wat betekent dan de opschorting bij de prestatieafspraken? Wil de VVD nog steeds een OU-verkoop? Voorzitter Sander van den Eijnden legt zijn kaarten op tafel.

De OU is “een echte universiteit, want ook bij ons duurde het even voor studeerbaarheid belangrijk werd.” Dit grapt de nieuwe voorman, die na OCW en de Nuffic een meer on-Haagse uitdaging heeft gevonden. Het heruitvinden van die ‘echte universiteit’ gaat niet vanzelf en na het neerbuigende betoog van de Commissie Veerman over de OU staat haar bestaansrecht ter discussie.

De VVD lijkt nog verdeeld over de raison d’être. Anne-Wil Lucas pleit voor de ultieme kwaliteitsbekostiging: verkoop aan de hoogste bieder. Dit past op het eerste gezicht wonderwel bij de visie van Halbe Zijlstra op het deeltijd-HO. Niettemin is de bewindsman het niet eens met zijn partijgenote. Als fractievoorzitter zal hij dus koers moeten bepalen.

Vergt heel veel

Sander van den Eijnden kent het Haagse goed genoeg om te beseffen dat het noodzakelijk is dat de OU de kernpunten van Veerman en Zijlstra weet te verbinden: variëteit, zwaartepunten en marktgericht succes.

De vraag is dan ‘welke markt’ en ‘welke zwaartepunten’ zijn nu nog relevant?

“Nog steeds de oorspronkelijke: de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Dat staat nu onder druk door zaken als selectie aan de poort, het bindend studieadvies en het sociaal leenstelsel. En de OU heeft bewezen dé universiteit te zijn met kennis over onderwijstechnologie, didactiek en open educational resources. We kunnen anderen helpen bij het vormgeven van hun onderwijs. Dat hebben we uitgewerkt in ons nieuwe Instellingsplan 2012-2016.”

“In 28 jaar is bij ons een onderwijsmodel ontwikkeld, waarin zelfstandigheid en openheid centraal staan. Dat wordt ondersteund door superieur materiaal, waarin alles zit dat een goed leerproces opbouwt. Dat leerproces vergt wel heel veel van studenten, het is echt academisch niveau en zet dus een flinke ‘intellectuele druk’. Ook wat betreft de discipline en de verdeling van de inzet van tijd en aandacht.”

“Het open karakter is in deze tijd, van de opmars van ‘open education’, van ‘MOOC’s’ een belangrijke asset. Door die opzet zet de deur naar de studie wel wijd open, maar de uitgang is een heel kleine poort gebleken. De OU is wat dat aangaat een echte universiteit geworden: het besef van wat een opleiding vergt van onze studenten drong pas laat door. Ook bij ons is verhoging van de studeerbaarheid nu een belangrijk thema.”

Hoe kan het dat de OU ondanks eerdere ingrijpende ‘redesigns,’ nog niet op koers ligt?

“Sinds 1999  zijn er verschillende ideeën over de koers van de OU geweest. Geen daarvan is echt doorgezet. De fusie met de Universiteit Maastricht als sterk Europees gerichte instelling niet. De Digitale Universiteit niet. Na het échec daarvan durfde geen bewindsman op OCW het nog aan om een echte strategie te voeren of te steunen voor deze instelling.”

“Zo werd ook de opstelling van het ministerie een blokkade voor de noodzakelijke vernieuwing. De Kamer en de beleidsmakers moeten die medeverantwoordelijkheid wel scherp op hun netvlies hebben en houden als zij opvattingen verkondigen over het vervolg in de komende jaren.”

Gestolde vernieuwing

“Binnen ons aanbod ligt ook een lastig aspect voor die noodzakelijke vernieuwing. Onze schoonheid werd onze dogmatiek. Dat beseffen we. De modulen zijn prachtig opgebouwd maar klein, hierdoor kennen de opleidingen weinig structuur.  Wat ooit vernieuwend was, stolt. Zo zijn we onbeweeglijk geworden in een tijd waarin het aanbod neigt naar grote eenheden.”

“Doordat heel ons systeem in een keer is opgebouwd, is het ook allemaal tegelijkertijd op leeftijd geraakt. Een langer bestaande universiteit, soms zelfs eeuwenoud, of een hogeschool met oudere onderdelen van ‘vóór de fusie’ heeft daar veel minder last van. We lijken een beetje op de stad Brasilia van Oscar Niemeyer. Het is prachtig en van één meesterhand, maar het verkruimelt ook allemaal tegelijk na enkele decennia hitte en vocht. Sijbolt Noorda zei mij eens: ‘De OU doet mij denken aan Lelystad. Daar was 30 jaar geleden ook alles nieuw’.”

De commissie Veerman stelde openlijk vragen bij het bestaansrecht van de OU. Van Vught schort de facto een oordeel over de prestatieafspraken op. Staat u met de rug tegen de muur?

“Dat niet, nee. Wel weten we wat ons te doen staat en dat gaan we doen. De lat moet omhoog, net als elders in het hoger onderwijs is gebeurd. We willen primair alleen nog gepromoveerden als ud’s bijvoorbeeld. Ook moet ons onderzoek nadrukkelijk geprofileerd worden. Het onderwijsmodel moet omgezet worden naar onze sterkte. Je kunt niet volhouden een ‘niche’ universiteit te zijn die niettemin ‘alles in huis’ heeft. De vraag is dan toch: ‘is dat niet wat veel?’ en die vraag stellen we dus.”

“Dat houdt in dat je – ook – moet durven stoppen met dingen. We gaan ons concentreren op de wetenschappelijke bachelor- en masteropleidingen, breed van opzet en gedegen. Variëteit daaromheen zit dan in ons cursusaanbod dat van de BaMa is afgeleid. Dat maakt de ‘opscholing’ van werkenden via de OU meteen veel aantrekkelijker. De deelnemers in dat LevenLangLeren krijgen namelijk een civiel effect dat een actueel certificaat omvat, dat erkend is door hun beroepsverenigingen. Om zulke leerdoelen te behalen zullen we ons aanbod strakker moeten organiseren.”

Positieve schaalvergroting

Kunnen de aangeboden studieonderdelen niet veel meer gezwaluwstaart worden met wat anderen in HBO en WO aanbieden?

“Als we onze opzet verhelderen worden we zeker aantrekkelijker voor andere WO-aanbieders. Waarom doen wij voor hen niet het pre-master aanbod voor de HBO-instroom bijvoorbeeld? En nu nog bestaande ‘klassieke’, vaak kleine opleidingen zouden we kunnen ondersteunen met delen van ons aanbod en zo helpen voorkomen dat zij omvallen. Een positieve schaalvergroting is daarmee mogelijk die ons academisch palet rijk houdt op nationaal niveau.”

“We zijn met deze omslag nu verder dan we in mei konden voorleggen aan  de Review Commissie. Het voorstel voor prestatieafspraken was toen nog kaal. “Er is onvoldoende basis voor prestatieafspraken”, zegt Van Vught daarom.”

“En dat is ook plausibel, gelet op het ritme ten aanzien van onze vernieuwingsaanpak die we in april met de staatssecretaris hadden afgesproken. Dat ritme en de procedure van OCW met ‘Van Vught’ pasten niet op elkaar. Op die basis gaan we vol goede moed voort, in de volgende ronde zal ook de Review Commissie kunnen aanhaken bij onze aanpak. En wij bij hen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK