Kabinet doorvorst wetenschap

Nieuws | de redactie
28 oktober 2013 | Het kabinet onderzoekt diepgaand “of de middelen voor wetenschappelijk onderzoek optimaal worden benut en aangestuurd.” De ambtenaren moeten daarbij soms opmerkelijke vragen stellen en sommige vragen ook juist niet.

Het zogeheten ‘IBO Wetenschappelijk onderzoek’ vervangt de door minister Bussemaker aangekondigde  ‘beleidsdoorlichting naar Onderzoek- en Wetenschapsbeleid’. Nu met zo’n Interdepartementaal Beleid Onderzoek gaat het ministerie van Financiën veel meer achter het stuur zitten. Zo levert Dijsselbloem de secretaris van de onafhankelijk voorzitter van de werkgroep uit de ministeries die het werk uitvoeren moet.

Zwaarste middel

Een IBO is het zwaarste middel dat een kabinet kan inzetten om een diepgaande analyse en hervorming voor te bereiden en in te zetten. Daarom dat een voornemen daartoe ook op Prinsjesdag bij de Miljoenennota moet worden gemeld, onderbouwd en verantwoord. De Tweede Kamer kan daar dan over doorvragen en zo nodig koerswijzingen aanbrengen.

Bij de voorbereiding van de OCW-begroting is dat dan ook gebeurd. De antwoorden van de bewindslieden blijven echter vaag en algemeen, zo hoort ScienceGuide van de vragenstellers. Het Prinsjesdagdocument met de IBO-beschrijving roept echter wel degelijk een serie pregnante vragen op.

  • De onderbouwing van de opdracht is een stuk van het CPB van “al weer enige tijd geleden”, zoals de bewindslieden toegeven. Het gaat om een studie uit 2005 naar de positie van “het Nederlandse kennissysteem.” Zijn de algemeenheden daarin van acht jaar geleden – onder Balkenende II , vier kabinetten geleden dus – nog voldoende relevant te noemen? Had het kabinet belangrijke trends sindsdien niet moeten meenemen in het onderbouwen van het IBO, zoals het vervallen van de FES-gelden, de start van de topsectoren, de opmars van het WO in de wereldwijde rankings en het wegzakken van ons land in de innovatierankings van de kennisnaties?
  • Waarom wordt het praktijkgericht onderzoek van het HBO en TNO niet meegenomen in het IBO? Is dat geen onderzoek van betekenis in het kennissysteem met veel “maatschappelijke impact”?
  • Welke visie en definitie heeft het kabinet eigenlijk meegegeven aan de onderzoekers op het te meten “beste maatschappelijke rendement” van het onderzoek? De opdrachtformulering zwijgt daarover.
  • De ambtenaren moeten onder meer vragen stellen naar zaken als: “kiezen de onderzoekers voor de juiste onderzoeksvragen? “ Dit lijkt in strijd met het artikel in de WHW, waarin de academische vrijheid is gegarandeerd als factor bij de bekostiging van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek.
  • Ook moeten de ambtenaren vragen of “de onderzoeksresultaten de maximale impact op maatschappij, onderwijs en wetenschap zelf“ hebben. Wát maximale impact – gewenst of niet gewenst –  is, blijft buiten beschouwing of definitie in de opdracht.

Maximale output

Deze en andere opmerkelijke onderdelen van het onderzoek worden in een “centrale vraagstelling” geformuleerd: “of de huidige inzet van middelen voor wetenschappelijk onderzoek optimaal is voor het bereiken van een maximale maatschappelijke output?”

De vraag is gewettigd: een maximale output van wat? Van hoeveelheid onderzoek? Van economische bloei? Van te exporteren kenniswerkers? Welke output van welke productiviteit wil het kabinet nu eigenlijk maximaliseren en optimaliseren? In het stuk met de inhoudelijke opdracht voor dit zwaarwegende beleidsonderzoek is de aanduiding daarvan niet te vinden.

Beleidsvarianten

De internationale benchmarking van het IBO roept ook vragen op. Enerzijds moeten de ambtenaren kijken naar “min of meer met Nederland vergelijkbare landen zoals Zwitserland, Denemarken en Zweden”, anderzijds worden ze voor de beleidsmatige conclusies wel direct gewezen op de twee principieel verschillende modellen uit de USA – de National Science Foundation – en Duitsland, de Max Planck Gesellschaft, die in het stuk nog fout geschreven wordt ook. De genoemde staten zijn of beduidend kleiner dan ons land of zo veel groter dat vergelijkingen maar beperkt vruchtbaar kunnen zijn.

De uit te werken “beleidsvarianten” zullen in elk geval “budgetneutraal” zijn, “of leiden tot besparingen die worden geherinvesteerd in het beleidsterrein.” Tot een krachtig ‘Merkeliaans’ kennisbeleid met lange termijnvisies, oriëntaties en investeringen op 3% of 4% van het BBP mag het IBO dus niet leiden.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK