Voorkom een toneelstukje

Nieuws | de redactie
21 augustus 2013 | ”Als een hogeschool de instellingstoets onder voorwaarden haalt, dan is het gek dat die onder een minder strak regime komt te staan.” Eduard Schmidt analyseert de ervaring en opdracht bij de HO-borging als student-panellid bij de NVAO. “Het is voor een deel ook gewoon je boerenverstand gebruiken.”

HBO en WO hebben sinds enige tijd te maken met een belangrijk nieuw onderdeel van de borging van hun kwaliteit en het beleid dat daarvoor moet zorgen: de instellingstoets door de NVAO. Weet men daar een positief oordeel bij de behalen, dan worden de opleidingen van die instelling met een minder ‘strak’ en ook minder gedetailleerd regime beoordeeld op hun specifieke kwaliteit. Daarmee zou ook de bestuurlijke last door de accreditatie van opleidingen omlaag kunnen.

Werkt dit? Wat leren de kwaliteitsbeoordelaars, de panels en de instellingen en hun bestuurders van deze nieuwe toets? Wat kan beter, wat moet beter? ScienceGuide komt met een serie vraaggesprekken en reflecties hierover. Het gaat immers om de kern van het oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs. Het eerste gesprek is met iemand waar het uiteindelijk om draait: een betrokken student.

Uniek kijkje

Nieuwsgierigheid was voor UU-student Eduard Schmidt een belangrijke drijfveer om lid te willen worden van de panels die HBO en WO moeten accrediteren. “Als je bij de NVAO komt werken, dan heb je een uniek inkijkje achter de schermen, ook in hoe een instelling eigenlijk werkt. Je kunt precies achterhalen wie waar over beslist. Ik was zelf altijd actief bij de medezeggenschap en – voordat ik dit collegejaar bestuurslid werd – al langer betrokken bij de LSVb. Ik had dus wel enige ervaring en het leek mij heel interessant om te  kijken naar de kwaliteit van opleidingen en instellingen.”

Schmidt heeft zowel een instellingstoets ‘gedaan’, als een ‘Toets Nieuwe Opleiding’. Daar viel hem direct iets op. “Bij de Hanzehogeschool in Groningen heb ik een nieuwe opleiding gevisiteerd met dat minder strakke kader. Wat ik daar apart aan vind, is dat deze hogeschool de instellingstoets beperkt heeft gehaald en in een verbetertraject van een jaar zit. Dan is het toch opmerkelijk dat je onder een minder strak regime komt te staan. Het komt voor mij over dat je de instellingstoets dan niet ‘volwaardig’ hebt gehaald , want was dat wel het geval geweest dan hadden ze wel een positief oordeel gehad.”   

Als student in een panel heb je een duidelijke rol, stelt Schmidt. “De belangrijkste rol is kijken naar de student gerelateerde onderwerpen. Bij een instellingstoets is dat wel wat lastiger, maar daar kun je dat zeker ook goed doen door in elk geval naar de medezeggenschap te kijken. De vraag is dan wezenlijk hoe studenten worden meegenomen in het kwaliteitsborgingssysteem.”

“Ik heb dus heel erg gehamerd tijdens de instellingstoetsing bij de UvA op de medezeggenschap en daarbij tevens de vraag gesteld of deze goed gefaciliteerd wordt. Durven ze bijvoorbeeld een geschil aan te spannen? Ik vond dat de medezeggenschap daar heel goed geregeld was. Ze durven kritisch te zijn en  gaan ook geschillen aan. Dat blijkt ook wel als je kijkt naar de commissie van beroep hoger onderwijs, het  hoogste orgaan bij alle geschillen. Daar zie je dat bijna alle geschillen vanuit de UvA komen. Ik vond dat gegeven wel mooi, want als je dat durft dan heb ik wel het idee dat je je zegje durft te doen.”

Op de radar krijgen

Zijn rol als student in het panel voor de NVAO-toetsing ziet Schmidt duidelijk worden. “Bijvoorbeeld toen er geluisterd werd naar studenten heb ik het gesprek geleid. Als het panel met de decanen spreekt stel ik natuurlijk ook vragen, ook over onderwerpen die niet ‘direct interessant’ zijn voor studenten.

Schmidt ziet daarbij wel dat het snel gaat over onderwerpen die direct studenten raken. “Het is bijvoorbeeld heel goed dat het instellingsplan in convenanten met de decanen afspraken maakt, maar mijn eerste insteek is altijd ‘hoe hebben studenten daar invloed op gehad?’ Kunnen zij dan nog hun zegje doen? Op die manier kijk ik altijd heel gericht naar wat de afspraken en regels in de instelling betekenen voor studenten en hoe zij zijn meegenomen in de besluitvorming.”

“Je moet als panel alert zijn op wat je ‘op de radar’ krijgt. Daarom zijn inloopspreekuren bij het panel zo belangrijk, want daar krijgt iedere medewerker of student de kans om zelfstandig zijn verhaal te doen.  Op de UvA werd daar helemaal geen gebruik van gemaakt. Ik heb me daar ongelofelijk over verbaasd, heb later zelfs nog even gekeken of het bericht over dat inloopspreekuur wel goed was verspreid.”

“Juist met zo’n inloopspreekuur kun je voorkomen dat er een toneelstukje wordt opgevoerd. Dat gevaar loop je natuurlijk wel, zeker omdat er van een instellingstoets zoveel afhangt. Je krijgt in zo’n inloopspreekuur geen mensen die van tevoren zijn ingeseind en getraind in het voeren van dat soort  gesprekken. Ze zijn super belangrijk om te voorkomen dat stemmen ongehoord blijven. Dat zou eigenlijk meer uitgevent moeten worden in de aanpak en de aankondiging van een instellingstoets.”

Uit angst alles vastleggen

Eduard Schmidt heeft zich verwonderd over het papierwerk dat hij als panellid door moest worstelen. “Voor de instellingstoets was het veel leeswerk van de UvA. Ze hebben voor ieder beleidsonderdeel een aparte nota geschreven, je hebt een ‘nota internationaal’, een nota ‘studenten met een beperking’,  overal is wel een notitie voor. Dat is wel een gevolg van zulke toetsing,  instellingen willen alles vastleggen. Dan moet je des te beter kijken naar het verschil tussen de papieren werkelijkheid en hoe daar in de praktijk mee wordt omgegaan.” 

Daarom zijn de gesprekken van het panel binnen de hogeschool en universiteit zelf voor Eduard ook zo belangrijk. “Je kan juist omdat je heel veel mensen uit de organisatie spreekt heel diep doorvragen. We hebben echt mensen gehad die kritisch waren in die gesprekken. Het is niet altijd allemaal leuk en aardig. Voor mij was het belangrijkste dat het beleid echt, oprecht gedeeld wordt binnen een instelling en dat gebeurde duidelijk aan de UvA.”

Breed gedragen, slecht beleid

Toch is het Schmidts indruk, dat de instellingstoets nadrukkelijker  over ‘de inhoud’ zou mogen gaan. “Bij de instellingstoets gaat het niet echt om ‘de kwaliteit’ van het onderwijs. Heel slecht beleid van een instelling dat wel breed gedragen wordt, daarmee kun je uiteindelijk toch de instellingstoets halen. Stel: een instelling legt in elke opleiding een bindend studieadvies op in het tweede en derde jaar en legt daarbij alleen maar de focus op rendementen. Dan gaat het daar niet om de student. Dat vind ik dus een hele slechte visie, maar als die breed gedragen blijkt te zijn, kun je dan wel gewoon de instellingstoets halen.”

“Ik vind  daarom dat er nog wel meer op de inhoud commentaar kan worden gegeven door de panels. Als je onderwijsvisie inhoudelijk rammelt dat is niet doorslaggevend voor het niet  of wel halen van een instellingstoets. Daarom vind ik ook dat een panel de plicht heeft het om aan de kaak te stellen als die visie onvoldragen blijkt te zijn.”

Spiegels voor bestuurders

Panels gaan niet zo maar aan de slag. Zij worden vanuit de NVAO ingewerkt en ‘opgeleid’. Schmidt ziet dat zoiets voor ervaren hoger onderwijsexperts prima te doen is, maar zou voor de studentleden een extra aspect willen zien daarin. “Ik denk dat het heel goed zou zijn dat je als studentleden van verschillende panels samen intervisiemomenten hebt. Die andere panelleden die zijn heel ervaren, maar als studenten zou je best lijstjes van do’s en dont’s aan elkaar mee kunnen geven.”

“Je moet daarnaast ook beschikken over bepaalde gesprekstechnieken. Je moet er gewoon doorheen kunnen prikken bij het vragen naar ‘wat is wel aan de orde en wat niet’. Je leert zien wie het achterste van de tong laat zien en wie niet. Het is ook voor een groot deel je boerenverstand gebruiken. Als je een decaan in de eerste gespreksronde hoort vertellen dat hij heel veel contact heeft met studenten en ze betrekt in de besluitvorming, dan is dat het eerste wat je vraagt in de volgende ronde aan de studenten.”

Dit laat volgens Schmidt in de praktijk al zien wat het grote belang kan zijn van de instellingstoets. “Het is heel goed voor jezelf als instelling als er kritisch gekeken wordt naar hoe jij je beslissingen neemt. Kortom, er wordt gekeken naar hoe jij je instelling runt. De verantwoordelijke bestuurders moeten laten zien dat ze alle touwtjes in handen hebben.”

“Het is echt een spiegel voor zo’n bestuurder die hem op de eigen instelling voorgehouden wordt. Normaal gesproken zal een bestuurder niet uit zichzelf zeggen ‘ik ga nu eens heel mijn instelling aan een kritische reflectie onderwerpen’. Dat gebeurt nu wel. Kijk, goede bestuurders zoeken wel naar een eigen tegenkracht in hun organisatie, om er voor te zorgen dat hun wil niet zo maar wet is. Die zorgen dat ze tegengas krijgen en dat hun visie echt gedeeld wordt. Slechte bestuurders die dat niet zelf doen, die heb je met deze vorm van toetsing er wel mee te pakken en dat vind ik het belangrijkste.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK