Sylvester@Harvard, Week 7

Nieuws | de redactie
13 mei 2013 | "Alle pogingen door bureaucraten van ons ministerie om structurele verbanden tussen Amerikaanse en Nederlandse universiteiten op te zetten zijn dus zinloos," merkt Sylvester Eijffinger op Harvard. Heeft het HO "twee handen op de rug gebonden"? En hoe schokkend blijkt too-big-to-fail banken onderzoek?

MAANDAG 6 MEI 2013

Gisteren weer op Boston Logan Airport voor de derde en laatste periode van drie weken bij het Harvard Economics Department. De Boston Bombings hebben inmiddels hun effect op de US Customs and Border Protection. Er waren maar vier cabines met officers open voor ‘international visitors’ van vier gearriveerde vliegtuigen. Ondanks de honderden wachtende bezoekers namen de officers ruim de tijd voor uitvoerige controles met af en toe extra ‘security checks’ voor de buitenlandse bezoekers.

Deze reactie van het Department of Homeland Security was te verwachten. Zij is vergelijkbaar met de gang van zaken na de aanslagen van 9/11 en in het begin van de oorlog in Irak in 2003, toen ik voor de eerste keer op sabbatical bij Harvard was.

De wijze waarop buitenlandse bezoekers (ook uit de Europese Unie) worden behandeld is ronduit intimiderend te noemen. Zelfs voor bezoekers met een officieel visum (zoals ik) worden er geen uitzonderingen gemaakt. Bij aanslagen als de Boston Bombings schieten de Amerikaanse douane-autoriteiten altijd door in hun reactie.

Een snelle Club Sandwich 

Na het werken aan mijn boek in de ochtend om 12 uur een lunch met Raj Chetty in Falini’s restaurant, waar wij beiden een club sandwich nemen. Dat is kenmerkend voor de jonge generatie Harvard professors. Zij lunchen kort en hebben in die korte tijd een hoop onderwerpen te bespreken. Onze tijd is tenslotte heel kostbaar.

Raj heeft net de John Bates Clark Medal 2013 van The American Economic Association gewonnen voor de econoom onder de 40 jaar die de belangrijkste bijdrage aan de economische wetenschap heeft geleverd. Hij is 33 jaar! Raj is een leerling van Marty Feldstein (public finance and taxation) en Larry Katz (labor economics) en heeft als een van de weinige Harvard PhD studenten een carrière tot ‘tenured full professor’ bij Harvard zonder de omweg van een andere topschool gemaakt.

Hij is een van de slimste van zijn generatie economen en volgens mij voorbestemd voor een Nobelprijs, zoals de helft van de winnaars van John Bates Clark Medal. Daarnaast is hij een buitengewoon aardig en bescheiden mens, anders dan veel subtoppers in onze professie.

Sociaal mobiele fiscusdata 

Raj verricht met een team van senior en junior faculty en een hoop RA’s (research assistants) een omvangrijk onderzoek naar ‘social mobility’ op basis van data van de Amerikaanse belastingdienst (IRS) over 60 jaar. Ze benutten ‘remote access’: je hebt toegang tot de belastingdata voor wetenschappelijk onderzoek, maar je krijgt geen echte beschikking over de individuele databestanden om de privacy van belastingplichtigen te beschermen. Voor mij is dit een vorm van empirisch onderzoek die voldoet aan de criteria van ‘rigor’ en ‘relevance’ en die niet alleen academisch vernieuwend is, maar ook beleidsmatig uitermate relevant is.


DINSDAG 7 MEI 2013

Zo dadelijk een afspraak met Professor Jorge Dominguez, Vice Provost for International Affairs van Harvard University in het Holyoke Center. De bedoeling van het gesprek is naast een eerste kennismaking ook te verkennen wat de mogelijkheden tot een samenwerking tussen Harvard University en mijn eigen universiteit zijn. President Drew Faust van Harvard houdt zich in beginsel bezig met de externe contacten en de fundraising en de Provost, Alan Garber en de Vice Provosts met de interne organisatie van de universiteit.

Het initiatief voor dit gesprek kwam tijdens een bezoek van de Provost aan het Economics Department. De Vice Provost begon het gesprek met op te merken dat Tilburg University door hen als een van de topscholen in Europa beschouwd wordt.

Onlangs werd de top-100 van Economics Schools Research Ranking gepubliceerd op basis van de top journals voor de periode 2008-2012. Daarin staat Harvard University met een straatlengte voorsprong op de eerste plaats, gevolgd door Chicago, Stanford, MIT, Berkeley, Columbia, Northwestern, NYU, Yale en Upenn in de top-10. Op nr. 11 komt LSE als eerste Europese school met Oxford op nr. 13 en Tilburg op nr. 19. Tilburg is dus de beste van het Europese continent. De Nederlandse universiteiten doen het in deze Economics Research Ranking op zich best goed. 

Handen op de rug

De Vice Provost is zeker geïnteresseerd in een samenwerking met Tilburg op het gebied van economics, law en business management maar bij Harvard University bestaat er geen ‘top down approach.’ De samenwerking is afhankelijk van de persoonlijke netwerken van de hoogleraren met buitenlandse universiteiten. Ik kan dus wel mijn beste undergraduate en graduate studenten sturen, maar dat geldt niet voor andere hoogleraren.

Alle pogingen door bureaucraten van ons ministerie van Onderwijs om structurele samenwerkingsverbanden tussen Amerikaanse en Nederlandse universiteiten op te zetten zijn dus zinloos en alleen een vorm van werkverschaffing voor de bureaucraten zelf. Het advies van Dominguez was om er vooral voor te zorgen dat de handen van de Nederlandse universiteiten minder gebonden worden door een streng selectiesysteem voor undergraduate studenten en om de collegegelden meer in overeenstemming te brengen met de kostprijs en de kwaliteit van de opleidingen.

De Nederlandse universiteiten moeten inderdaad met twee handen op de rug (‘two hands tied’) met een verbod op selectie en verhoging van collegegelden op de internationale markt voor hoger onderwijs concurreren, met als uitzondering de University Colleges. Mijn conclusie van het gesprek is dan ook: als de minster van Onderwijs en het parlement het serieus menen en vinden dat onze universiteiten (nog) beter moeten worden bij een teruglopende financiering, dan moeten zij zorgen dat onze universiteiten geen gebonden handen meer hebben. Maar dat ligt politiek…. nogal gevoelig.


WOENSDAG 8 MEI 2013

Zo dadelijk ga ik lunchen met collega Mark Roe in de Faculty Lounge van de Harvard Law School (HLS). Mark is daar ‘tenured full professor’ sinds 2001 en een expert op het terrein van corporate governance, die veel gepubliceerd heeft op het gebied van ‘finance and law’ en die ik goed ken van de Finlawmetrics conferenties bij Bocconi University in Milaan, waarvan ik de mede-organisator ben.

Wij discussiëren vooral over Mark’s recente onderzoek om de kosten van de ‘too-big-to-fail’-garantie voor banken door de overheid empirisch in kaart te brengen. Mark’s voorlopige resultaten zijn buitengewoon interessant, maar ook best wel schokkend.

Indien de ‘too-big-to-fail’-garantie voor systeembanken zou vervallen, dan zou dat zeker een half procent (50 basispunten) schelen bij de financiering van hun vreemd vermogen en misschien 1/3 van de winst. Als deze schattingen kloppen, dan is het bijna ondenkbaar dat overheden de ‘too-big-to-fail’-garanties laten vervallen, op korte termijn, omdat hierdoor het financiële systeem te veel ontregeld zou worden.

Eigenlijk is het best merkwaardig dat het eigen vermogen (‘equity’) relatief door de overheden zo zwaar belast wordt, terwijl er voor het vreemd vermogen door deze garantie een impliciete subsidie wordt gegeven. Zeker in het licht van de gewenste verhoging van de kapitaalratio’s (‘core tier-1 capital’) in het kader van Basel 3. Er zou beter een verschuiving van de belasting van het eigen vermogen naar het vreemd vermogen plaatsvinden, om de belastingprikkels consistent te laten zijn met de hogere Baselse kapitaaleisen voor banken.


DONDERDAG 9 MEI 2013

Hoewel begin mei de courses en seminars hier opgehouden zijn vanwege de voorbereiding op de exams, heb ik vanochtend nog een informele presentatie gegeven over mijn net verschenen CEPR Discussion Paper met Ronald Mahieu en Louis Raes over ‘Inferring Hawks and Doves from voting records’. Dit veel gelezen paper gaat over het stemgedrag van de leden van het Monetary Policy Committee van de Bank of England.

Aanleiding was onze Vox-column over ‘Policy preferences of central bankers and the design of a monetary-policy committee’ dat afgelopen dinsdag gepubliceerd is (zie: www.voxeu.org). Op de eerste dag is het ruim 3000 keer gedownload.

Wie is duif, wie is havik?

Wat staat daar in? Hier een korte uitleg van het paper zonder te methodologisch en technisch te worden: Bij vele centrale banken worden de beleidsbeslissingen door ‘monetary policy committees’ (MPC’s) genomen, zoals de Federal Open Market Committee (FOMC) bij de Federal Reserve System en de Governing Council (GC) bij onze Europese Centrale Bank. Er is weliswaar een uitgebreide theoretische literatuur over de voor- en nadelen van MPC’s, maar weinig empirische literatuur over de diversiteit en de werking van MPC’s.

Onze belangrijkste conclusies zijn dat wij niet kunnen zeggen dat externe MPC-leden (academici, industrie, etc.) meer duifachtig (‘dovish’) of meer havikachtig (‘hawkish’) zijn dan de interne MPC-leden. Wel blijkt ons dat externe leden meer extreme beleidspreferenties hebben dan interne leden en dus een ruimer spectrum van beleidspreferenties beslaan.

De samenstelling van een MPC heeft gevolgen voor de diversiteit en de werking. Wij hebben op dit paper inmiddels vele positieve reacties gehad van de Harvard collega’s, maar ook van voormalige MPC-leden zoals Willem Buiter. Niettemin valt er nog veel empirisch onderzoek hiernaar te doen.

Never stops 

Vanmiddag een lunch met mijn collega en vriend Ben Friedman in de Hi Rise op Concord Avenue, Cambridge. Ben is weliswaar tegen de zeventig maar nog zeer actief in het schrijven van wetenschappelijke artikelen en boeken. It never stops! Er zijn inmiddels zes collega’s bij het Harvard Economics Department die de leeftijd van 70 jaar gepasseerd zijn en nog steeds wetenschappelijk (zeer) actief zijn. Denk maar aan mensen als Marty Feldstein en Amartya Sen die in de vorige weekboeken al aan het woord kwamen.

In de VS kunnen ‘tenured full professors’ – anders dan bij ons – niet gedwongen worden met pensioen te gaan en nemen zij zelf de beslissing of en wanneer zij met pensioen gaan. Dale Jorgenson is ruim tachtig jaar en geeft nog steeds courses en seminars.

De universiteit kan deze hoogleraren niet dwingen met pensioen te gaan vanwege ‘age discrimination’ die net als andere vormen van discriminatie door de wet verboden is. Wellicht is dit ook een model voor de Nederlandse universiteiten? Waarom zouden wij wetenschappelijk actieve en competente hoogleraren moeten dwingen op 65 (eventueel 66 of 67) jaar dwingen met pensioen te gaan, terwijl zij nog een belangrijke bijdrage aan het onderwijs en/of onderzoek op de universiteit leveren?

[U leest hier ‘De zwaarste sollicitatie ooit’, de column voor ScienceGuide van Jonathan Mijs op Harvard over zijn bijzondere contact, op de valreep, met de 91-jarige, legendarische professor Daniel Bell.]
 

VRIJDAG 10 MEI 2013

Vandaag een lunch met mijn collega en vriend Robert C. Merton, die ik al ruim 15 jaar ken van mijn bezoeken aan Harvard en MIT. Bob ontvng al op 53-jarige leeftijd de Nobelprijs Economie in 1997 voor de uitbreiding van het Black-Scholes-Merton model voor financiële derivaten (opties). Hij heeft ook belangrijk onderzoek verricht op het terrein van pensioenen.

Bob deed zijn PhD bij MIT bij een van de ‘grandfathers’ van de professie, Paul Samuelson. Tot aan zijn pensionering als hoogleraar bij de Harvard Business School in 2010 was hij zeer actief in het onderwijs en onderzoek. Na zijn pensionering is Bob weer teruggekeerd naar zijn alma mater, de MIT Sloan School of Management. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK