Wildgroei HO-opleidingen verleden tijd

Nieuws | de redactie
21 februari 2013 | “Het bloed moet gaan kruipen waar het wel gaan kan.” De opleidingen in het HO zullen breder en duidelijker moeten worden, zodat HBO en WO meer vrijheid ontvangen om hun specialismen uit te diepen, zegt aanbodbewaker Norbert Verbraak. HBO-Techniek begint.

Verbraak komt binnenkort met ‘zijn’ derde jaarverslag, waarin de CDHO verantwoordt hoe de commissie zijn rol als verkeersagent voor de opleidingen waarmaakt.

“Je ziet een steeds duidelijker trend groeien. De instellingen wijzigen hun gedrag van ‘veel nieuw aanbod vragen met een matige kwaliteit’ naar ‘minder in de markt zetten dat wel goed aan de maat is.’ De soms beklaagde ‘wildgroei’ in het HBO en WO is daarmee toch echt verleden tijd. Een ongebreidelde expansiezucht werd vooral hogescholen weleens toegedicht, maar dat is passé.”

De impact van de demografie

Hoe deze trendwending is gekomen? Verbraak ziet verschillende oorzaken en omstandigheden daarvoor zorgen. “Wij zijn als CDHO meteen begonnen streng te kijken naar de aanvragen van nieuwe opleidingen. De serie afwijzingen zette de instellingen aan het denken. Zeker ook nu zij om economische redenen veel voorzichtiger zijn geworden met het opzetten van nieuw aanbod. Bovendien hebben HBO en WO hun prestatieafspraken moeten maken en toetst Van Vughts Review Commissie hoe zij dat waarmaken, ook wat betreft ambities rond nieuwe opleidingen.”

Al deze ontwikkelingen hebben de instellingen meer prudent gemaakt in hun beleid. Maar er speelt structureel nog meer door, ook op de langere termijn. “Je ziet de impact van de demografie nu toch echt doorbreken. In ‘krimpregio’s’ gaan hogescholen en universiteiten anders te werk inmiddels. Er komen geen aanvragen van nieuw aanbod daarvandaan.”

In HBO en WO is de strategie dan ook ingrijpend aan het veranderen. Veel hogescholen kappen stevig in hun deeltijdopleidingen, recent ook de HAN, nadat Rotterdam en Inholland deze trend al hadden gezet. Verbraak noemt deze trend “een langere termijn aanpak van aanbodreductie.” Daarbij wijst hij er op, dat HBO en WO “ook aanbod aanpakken dat ze op papier zouden mogen aanbieden, maar dat ze in de voorbije jaren als een soort ‘slapende opleidingen’ niet actief in de markt hebben gezet. Die laten ze afsterven.”

Verbreding van de sector

In grote disciplinegebieden is inmiddels sprake van “verbreding van wat de sector aanbiedt.” Dit is al merkbaar bij de Geesteswetenschappen in het WO, na de voorzet door de commissie-Cohen, en de Techniek in het HBO, na de voorzet door de commissie-Van Pernis. “Als CDHO maken wij nu ook sectorbrede analyses en deze ondersteunen zulke processen.”

De soms historische gegroeide indelingen van disciplines zijn in dat verband voorwerp van kritische innovatie. “Het is vaak toch een logica uit het verleden. De rechtenopleidingen in het HBO hebben zich als zelfstandig aanbod beslist bewezen, ook in de arbeidsmarkt. Maar ze zitten nog ondergeschoven in de sector Economie van de hogescholen. Opmerkelijk is ook dat het WO een sector Taal en Cultuur kent en het HBO niet. Terwijl we daar wel het kunstonderwijs kennen en in het bedrijfsleven en nu ook bij EZ een topsector Creatieve Industrie, met een eigen Human Capital Agenda.”

Belangrijke doorbraak vormt nu de sectoranalyse van de sector Techniek in het HBO. Deze is gaan ‘zwaluwstaarten’ met de opzet van een eigen sectorplan vanuit de hogescholen zelf, via het advies van de commissie Van Pernis. “Er was nog flink wat scepsis of dit soort zelfregulering wel iets zou opleveren. Het inzicht in de noodzakelijke verandering was er, maar of het bestuurlijke momentum er zou komen? “

CDHO als katalysator

De CDHO kon voor die stap “katalysator zijn.” Thema’s als gebrekkige transparantie van opleidingen, overdaad aan kleine soorten aanbod, smalle niches en weinig aandacht voor employability in razendsnelle technologische transities in de praktijk, deze vinden nu doorwerking in herordening van de sector. Eind maart zal hier duidelijkheid over komen.

 “Als katalysator konden wij vanuit de CDHO aangeven ‘hoe het zou kunnen’ bij de hogescholen zelf, als zij zover wilden en durven gaan. Nu komt de HBO-raad binnenkort daarmee en werkt ook OCW mee.” Het ‘eindplaatje’ zou onder meer een verbreding van de techniekopleidingen tonen van 60 soorten van nu naar tussen 15 en 20.

“Bij zo’n bredere definitie krijgen de HO-instellingen meer planningsvrijheid op het niveau van hun eigen profilering en invulling van de specialismen binnen die bredere opleidingen zelf.” Deze aanpak haakt zo meteen in op het werk van de Review Commissie van Van Vught: men zal die specialismen en zwaartepunten alleen geloofwaardig kunnen maken als die verbonden zijn aan de gekozen profilering en bijvoorbeeld de verworven Centres of Expertise.

Instellingen moeten samen aan de slag

“Planningsvrijheid op dat niveau is dus  beslist geen ‘free for all’! Ik ben er niet beducht voor, dat iedereen nu weer alles zal gaan willen doen. Eerder het omgekeerde was het geval namelijk. Omdat er zo weinig profiel onderscheid was, gingen ze allemaal alles uitproberen uit angst dat een ander het ook zou aanvragen en kopiëren. Maar dat is passé nu, als de overheid haar beleid volhoudt en niet gaat zwenken op dit punt. Het bloed zal moeten gaan kruipen waar het wel gaan kan, voortaan.”

De instellingen zullen dus ook met elkaar aan de slag moeten. De KNAW gispt de universiteiten al over gebrekkige afstemming en naar binnengekeerde, incoherente, schrapping van opleidingen in hun ‘Van Vught’ voorstellen. Verbraak maant de hogescholen het zo ver niet te laten komen. “Wij hebben de HBO-raad daartoe al spelregels gesuggereerd, die de aanbodregulering goede diensten kunnen brengen.”

HBO en WO zullen zelf hun onderlinge afstemming moeten regelen. “Dat is wennen, zo lijkt het. De overheid deed dat voor ze. Centrale regie deed ook de HBO-raad, vaak in onderhandeling met het ministerie namens de hele branche. Bij deze sectorbrede analyses zal zulke centrale regie veel minder aan de orde kunnen zijn. De hogescholen zullen dit zelf moeten oppakken, liefst met de regionale partners en het betrokken werkveld en bedrijfsleven erbij.” 

Overheid biedt ruimte voor dynamiek

Hiermee zullen sectoren als de Techniek, Economie en wellicht ook Kunst en Gezondheidszorg belangrijke conversies van hun aanbod ondergaan. Nieuwe ‘namen’ en eigentijdse indelingen zullen het begin van een nieuwe dynamiek zijn, mede dankzij de profilering daarbinnen.

“De overheid zal dat allemaal niet meer gaan plannen, niet meer optreden als aanharker van het tuintje. In de dynamiek van de kenniseconomie en de wetenschap zal zij juist ruimte bieden voor keuzes en profiel. Zo ontwikkelen we echt, in concreto de variëteit en diversiteit die we met Veerman hebben omarmd. Het is nu zaak daar op voort te bouwen.”

De ruimte voor dynamiek biedt ook ruimte voor wat Veerman en Dijkgraaf het hoger onderwijs al schetsten als noodzakelijk na te streven toekomstperspectief. “De ontwikkeling van HBO-masters, bijvoorbeeld, krijgt zo een veel legitiemere logica. Met brede bachelors ontstaan op de toppen van de profielen ruimte en behoefte aan nog meer excellentie. Masters voor die niches en topopleidingen bieden dan de bedrijven, de studenten en de instellingen veel kansen. Zeker ook voor de technieksector.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK