Krachtig meesterschap in ontwikkeling

Nieuws | de redactie
19 maart 2013 | Lerarenopleidingen hebben zich de afgelopen jaren ingespannen voor kwaliteitsverbeteringen. Er is landelijke overeenstemming over de kennisbases, toetsen en uitbouw van academische programma’s. Werk in uitvoering, zo blijkt uit monitoring van de Onderwijsinspectie.

In september 2008 bracht het toenmalig kabinet mede in vervolg op het advies van de Commissie Leraren, de nota Krachtig Meesterschap. De inspectie is verzocht de voortgang te monitoren van de uitwerking van die agenda en daar de minister over te informeren.

De monitoring moest in kaart brengen hoe de kennisbases en centrale toetsen zijn versterkt bij de lerarenopleidingen en de structurele verankering van opleiden in de school, studiesucces de diversiteit wordt bevorderd. Daarnaast had deze het doel te kijken hoe er meer academici voor de klas te krijgen.

Kennisbases volop in ontwikkeling

Hoofdconclusie is dat lerarenopleidingen zich afgelopen periode ingezet hebben voor kwaliteitsverbetering, met name voor het vakinhoudelijke niveau. De kwaliteitsagenda krachtig meesterschap heeft hiervoor een stevige impuls gegeven, zo schrijft de inspectie. Er is de afgelopen jaren binnen de verschillende Pabo’s en lerarenopleidingen overeenstemming bereikt over vrijwel alle kennisbases binnen de lerarenopleidingen in het HBO. De Onderwijsinspectie noemt dit een forse prestatie van die opleidingen en een belangrijke stap in de richting van landelijk vergelijkbare opleidingscurricula.

Toch worden er kanttekeningen geplaatst. De implantatie van kennisbases heeft meer tijd gekost dan aanvankelijk gehoopt werd. Vooral bij de Pabo’s moet nog veel gebeuren voordat de verschillende kennisbases doorgevoerd zijn in het curriculum. Een punt van aandacht blijft de balans in het curriculum tussen voldoende vakinhoudelijke kennis en het opdoen van praktijkervaring, in het bijzonder in relatie tot het opleiden in de school.

Daarnaast worden vanuit de Onderwijscoöperatie nog weer nieuwe bekwaamheidseisen ontwikkeld, een gegeven waar de opleidingen ook nog rekening mee moeten houden. Tevens ziet de inspectie risico’s voor de continuïteit van opleiden in de school bij een tekort aan beschikbare middelen en een achterblijvend arbeidsmarkt perspectief.

Meer academici voor de klas

Er zijn nieuwe routes naar het leraarschap vanuit het wetenschappelijk onderwijs ontwikkeld. Met name wordt dan gewezen op de educatieve minor tijdens de bachelor-opleidingen, die leidt tot een tweedegraads bevoegdheid en voorbereiding biedt op de masterfase waarin de student vervolgens zijn eerstegraadsbevoegdheid kan behalen. Ook wordt gewezen op Eerst de Klas en de academische Pabo.

De minister neemt het advies van de inspectie over wat betreft de aanpak hoe het aantal academisch opgeleide leraren verder kan groeien en wat betreft de mogelijkheden om het bi-diplomeringstraject van de academische Pabo verder te ontwikkelen. Nu behalen studenten in vier jaar een Pabo-diploma en een wo-bachelor. De inspectie denkt dat dit traject versterkt kan worden door de WO-bachelor en de Pabo te integreren in één opleiding, een integrale bachelor dus.

Eerst de Klas verdient aandacht

Eerst de Klas is in zijn omvang niet voldoende om de normatieve doelstellingen van academici voor de klas te krijgen. Toch blijkt de bijdrage aan tekortvakken de moeite waard, vooral voor de vakken natuurkunde en in mindere mate wis- en scheikunde. Daarnaast  brengt dit traject een type student in het onderwijs, dat anders zelden voor een VO-klas zou komen te staan.

Volgens de Inspectie ligt de meerwaarde van ‘Eerst de Klas’ vooral in de voorbeeldwerking. De studenten zijn ondernemend en hebben een probleemoplossende en reflecterende attitude. Daarom is het belangrijk dat dit traject verder uitgebouwd wordt. De minister onderschrijft dit en gaat het programma verder opschalen de komende jaren.

Bij de studenten die deelnemen aan Eerst de Klas zijn de verwachtingen van de scholen soms te hoog gespannen.Zij zijn streng geselecteerd en vakmatig sterk, maar moeten het vak van docent vaak nog in de vingers krijgen. Het advies van de inspectie is dan ook dat het traject aan meerwaarde zou winnen als binnen het programma onderwijscompetenties en leiderschap-competenties meer in elkaar zouden grijpen. Daarnaast wordt de opleiding wel als erg zwaar ervaren. Studenten geven aan dat er weinig tijd is voor reflectie op het docentschap.

Toekomstperspectief

De inspectie concludeert dat de carrièrekansen van academici in het onderwijs een punt van aandacht moeten zijn. “Wil er een toekomstperspectief zijn voor dergelijke opleidingsroutes dan moet het onderwijs een aantrekkelijk arbeidsmarkt perspectief kunnen bieden.”

“Afgestudeerden verwachten dat zij als academisch geschoolde docent ‘hun ei kwijt kunnen’. Dat vraagt van de school een innovatieve instelling en een personeelsbeleid dat rekening houdt met verschillende capaciteiten en wensen van docenten.” Een dergelijke schoolcultuur is met name op basisonderwijs niet vanzelfsprekend, erkent de inspectie. Daarmee sluit zij zich feitelijk aan bij de analyse die minister Bussemakers Vlaamse collega Pascal Smet maakt. Een lerende organisatie is voor de onderwijssector geen vanzelfsprekendheid. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK