Verdiend vertrouwen

Nieuws | de redactie
27 september 2013 | Minister Bussemaker wil nog meer dan nu uitgaan van “verdiend vertrouwen” bij de borging van HO-kwaliteit. Dit blijkt uit haar antwoord op Kamervragen naar aanleiding van het rapport van de Rekenkamer over het nieuwe accreditatie stelsel. Wordt zulk vertrouwen geschonden, dan grijpt zij scherp in.

De minister is met een reactie gekomen op het rapport van de Rekenkamer over het nieuwe accreditatiestelsel. Zij wil nog meer dan in het huidige stelsel dat er uit wordt gegaan van verdiend vertrouwen. Daarnaast kwam de minister in aanloop van een debat in de Kamer over de kwaliteitszorg met een nota van wijzigingen en bouwde vort op schriftelijke beantwoording van Kamervragen naar aanleiding van eerdere nota’s. Hierin licht de minister onder andere toe hoe de nieuwe “aanwijzingsbevoegdheid” in de praktijk gaat werken om falende onderwijsbestuurders aan te pakken.

Proportioneel toezicht

De minister wil een aantal veranderingen doorvoeren en het stelsel ook in dat licht bezien. “Ik wil nog meer toe naar een stelsel waarin verdiend vertrouwen wordt beloond. Daar is een begin mee gemaakt bij de invoering van het nieuwe stelsel, maar ik wil samen met betrokkenen de vormgeving van het stelsel meer fundamenteel bezien in dit licht.”

“Waar er verdiend vertrouwen is, kan en moet zich dat ook uitbetalen in proportioneel toezicht en beperktere accreditatie. Hierin wil ik verdere stappen zetten. Naast het gesprek met betrokkenen wil ik ook over de grenzen kijken hoe in andere landen verdiend vertrouwen wordt beloond. Daarbij ligt in ieder geval vergelijking met Vlaanderen voor de hand gezien de NVAO als gezamenlijke accreditatieorganisatie.”

Aanwijzingsbevoegdheid 

Ook heeft de minister in deze stukken na kritiek van de Raad van State nader uiteen gezet hoe de aanwijzingsbevoegdheid er uit moet zien. De Raad had namelijk bedenkingen of dit niet de autonomie van instellingen teveel in het nauw bracht.

“De regering wijst erop dat dat met de invoering van een aanwijzingsbevoegdheid het handelingsrepertoire van de minister wordt uitgebreid, zodat er in voorkomende gevallen van ernstige nalatigheid of wanbeheer gerichter kan worden opgetreden. De regering wijst erop dat de introductie van de verbrede aanwijzingsbevoegdheid niet op zichzelf staat.

De inspectie heeft haar financiële toezicht aangescherpt waarbij meer toekomstgerichte indicatoren dan voorheen worden toegepast. In de brief van 19 april 2013 is een samenstel aan maatregelen aangekondigd om de bestuurskracht in het onderwijs te versterken. Onderdeel daarvan is onder andere de verplichting om in de jaarrekening een toekomstparagraaf op te nemen.”

Early warnings

De minister heeft nu de bevoegdheid om eerder te reageren op misstanden, zo licht zij toe in de brief aan de Kamer “Op basis van ‘early warnings’ kan eerder duidelijk worden of maatregelen noodzakelijk zijn, waaronder – als ultimum remedium – de inzet van de aanwijzingsbevoegdheid van de minister.”

“Het tijdig treffen van een maatregel maakt dat bijsturen eerder het gewenste resultaat oplevert. Ik verwacht echter ook dat de mogelijke inzet van de aanwijzingsbevoegdheid preventief zal werken als extra stok achter de deur voor een bestuur om zijn problemen zelf, zonder tussenkomst van de minister, tijdig aan te pakken.”

Hoewel de rol van de bewindslieden wordt aangescherpt, maakt dit volgens Bussemaker het beslist niet dat bestuurders minder verantwoordelijk worden.

“Door de aanwijzingsbevoegdheid ontstaat er een nadrukkelijker rol voor de bewindslieden van OCW. Het mogelijke gebruik van het ultieme instrument van een aanwijzing neemt evenwel de verantwoordelijkheid van bestuurders en in voorkomende gevallen interne toezichthouders niet weg. Zij zijn en blijven verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. Het instrument zal pas worden ingezet nadat de inspectie onderzoek heeft gedaan en een school of instelling tot de orde heeft geroepen. “

Falende bestuurders

Volgens de minister kan tekortschieten in de verantwoordelijkheid voor kwalitatief hoogwaardig HBO en WO er op tal van manieren uitzien. “Dat tekortschieten hoeft geen betrekking te hebben op financieel wanbeheer. De bekostigingsvoorwaarden kunnen ook betrekking hebben op bijvoorbeeld de kwaliteitszorg.

Met het middel van de aanwijzing kan in de toekomst worden opgetreden tegen falende bestuurders en/of toezichthouders die overtreding van de bekostigingsvoorwaarden niet of niet snel genoeg willen wegnemen.”

De minister gaat niet zelf besturen bij zo’n scherpe aanwijzing. “Het is niet de bedoeling dat het bestuur van de instelling door de minister wordt overgenomen, nog afgezien van het gegeven dat een maatregel die via een aanwijzing wordt opgelegd, bijvoorbeeld de aanstelling van een deskundige, altijd van tijdelijke aard is. Bovendien kan een instelling tegen een aanwijzing in beroep gaan bij de bestuursrechter.”

De minister verwacht dat er een preventieve werking van deze mogelijkheid tot daadkrachtig ingrijpen vanuit OCW zal uitgaan. “Een aanwijzing kan misstanden beëindigen en daarmee ook voor de toekomst een gunstig effect hebben. Bovendien werpt het bestaan van de aanwijzingsbevoegdheid zijn schaduw vooruit: instellingen zullen zich in het besef van een mogelijke aanwijzing waarschijnlijk meer bewust zijn van hun verantwoordelijkheid om ongewenste ontwikkelingen bij te sturen en in de toekomst te voorkomen.”

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK