Doorbraak voor onderzoekscholen
De Kamer heeft de voorbije jaren regelmatig de lastige positie van de onderzoekscholen op de agenda gezet. Complex was het gegeven, dat de universiteiten specifiek geld ontvingen voor deze interuniversitaire opleidingen voor promovendi, gericht op wetenschappelijke zwaartepunten, maar de middelen intern in de lumpsum leken te verdampen. De onderzoekscholen konden daardoor hun volledige budget eigenlijk nooit investeren in toptalent.
Geoormerkt geld
Tussen de universiteiten en hun onderzoekscholen leidde dit vaak tot spanningen en onenigheid. De Kamer sprak recent uit, dat de bekostiging van de instituten moest worden gezien als geoormerkt geld, dat het WO gericht hoorde te besteden. Overleg daarover binnen de WO-kring leidde niet tot overeenstemming.
De VSNU was bereid de ‘apparaatskosten’ van de onderzoekscholen als geoormerkte middelen door te geleiden, maar meer niet. Omdat de overhead bij de soort onderzoek zeer gering is, bood deze voorzet weinig soelaas voor de investeringen.
De minister merkte dat de Kamer niet content was met een dergelijke uitvoering van een unaniem aanvaarde motie. Ook gaf zij aan er wel wat tabak van te hebben, dat dit onderwerp steeds onverrichterzake terugkwam in haar overleggen met de HO-woordvoerders. Daarom maakte zij bekend dat zij “hier nu echt een einde aan gaat maken” en zelf de betrokken partijen tot een finaal akkoord zal brengen.
Investeringen opknippen
Naar verluidt zou de minister de geoormerkte investeringen in drie parten knippen. De kosten voor het laten functioneren en programmeren van het toponderzoek binnen de onderzoekscholen zouden de universiteiten toch al willen dekken, dus dat onderdeel is daarmee rond.
De overige ongeveer €80 miljoen zou OCW eenvoudig in twee porties willen verdelen: €40 miljoen direct voor geoormerkte R&D-uitgaven via de onderzoekscholen en de daar te stimuleren promoties. En €40 miljoen voor promoties die deze scholen met anderen in verwante faculteiten van hun instellingen zouden kunnen laten uitvoeren.
Het voordeel hiervan voor de minister is, dat zij meerdere vliegen in één klap slaat. Zij ruimt bestuurlijke rommel en drukte binnen het WO op. Zij bestendigt en verstevigt de kernen van toponderzoek binnen universiteiten. En zij biedt alternatieve dekking voor investeringen in promovendi, waarover het WO sinds de stop van de FES-gelden en de start met de topsectoren al gedurig klaagt.
Meest Gelezen
“Ik zal niet de meest populaire onderwijsminister zijn”
Masterstudenten in het hbo worstelen met academisch schrijven en onderzoek
“Langstudeerboete raakt kern van hoger onderwijs”
CvB Erasmus Universiteit weigert tweetalig te vergaderen met medezeggenschap
Nederlands hoger onderwijs “negatieve uitschieter” op kansengelijkheid, toont OESO-rapport