De hefboom voor verbetering

Nieuws | de redactie
17 september 2013 | “Een slim College van Bestuur gebruikt ons ook om intern druk op de ketel te zetten. Iedereen wil immers een onderbouwde reputatie hebben van goed onderwijs en goed onderzoek.” NVAO-voorzitter Anne Flierman over scherpere oordelen die meer ruimte geven voor een kwaliteitscultuur.

Anne Flierman is sinds kort voorzitter van de NVAO, “mijn eerste 100 dagen,” zegt hij lachend. Die zijn bijzonder omdat vlak voor Prinsjesdag een stapel rapporten verscheen, die de werking en de doeltreffendheid van het stelsel van accreditaties en borging van kwaliteit uitvoerig analyseren en beoordelen. Minister Bussemaker legt daar haar eigen conclusies voor beleid en strategie bij.

De boodschap daarvan is positief: Nederland zit op de goede grondige weg en het samenwerken met Vlaanderen op het gebied van borging en kwaliteitscultuur is vruchtbaar. Toch noteert de NVAO zelf dat “zeker nog betekenisvolle verbeteringen mogelijk zijn.”

Cadeautje bij de start

Flierman zegt tegen ScienceGuide daarom, dat deze evaluaties en de conclusies van de minister “een cadeautje zijn voor een nieuwe voorzitter.” Uit de stukken komen immers stevige onderbouwingen en aanbevelingen naar voren voor het formuleren van zijn strategie voor de komende jaren. “Dat moesten we als bestuur van de NVAO toch doen en je kunt nu met de kracht van de gegevens en de argumenten uit deze rapporten zo’n agenda strategie op poten zetten.”

“Uit de evaluaties blijkt, dat de richting die is ingezet met het stelsel door velen wordt gedeeld. De nieuwe opzet van accreditaties, de instellingstoets en het accent op de ontwikkeling van een kwaliteitscultuur worden gezien als wezenlijke stappen vooruit. Minister Bussemaker onderschrijft bovendien in haar brief die richting en visie.”

De analyses laten iets erg interessants zien: in het nieuwe stelsel van beoordelen en borgen zijn zowel de scherpte toegenomen als de ruimte voor HBO en WO om meer doelgericht en meer gedifferentieerd te handelen als er dingen niet goed blijken te zijn. De visitaties zijn dus strenger in hun oordeel en conclusies en tegelijkertijd hebben de universiteiten en hogeschool meer mogelijk om dingen te verbeteren en een interne kwaliteitscultuur te laten opbloeien. Hoe verklaart u het succes hiervan?

“Die grotere scherpte met meer ruimte tot handelen, valt inderdaad op in deze rapportages, maar dat is bij de opzet van het nieuwe stelsel wel zo voorzien. Het vorige stelsel werkte in de kern zo: het gaf aan een HO-instelling een ‘license to operate’ met een opleiding, het was ‘ja’ of ‘nee’. Mijn voorganger Karl Dittrich zei het nogal beeldend: “De echte wrakken werden van de weg gehaald.” Dat was voor de eerste complete cyclus van beoordelingen ook prima. Maar voor een kwaliteitscultuur is meer nodig, en daarom is het stelsel de afgelopen jaren verder ontwikkeld.

Nu kunnen wij diverse oordelen geven, zowel in hogere vormen van waardering als in kritische zin. En dat gebeurt dus ook. Daarbij krijgen HBO en WO duidelijke hersteltermijnen als die oordelen hen daartoe aanzetten. Zij kunnen dus ook zelf kritisch handelen in hun eigen organisatie en opleidingsaanbod, als daar duidelijk reden toe is en dat door ons helder onderbouwd is.

Ze kunnen concreet werken aan flinke, en ook snelle verbetering als een kritisch oordeel dat wettigt. Dat zien we ook gebeuren, men trekt er dan stevig aan. Een slim College van Bestuur gebruikt zo’n kritische rapportage  ook om intern druk op de ketel te zetten. Iedereen wil immers goed voor de dag komen, een onderbouwde reputatie hebben van goed onderwijs en goed onderzoek. De kwaliteitscultuur die daaruit spreekt, is altijd ook een hefboom voor verbetering.

Erosie bij universiteiten

Het is goed eraan te herinneren dat deze benadering van scherpte en ruimte tot herstel onder meer vanuit de studentenbonden kwam. Zij zagen dat je HBO en WO beter aan kon porren tot verbeteringen dan alleen ‘ja of nee’ oordelen te laten geven door visiterende panels. Zo konden zij in situaties waar kritisch op kwaliteit gewettigd was natuurlijk ook invloed terplekke aanwenden om betrokken te zijn bij het sturen op zulke verbeteringen. Ook dat is kwaliteitscultuur, dunkt me.

Wat we zeker moeten onthouden, is dat dit een aspect is, dat we als NVAO al uit Vlaanderen kenden. We konden zien dat het werkte daar. Je ziet hier een voorbeeld van een van de belangrijkste ‘lessons learned’ die mogelijk zijn dankzij ons ‘binationale systeem’ van kwaliteitszorg. In Vlaanderen zien we nu eenzelfde verschijnsel met de zinvolle rol die de instellingstoets-ervaring in ons land speelt bij de ontwikkeling daarvan bij de zuiderburen.”

De evaluaties laten zien dat binnen het WO enige erosie te merken is van de waardering voor het stelsel van kwaliteitszorg. Daar klinken wat meer narrige reacties dan voorheen en ook duidelijk meer dan in het HBO. Dat verbaast toch wat, want de voorbije jaren lag vooral het HBO onder vuur als het ging om forse kritische analyses en berichten over kwalitatieve aspecten.

Die houding binnen de universiteiten heb ik ook waargenomen in de rapportage vanuit de Inspectie. Ik hoor zulke signalen ook van sommige rectores. De discussie daarover ga ik met hen aan, zeker.

Wat is de kwestie? In het WO heeft men de voorbije twee jaar die nieuwe scherpte en flexibilisering van oordelen van onze kant gemerkt. Voorheen werd de basiskwaliteit beoordeeld en bij onze universiteiten was en is die werkelijk op orde. Hun uitstekende reputatie, ook internationaal in de rankings, komt echt niet uit de lucht vallen. De beoordelingen bij accreditaties zagen zij dus met weinig zorg tegemoet, dat zat wel goed.

Nu voelt men meer dat de beoordelingen ook een nadere, een kritischere visie omvatten. Job Cohen zei dat als panelvoorzitter in Rotterdam erg mooi, vond ik. “Uw wenkbrauwen gingen wel even omhoog bij het eerdere oordeel.” Hij gaf ook aan daar best enig begrip voor op te kunnen brengen. Tegelijkertijd wees hij op de grote verbeterslag die de EUR heeft gemaakt: daarmee is ook duidelijk dat er in Rotterdam het nodige te verbeteren viel.

Je zag het ook bij de VU. Daar gingen de golven hoog, toen er bij de proefaudit voor de instellingstoets verschillende noten gekraakt bleken te moeten worden. In zekere zin kun je vaststellen, dat men in het HBO al vaker met zulke kritische situaties en processen had gewerkt en de hogescholen meer dan de universiteiten met deze nieuwe benadering en beoordeling hebben leren omgaan.

Mijn fysica en mijn geschiedenis

Er speelt nog iets, naar ik vanuit het WO begrijp. Een rector denkt bij de verschillende beoordelingen: “ik zie dat ‘mijn fysica’ goed beoordeeld is en vorige week ‘mijn geschiedenis’ ook. Mooi! Maar hoe kan ik nu zien hoe dat oordeel ‘goed’ bij de ene discipline zich verhoudt, relatief en absoluut, tot dat ‘goed’ bij die andere?” Dat is een serieus punt, vind ik.

De consistentie van de oordelen is een wezenlijk element van de werking van ons stelsel. De Inspectie vraagt daar ook naar en ik vind dat erg goed. Door de beoordelingen binnen disciplines meer te clusteren, dus in samenhang van de inhoud te brengen, neemt de betrouwbaarheid sterk toe. In het WO doen we dat al, en als het HBO hier ook aan gaat werken, zullen we dat effect ook daar gaan zien.

Een veel lastiger vraagstuk is de vergelijkbaarheid tussen disciplines. Je hebt een excellente opleiding in de ene en in een andere discipline, maar welke is nu de beste? Daar hebben we nog geen goed antwoord op. Onthoud wel één ding: dit soort beoordelingen zijn geen cijfermatige, natuurkundige proefjes die we doen. Dat timmermansoog van Henk Pijlman in zijn interview is een wijs woord.

Dan moet u goede timmerlieden kunnen aantrekken voor de panels en de professionals die de beoordelingen voorbereiden en uitwerken. En ook zulke vaklieden zijn schaars. De groei naar een kwaliteitscultuur verreist niettemin een verdere professionalisering van de aanpak en werkwijze, zo stellen de rapportages.

Dat is een terecht punt. We moeten de lessen die we leren goed laten doorklinken in de aanpak van de panels en visitaties. Daar liggen concrete verbetervoorstellen voor op tafel. Eduard Schmidt van de LSVb zei in zijn gesprek met jullie bijvoorbeeld een en ander over meer intervisie tussen de studentenleden van panels over ervaringen en dilemma’s. Ben ik het zeer mee eens. We willen zoiets trouwens ook versterken bij de secretarissen en voorzitters van de panels.

De steekwagen voor Plasterk

Met een serie verbeteringen, ook door met de evaluatiebureaus gesprekken te intensiveren, kunnen we de werkwijze van visiteren vereenvoudigen, door onder meer scherpere handleidingen te maken. We bouwen aan een ‘kennisbasis’ voor de uitvoering van instellingstoetsen nu we daar de nodige ervaring mee hebben opgebouwd. Dat kan hun aanpak doelgerichter maken en de consistentie van beoordelingen verder verhogen. Dat verhaal van Henk Pijlman over die steekwagen met stukken voor Ronald Plasterk is natuurlijk erg vermakelijk, maar laten we wel zorgen dat dit een anekdote blijft uit een eerdere, meer omslachtige fase van het stelsel.

Bij de professionalisering en het streven naar ‘slankere’ regels en een gedifferentieerd instrumentarium wil ik één punt voorop zien te houden. De evaluatie laat zien dat het hoger onderwijs nog steeds zegt: ‘dit is óns stelsel van borging van kwaliteit’. De NVAO is onderdeel van dát stelsel. Dat gevoel is een krachtig kenmerk, dat is bijzonder waardevol voor de bloei van de kwaliteitscultuur die wij allemaal nastreven.

Voor die cultuur is ruimte voor verbeterslagen bij kritische oordelen van groot belang, blijkt nu. Zijn er mogelijkheden om die ruimte te versterken?

Ja, die zijn er. Maar let wel: aanpassingen in het stelsel moeten we doen om de scherpte ervan te houden, niet om de consequenties van kritische analyses te gaan dempen. De minister spreekt in dit verband over ‘verdiend vertrouwen’. Dat is de benadering die wij als leidraad hanteren.

Een voorbeeld kan dat illustreren. We hebben nu een hersteltermijn van 1 jaar bij een oordeel dat voorwaarden stelt voordat een opleiding alsnog positief geaccrediteerd kan worden. Als nu een beoordeling in januari afkomt en de opleiding moet de aanpak van afstuderen en de eindwerkstukken fiks verbeteren, dan is dat voor de studenten van dat studiejaar al niet meer mogelijk om dat goed te doen. Een analyse van een jaar later zal dan geen concrete verbeteringen van de eindresultaten kunnen zien in de herstelperiode.

We moeten die hersteltermijn van 1 jaar dus flexibiliseren om de aanpak van de kwaliteit juist aan te wakkeren, want daarvoor is 2 jaar herstelperiode echt beter. Om de scherpte er dus in te houden, zodat de opleiding echt betere resultaten kan en moet laten zien. De minister stelt op dit punt dan ook terecht een aanpassing van de wet voor.

Niet soft, wel stootblok

Deze aanpak is niet soft. Als iets niet goed genoeg is, dan leggen we dat onderbouwd op tafel en staat het op de agenda van de instelling zelf in HBO en WO en vaak ook breder in het hoger onderwijs. Dat merken we allemaal. De herstelperiode is er om dit fundamenteel te veranderen, niet om een tijdje zelfbeklag te doen. Aan het eind daarvan – na 2 jaar of 1 jaar – staat daar toch echt die wisselwachter, de NVAO. En dan zijn er nog maar twee sporen, die ene naar de route die intensief kennisverkeer mogelijk maakt, die andere naar het stootblok.”

Al heel wat jaren klinkt de verzuchting dat kwaliteitszorg en accreditaties zo veel bestuurlijke drukte, papier en administratieve lastendruk opleveren. De evaluaties relativeren dat nogal. Veel van die papierwinkel doen HBO en WO vooral zichzelf intern aan, zo blijkt. Is dat ook uw beeld?

“Het gevoel op de werkvloer van de opleidingen herkennen we allemaal. Ik snap die docent wel, die in een kleine letterenopleiding in korte tijd een onderzoekevaluatie ondergaat én zijn stuk voor de prestatieafspraken en de RCHO moet invullen én in zijn domein een NVAO-accreditatie aangekondigd krijgt.

De minister is in haar conclusies toch mild op dit punt. De accreditaties en het stelsel zijn niet de hoofdfactoren bij dezen in de opleidingen ervaren lastendruk. Er zijn meerdere aspecten en bij de actie die OCW gaat ondernemen hierop neemt zij die allemaal mee. Want vaak is het de interne aanpak binnen de instelling of de branche die voor veel ‘papierwerk’ zorgt.

High trust en MOOC’s

Onderschat ook de impact van incidenten rond ‘de kwaliteit’ niet. Zodra dat aan de orde komt, gaat elk college van bestuur intern na ‘of zoiets ook bij ons kan gebeuren.’ Ik deed dat zelf als collegevoorzitter ook en natuurlijk leidt dat intern tot meer checks en controle op ‘de kwaliteit’ en mensen denken dan dat dat komt door de eisen vanuit de externe kwaliteitszorg. Heel herkenbaar allemaal.

Maar we kunnen wel degelijk het nodige doen om te komen tot minder lasten en voorschriften Van ‘quick wins’ tot aandacht voor ‘compliance assistance’, zoals de inspectie die suggereert. Ook intern bij de NVAO zullen we onze processen en toelichtingen doorlichten om deze wat slanker en slimmer te maken, en daarmee minder ‘ruis’ bij instellingen te veroorzaken.

Voor de lange termijn denk ik dat het vereenvoudigen van de aanpak op basis van ‘high trust’ of ‘verdiend vertrouwen’ het meest perspectief biedt. Je kunt dan bij voorbeeld overwegen om bij instellingen die als geheel hun zaken prima op orde hebben, te volstaan met een verder vereenvoudigde beoordeling van de opleidingen. Vlaanderen gaat op termijn ook die kant op, dus hier kunnen we weer van elkaar leren. Wij willen het gesprek daarover graag met elkaar, en met het veld voeren, en ik begrijp dat minister Bussemaker dat ook wil. Dat lijkt me een spannende discussie.

Terwijl wij zitten te praten ondergaat het HO een volgende revolutie die borging en kwaliteitscultuur diep zal beïnvloeden. ‘Open Education’ is ook een geweldige uitdaging aan goede kwaliteitszorg. Wie borgt de MOOC en hoe?

“Oh ja beslist! We hebben dat nu al aangestipt om die reden. MOOC’s zijn wereldwijd nu al een ontwikkeling waar je je als hoger onderwijs toe moet verhouden. Onderwijs op het niveau van universiteit en hogeschool verandert als proces in hoog tempo. Dat wij daarom met elkaar serieus daarover nadenken is noodzaak en uitdagend.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK