De W van stamppot eten

Nieuws | de redactie
1 mei 2013 | Het koningslied van 30 april staat in een hilarische traditie van mislukte pogingen tot nieuwe hymnes van allerlei naties. “Rete-commercieel” mogen meer van zulke pijnlijke uitglijers ons vermaken, met Poetin, Adenauer en Stalin in de hoofdrol.

Niet alleen een nieuwe koning kan de aanleiding zijn tot poëtisch-muzikale afgangen, ook de oprichting van een nieuwe staat of een nieuw regime kan leiden tot gedoe. Zo zakte de door en door fatsoenlijke, liberale president Theodor Heuss van de Bondsrepubliek Duitsland door het ijs met een nieuw volkslied. En het Politbüro van de DDR deed iets echts uniek. Het verbood de tekst van zijn eigen volkslied. Trouwens, Vladimir Poetin kon er recent ook nog wat van.

Über alles?

Theodor Heuss werd in 1949 de eerste president van de democratisch heringerichte Duitse Republiek. De vriendelijke, Württembergse professor en burgerlijk-liberale protestant was de nette tegenhanger van de vlijmscherpe, bejaarde kanselier, het Keuls-katholieke machtsdier Konrad Adenauer. Het contrast tussen die twee was groot, mar juist daarmee legde hun wederzijds respect de onverwacht stevige bodem onder een nieuw, democratisch en Europees Duitsland. Maar niet alles liep direct goed.

Het nationaal gevoel van de Duitsers was na 1945 niet eenvoudig te herstellen. De complexen en ressentimenten, schuld en vernedering waren zwaar en drukten op de ‘publieke cultuur’ van de nieuwe republiek. Bijvoorbeeld bij de vraag welk officiële lied men kon zingen bij feestelijke nationale gelegenheden. “Deutschland über alles, über alles in der Welt!”, tsja dat lag toch ingewikkeld. De Geallieerde bezetters hadden het lied simpelweg verboden.

Het was zinloos geworden, om uit te leggen dat die hymne nota bene van een wegens linkse opvattingen in 1842 ontslagen hoogleraar kwam en zijn gedicht vooral opriep tot eensgezindheid als Duitste burgers tegenover de dwingelandij van de regionale vorsten en koninkjes van het versplinterde Reich van voor 1871. Ook de briljante melodie van nota bene de Oostenrijkse Componist Joseph Haydn mocht niet meer helpen, ook al had hij deze ooit geschreven als huldelied aan zijn Keizer: “Gott erhalte Franz den Kaiser” was de eigenlijke tekst van 1797.

Opgeklommen uit puinhopen

Wat konden ‘West-Duitsers’ dan wel zingen? President Heuss ging aan de slag. Hij had haast bovendien. In Oost-Berlijn had het communistische bewind intussen voldongen feiten geschapen. En hoe. Minister van Cultuur Johannes Becher dichtte persoonlijk een volkslied. Brecht-medewerker Hans Eisler, leerling van Arnold Schönberg, componeerde een prachtige melodie. “Auferstanden aus Ruinen” was een fraaie, naar een vernieuwd en vooruitstrevend Duitsland wijzende hymne, zelfs de felste anticommunist moest dat erkennen.  

Het zat de Bondspresident niet mee. Als componist zocht hij Carl Orff aan, die met zijn Carmina Burana wereldroem vergaarde. Nu was deze in de nazitijd niet echt brandschoon gebleven, dus dat Orff voor de eer bedankte bleek achteraf een zegen. Rudolf Schröder leverde de tekst, een nette protestante burgerdichter, een man als Theodor Heuss zelf. Halverwege 1950 was het nieuwe volkslied klaar en op oudejaarsavond liet de president het klinken als een deel van zijn radiotoespraak tot het Duitse volk.

Theo’s avondmelodietje

Dat volk had echter andere zorgen die winter, midden in de steeds scherpere tweedeling in Oost en West van het verwoest land in wederopbouw. 16% van de Duitsers zag iets in het lied, zo peilden de media. Net als het koningslied van 2013 oogstte het veel vileine schimpscheuten: “Theo’s Nachtmusik” was nog de mildste. Vooral de dodelijke recensie van Kurt Schumacher -de grote man van de SPD- deed de ronde. Hij noemde het een “National Koraal” voor brave gereformeerden. Het was allerminst rete-commercieel.

Intussen had Kanselier Adenauer gedaan waar hij zo goed in was. De volbloed politicus had onverwacht toegeslagen. Op 18 april bezocht hij West-Berlijn, voor het eerst als Kanselier, en eiste in een toespraak voor bijna 2000 gasten dat Duitsland deel kon worden van de net opgerichte West-Europese Unie. Tot slot van zijn speech vroeg hij zijn publiek spontaan de onderdrukte landgenoten in het oosten een hart onder de riem te steken en samen het volkslied te zingen. Maar dan alleen het zo passende derde couplet.

In het juiste bed toegestopt

Adenauer en spontaniteit in de politiek? Gelooft u het? Inderdaad, toevallig lag op elke stoel in de zaal de tekst van dat bij velen onbekende derde couplet van ‘Deutschland über alles.’ Zo zong men massaal de verboden melodie met die strikt formeel niet verboden dichtregels “Einigkeit und Recht und Freiheit”.

De Geallieerden waren woest, ook de linkse pers reageerde verontwaardigd. Adenauer bleef ijzig kalm. In minder dan een jaar nadien had zijn oplossing de overhand gekregen, ook al speelden de Noorse fanfares  bij de Duitse medailles tijdens de Winterolympiade van Oslo in 1952 nog Beethovens ‘Ode aan die Freude’, nu inmiddels gepromoveerd tot het Europese volkslied.

De bezettingsmachten, de linkerzijde van de politiek én president Heuss waren door Konrad Adenauer schaakmat gezet, zoals al vaker. Fijntjes wees hij erop dat zijn oplossing  continuïteit bewees met de democratie van voor 1933. En beter hij kon het nationaal gevoel van de Duitsers bedienen en vertolken dan anderen, al was het maar om te voorkomen dat van rechts allerlei ressentimenten omhoog zouden komen, “um da für zu sorgen, das nationales Empfinden in das richtige Bett geleitet wird”.

Tactiek, strategie en visie op de lange termijn waren bij hem in zijn beste jaren en momenten steeds coherent en krachtig verenigd. Heuss gaf toe door in een briefwisseling van Adenauer hun eensgezindheid over dat derde couplet als nieuwe ‘Nationalhymne’ te bevestigen.

Eén vaderland?

Dat nieuwe volkslied van de DDR van Becher en Eisler kon intussen als eigentijds tegengeluid waardering oogsten. Alleen niet van Stalin. De Sovjetleider, de Vader aller Volkeren, zwenkte vlak voor zijn dood in 1953 naar een nieuwe politieke koers. Niet hereniging van Duitsland, maar blijvende splitsing had zijn voorkeur gekregen. Dat bleek funest voor het dichtwerk van de cultuurbewindsman Becher.

Deze had eerder immers -als loyaal stalinist- in zijn volkslied het wenkende toekomstbeeld “Deutschland einig Vaterland” vertolkt. Nu moest ook het Politbüro in Oost-Berlijn zwenken, want Moskou dicteerde alles. De DDR schrapte simpelweg de tekst van haar eigen volkslied. Wel behield men de melodie van Eisler om toch iets te hebben om te spelen bij officiële gelegenheden.

Dat verklaart waarom bij de latere olympiades de bodybuilderige zwemsters en andere atleten hun lippen stijf op elkaar hielden als het volkslied klonk. Niemand kende de tekst, deze werd op scholen niet meer aangeleerd, zijnde verboden literatuur. Rete-commercieel was het dus niet langer, op last van de oude heerser in het Kremlin.

Poetins knipoog naar Stalin

Dat Kremlin had na Stalins dood zijn eigen probleem. Diens volkslied voor Rusland werd tijdens de destalinisatie na 1956 opgeborgen als autoritair-nationalistisch ongelukje. Voortaan speelde men bij officiële feesten politiek-correct ‘De Internationale’, ook al was het vers daarin “De staat verdrukt, de wet is logen” voor de Sovjetburger wel een tikje pikant.

Toen het communisme viel en de Sovjet-Unie in 1991 opgeheven werd –iets zonder weerga in de wereldgeschiedenis- was dan ook een nieuw volkslied nodig. Vladimir Poetin sloeg toe. De nieuwe tsaar herstelde het oude rokend-romantische volkslied, althans de fanfare melodie. Hij liet een nieuwe, vurig nationalistische tekst dichten. Door wie? Door de inmiddels hoogbejaarde liederenmaker die al voor Stalin destijds diens eerder hymne had geschreven. Zo’n knipoog naar de historie kun je pas echt rete-commercieel noemen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK