Onderzoekbank voor leraren

Nieuws | de redactie
2 oktober 2013 | Geert ten Dam, voorzitter van de Onderwijsraad, stelt voor om met leraren een onderzoekdatabank voor leraren op te zetten: een bestand waarin leraren kunnen opzoeken welke aanpak onder welke omstandigheden werkt. “De onaantrekkelijkheid van de school als werkomgeving is een ramp.”

Dit plan zette Ten Dam uiteen in een lezing die zij hield tijdens de Dies van de Open Universiteit. Ten Dam wil dat docenten die academisch geschoold zijn, ook bijpassende onderzoekvaardigheden kunnen gebruiken in hun werk als docent. Dit ook om het vak van leraar inhoudelijk meer aantrekkelijk te maken voor academische gevormde leraren. “De onaantrekkelijkheid van de school als werkomgeving voor hoogopgeleiden is voor individuen een probleem, maar voor het onderwijs een ramp,” betoogt Ten Dam in haar Dieslezing.

U leest deze beschouwing van de voorzitter van de Onderwijsraad hier.

 

“Spreken over professionalisering zonder aandacht voor wat de professional beweegt, is een zinloze exercitie. Het heeft geen ziel en is betekenisloos. Voor de leraar zelf, en voor het onderwijs. Leraarschap is niet iets technisch-instrumenteels. Het heeft een ethische, normatieve dimensie en is nauw verbonden met persoonlijke drijfveren en doelen. Tegelijkertijd heeft leraarschap ook maatschappelijke betekenis. Goed onderwijs maakt een samenleving rijker, socialer en democratischer. Voor kinderen geldt dat het onderwijs dat zij krijgen in hoge mate bepalend is voor hun toekomst. In deze rede wil ik het daarom met u hebben over de persoonlijke én maatschappelijke relevantie van professionalisering van leerkrachten.

Voor kwaliteitsverbetering van het onderwijs zijn hoog opgeleide leraren nodig. Daar mag en moet de overheid eisen aan stellen, wat mij betreft in de vorm van een verplicht lerarenregister en de master-eis als standaard. Maar ik vind het naïef om te denken dat scholing volstaat. Professionalisering van leraren heeft alleen kans van slagen als we gelijktijdig werken aan een modernisering van het beroep.

Voor het onderwijs een ramp

Als je een academische opleiding hebt gedaan, dan hecht je aan een werkomgeving waarin ook een appèl wordt gedaan op je academische vaardigheden met bijbehorende verantwoordelijkheden. Voor alle leraren geldt dat veertig procent het beroep na vijf jaar weer verlaat. Ze vinden dat ze te weinig uitdaging hebben en ook te weinig beloning en waardering. Voor academici geldt dat in het bijzonder. Ontwikkel- en onderzoekstaken zijn niet structureel ingebed in de school. En dat zijn bij uitstek hoogwaardige professionele competenties. De onaantrekkelijkheid van de school als werkomgeving voor hoogopgeleiden is voor individuen een probleem, maar voor het onderwijs een ramp.

Op goede gronden vragen we vandaag de dag van leraren dat ze opbrengstgericht werken, dus de evaluatieve cyclus doorlopen. Tevens vinden we dat ze daarbij, evenals professionals in de zorg of de jeugdzorg, evidence-based te werk moeten gaan. Voor het verzamelen van wetenschappelijke evidentie over onderwijsaanpakken is de route van experimenteel onderzoek de gouden standaard. In lijn hiermee wordt van leraren en scholen verwacht dat ze alleen veranderingen doorvoeren als hiervoor – vooraf – voldoende bewijs van effectiviteit geleverd is.

School is geen laboratorium

Natuurlijk is het gewenst dat aan de doelen die leraren en scholen nastreven, zo effectief en efficiënt mogelijk gewerkt wordt. Maar er is na meer dan dertig jaar onderwijsonderzoek weinig eenduidig bewijs voor ‘wat werkt’. Het onderwijs leent zich maar heel beperkt voor zuiver experimenteel onderzoek. Random toewijzen van leerlingen aan experimentele en controle condities stuit vaak op praktische en soms ook ethische bezwaren. En leraren willen vanuit hun verantwoordelijkheidsgevoel en professionaliteit ´het beste voor hun leerlingen ´ en laten daarom pedagogische en morele overwegingen prevaleren boven onderzoekstechnische. De school is geen laboratorium.

In de dagelijkse praktijk spelen bovendien specifieke vragen en problemen waar een generaliserende aanpak vaak geen goed antwoord op biedt. Wat bij de ene leraar en zijn leerlingen werkt, kan voor andere leraren, leerlingen en scholen helemaal niet werken. U herinnert zich wellicht de controverse van een paar jaar geleden over traditioneel versus realistisch rekenen. De KNAW vergeleek in 2009 de rekenprestaties van leerlingen bij de verschillende rekenmethoden en vond geen noemenswaardige verschillen.

De KNAW constateerde: “Binnen een bepaalde rekendidactiek bestaan vaak grotere verschillen in de leerlingprestaties dan tussen rekendidactieken. De specifieke uitwerking van de didactiek en de interactie tussen leraar en leerling spelen kennelijk een grotere rol dan de algemene rekendidactische principes.”

Resultaten van onderzoek moeten kortom altijd geïnterpreteerd worden in het licht van de lokale situatie: wat geldt hier ook, wat kan ook hier tot een verbetering leiden en wat vraagt om aanpassingen? En juist het maken van betekenisvolle aanpassingen vraagt om een hoge mate van professionaliteit aan de kant van leraren.

Evidence-based onderwijs

Innovatie en kennisproducten gedijen alleen in een situatie waarin aangesloten wordt op bestaande kennis, op de gangbare manier van werken en op het eigenaarschap en de zingeving van de mensen die er werken. De traditionele invulling van evidence-based onderwijs is om die reden te beperkt. Door gebruik te maken van beschikbare gegevens uit de onderwijspraktijk van alledag kunnen we slimmer te werk gaan, op een manier die bijdraagt aan de professionaliteit van leraren door daadwerkelijk een beroep te doen op hun professionele kwaliteiten en drijfveren.

In dit opzicht valt veel te leren van recente ontwikkelingen in de gezondheidszorg. De stichting Dutch Institute for Clinical Auditing laat zien dat er meer succes geboekt kan worden bij de behandeling van darmkanker door beter gebruik te maken van informatie van professionals zelf. Chirurgen registreren gegevens over patiënten en hun behandeling: leeftijd, bijkomende ziekten, stadium van de tumor, uitzaaiingen en type operatie. De resultaten worden wekelijks teruggekoppeld naar een landelijke databank die door chirurgen zelf kan worden ingezien. Door hun eigen cijfers te vergelijken met die van anderen achterhalen zij hoe ze de zorg kunnen verbeteren. Het aantal patiënten bij wie vanwege complicaties een nieuwe ingreep nodig was daalde in 2011 met maar liefst een kwart ten opzichte van het jaar daarvoor.

Observationeel vergelijkend onderzoek

Ook voor het onderwijs biedt observationeel vergelijkend onderzoek kansen. Leraren  mogen wellicht niet als vanzelf geïnteresseerd zijn in ‘onderwijsonderzoek’, ze willen wel weten hoe het met hun leerlingen is gesteld. Daarin zit de bezieling van hun werk. Kijk als leraar gestructureerd hoe een aanpak, een lessenserie in de praktijk is verlopen en registreer de uitkomsten zorgvuldig op een manier die vergelijken met gegevens van andere leraren en scholen mogelijk maakt. CITO-toetsen kunnen daarbij behulpzaam zijn.

Om over de muren van de eigen school te kunnen kijken, zouden de verzamelde gegevens vervolgens gekoppeld moeten worden aan andere data-bestanden met gegevens over onderwijsinstellingen, leerlingen en leraren. Op deze manier kan een voortdurend geactualiseerd gegevensbestand worden opgebouwd over wat werkt in het onderwijs en waar professionals zelf direct toegang toe hebben.

Geobserveerde data door leraren zijn rommelig, in de zin dat de leeftijd van de leerlingen zal verschillen, de lestijd (50 minuten of blokuren), de instructie-aanpak (klassikaal of veel eigen werktijd), informatie over de voorkennis niet steeds zal zijn vastgelegd, enzovoorts. Maar het grote voordeel is dat het gegevensbestand de hele populatie kan omvatten. Het werken met ‘big data’ maakt het daardoor mogelijk de informatie vanuit verschillende invalshoeken te onderzoeken, veel relaties te ontdekken (wat werkt voor wie onder welke omstandigheden bij welke leraren?) en real-time informatie te bieden.

Slimme architectuur

Ik pleit kortom voor een slimme architectuur die zorgt voor een levendige verbinding tussen onderwijspraktijk, onderwijsontwikkeling en onderwijsonderzoek. Modernisering van het beroep vraagt om tijd en ruimte. Op dit moment heeft de overheid veel in detail geregeld met minder speelruimte voor leraren en scholen als gevolg. Voor de toekomstbestendigheid van het Nederlandse onderwijs is een herijking van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en onderwijsinstellingen nodig. Als we deze discussie niet oppakken, worden de kansen om het leraarschap te moderniseren in de kiem gesmoord.

Binnen de Open Universiteit is veel expertise en ervaring aanwezig over leren met behulp van nieuwe onderwijstechnologieën: onderwijs online, virtuele leergemeenschappen, open leermiddelen. Ook Wikiwijs, het platform waar docenten lesmateriaal kunnen plaatsen, downloaden en aanpassen is in uw huis ontwikkeld. Andere universiteiten en ook hogescholen kunnen daarvan profiteren. Binnen uw lerarenuniversiteit en het Wetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek (LOOK), wordt met die kennis gewerkt aan de professionalisering van leerkrachten. De uitdaging die ik in deze Dies rede geformuleerd heb, is u dan ook op het lijf geschreven.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK