Wat maakt lenen sociaal?

Nieuws | de redactie
22 april 2013 | De dag voor 'de Onderwijsorakels' wil het ISO zijn visie op een constructieve benadering van een SF-leenstelsel neerleggen. "Het kabinet moet leren van het debacle rond de langstudeerboete: voer zoiets nooit met terugwerkende kracht in."

De Onderwijsorakels willen met hun marathon van denken en debat over HO en SF morgen de constructieve scherpte terug brengen in de discussie. Dit ter vervanging van de dichtgeslibde en jij-bakkerige argumentaties die rond een leenstelsel in het hoger ondewijs volgens hen zijn gaan domineren. Op 23 april komt daarom een keur van HO-kenners in allerlei HO-steden bijeen om het discours die keer ten goede te geven.

Het ISO wil nu vast een voorzet geven met een eigen betoog terwille van de uitdieping van het SF-debat. U leest hun essay daarover hier.

Hoger onderwijs voor iedereen

Het toekomstbestendig maken van het hoger onderwijs en het studiefinancieringsstelsel staat al jaren hoog op de agenda in Den Haag. Toenemende studentenaantallen en dalende bijdrage van de overheid zijn de belangrijkste redenen.

Al in 2003 deed een commissie onder leiding van Vermeend in opdracht van het ministerie van OCW onderzoek naar een nieuw stelsel van studiefinanciering. De commissie concludeerde dat een nieuw stelsel van studiefinanciering “voldoende flexibel” moest zijn om in te spelen “op de lopende en toekomstige ontwikkelingen”, zoals groeiende studentenaantallen.

Het nieuwe stelsel moest daarnaast ook “voldoen aan een aantal randvoorwaarden.” Deze bepalende voorwaarden waren: “toegankelijkheid, evenwichtige financiering, flexibiliteit, maatschappelijk draagvlak, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid.” Destijds waren dit voor het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) belangrijke bepalingen en dat zijn ze nog steeds.

Voldoet dit?

In het debat rond het leenstelsel doen de verschillende partijen er goed aan om eens terug te denken aan die voorwaarden en zich af te vragen of het voorstel van Minister Bussemaker er aan voldoet. Afgaande op de beschikbare informatie is het antwoord van het ISO: nee.

Om de toegankelijkheid van het Nederlandse hoger onderwijs te waarborgen is behoud van de aanvullende beurs een stap in de goede richting. Tegelijkertijd moeten de versoberingen van de aanvullende beurs niet doorgevoerd worden en zou de beurs verhoogd en verbreed moeten worden. Op deze manier worden studenten uit lage economische klassen niet ontmoedigd om te gaan studeren.

Een belangrijk en uniek element van het Nederlandse hoger onderwijs systeem is de OV-kaart voor studenten, ooit in het leven geroepen om de OV-bedrijven van de ondergang te redden. In de loop der jaren hebben studenten de kaart omarmt: het stelt hen in staat te studeren waar ze willen, zonder daarheen te verhuizen.

Kaart helpt profilering

De kaart zorgt ervoor dat de profilering van hoger onderwijs instellingen tot zijn recht kan komen. Profilering zorgt voor scherpere specialisatie van gegeven opleidingen en cursussen waarvoor een student soms genoodzaakt is te reizen. Met de OV-kaart kan iedere student overal gratis naartoe reizen en kiezen om delen van zijn studie elders te volgen die bij zijn ontwikkeling passen. Daarnaast is mobiliteit binnen veel studies een verplicht onderdeel, denk bijvoorbeeld aan stages op de PABO en coschappen.

Tegelijkertijd heeft de kaart een toegankelijkheidsaspect: iedereen die het niet kan betalen om op kamers te wonen (immers een dure hobby) kan gewoon naar college gaan, waar hij of zij ook woont. Bovendien heerst er in veel studentensteden een groot kamertekort. In onderzoeken, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van OCW, geven ondervraagden duidelijk aan dat een beslissing of en waar te gaan studeren afhangt van het bestaan van de OV-kaart. De juiste student op de juiste plek hangt nauw samen met de OV-kaart. Met andere woorden: de kaart moet blijven!

Meer bijdrage meer vrijheid?

Als studenten en hun ouders meer gaan bijdragen zullen ook de kwaliteit en de studeerbaarheid van het onderwijs omhoog moeten. Dat kan door te investeren in kleinere groepen, docententeams die elkaar evalueren en adviseren en langverwachte vernieuwingen in het onderwijs door te voeren, bijvoorbeeld digitalisering.

Meer bijdragen betekent ook meer vrijheid om je studie zelf in te richten: maak het mogelijk dat studenten meer doen naast hun studie of meerdere studies volgen. Dat is niet alleen goed voor de eigen ontwikkeling, maar ook voor de maatschappij van morgen.

Flexibiliteit is ook een toverwoord als het gaat om terugbetaling, die als vanzelfsprekend inkomensafhankelijk wordt. De termijn van terugbetaling moet omhoog van vijftien naar twintig jaar. Dat is redelijk, omdat op die manier de hoogte van de maandbedragen wordt teruggedrongen. Terugbetaling geschiedt in de toekomst ook niet meer via DUO, maar wordt ingehouden door de belastingdienst, op deze manier neemt de psychologische druk van terugbetalen af.

Lessen uit de boete

Goede (financiële) voorlichting is een bepalende voorwaarde voor het leenstelsel. Idealiter begint dit al op de middelbare school. Het Kabinet heeft zich voorgenomen om het leenstelsel per 1 september 2014 in te voeren. Dat is onverstandig, omdat er nog vele politieke hobbels genomen moeten worden. De onwenselijke situatie ontstaat dat er dan minder dan een jaar voorgelicht kan worden.

Bij zo´n ingrijpende wetswijziging zou de regering beter moeten weten, ze kan dan ook beter de invoering van het leenstelsel met een jaar uitstellen, zodat rustig de tijd kan worden genomen met voorlichting. Studenten hebben nu immers al hun keuzes gemaakt voor volgend jaar, dit geldt ook voor degenen die nu besluiten om een tussenjaar te nemen.

Tot slot, had het kabinet moeten leren van het debacle rond de langstudeerboete: voer zoiets nooit met terugwerkende kracht in. Dit betekent dat studenten die nu studeren niet geconfronteerd worden met een leenstelsel, ook niet als ze een master gaan doen. In de beleving van studenten is de master geen nieuwe studie en bovendien kunnen zij zich nauwelijks financieel voorbereiden op de invoering van een leenstelsel.

Als aan deze randvoorwaarden – verhoogde aanvullende beurs, behoud OV-kaart, investeringen in de daadwerkelijke kwaliteit en niet in het zo efficiënt mogelijk maken van het hoger onderwijs, het flexibiliseren van terugbetaling, goede voorlichting en rechtszekerheid – wordt voldaan, dan verdient dit leenstelsel volgens het ISO pas het predicaat sociaal.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK