Liberalen eisen transparantie

Nieuws | de redactie
27 maart 2013 | Duisenberg (VVD) en Van Meenen (D66) willen “goed inzicht of beleid oplevert wat vooraf was verwacht. Zoals in elke professionele organisatie zou gebeuren, zeker als er maar liefst bijna 30 miljard euro mee is gemoeid. Het onderwijsgeld moet zo effectief mogelijk worden ingezet.” Meer verantwoording en controle dus.

“Nederland beschikt over een kwalitatief goed onderwijssysteem. Ons onderwijs scoort goed in internationale benchmarks, al is er brede consensus dat het nog beter kan. Immers, een goed opgeleide beroepsbevolking zorgt ervoor dat wij ook in de toekomst een van de meest welvarende en ontwikkelde landen blijven. 

Controlefunctie Tweede Kamer 

Strategische plannen van het onderwijsveld en kabinet moeten zorgen dat wij ons onderwijs van ‘goed’ naar ‘excellent’ opwaarderen. En de plannen zijn ambitieus. Dan is het noodzaak voor de Tweede Kamer om goed te kunnen controleren of de ambities en plannen worden waargemaakt. Daarbij moet het onderwijsgeld zo effectief mogelijk worden ingezet. 

De Tweede Kamer moet zich ervan kunnen vergewissen dat iedere euro niet alleen doelmatig wordt besteed, maar vooral goed inzicht krijgen of het beleid oplevert wat vooraf was verwacht. Zoals in elke professionele organisatie zou gebeuren, zeker als er maar liefst bijna 30 miljard euro mee is gemoeid. 

Die rol kan de Kamer alleen waarmaken als niet alleen de besteding van middelen transparant is, maar ook de te behalen doelen al in de fase van totstandkoming van beleid helder zijn. Alleen dan valt achteraf te toetsen of het gewenste resultaat is bereikt. Deze relatie is moeilijk vast te stellen tussen de voornemens van – in dit geval – het ministerie van Onderwijs en de verantwoording achteraf. Zeker, financieel wordt het uitgegeven geld goed verantwoord. Maar of de doelen zijn behaald, blijft te vaak de vraag. 

Het moet transparanter 

Een goed voorbeeld is het programma waarin de beloning van leraren anders wordt ingestoken, waardoor het lesgeven zelf beter wordt beloond en leraren meer carrière kunnen maken binnen hun vak. Een programma dat op brede steun in de Kamer kon rekenen. De Algemene Rekenkamer heeft eind 2012 aangegeven dat helder is waaraan het met dit programma gemoeide budget van meer dan een miljard euro is besteed, maar dat het in het geheel niet duidelijk is wat daadwerkelijk is bereikt. 

Hebben de maatregelen daadwerkelijk meer en betere leerkrachten opgeleverd? Hoeveel meer leraren met een master diploma zijn aan het lerarenbestand toegevoegd? En is de kwaliteit van het onderwijs daardoor daadwerkelijk verbeterd? Hebben de leerlingen bijvoorbeeld een hoger resultaat bereikt bij de eindtoets? Al was de Kamer het erover eens dat de investering terecht was, het daadwerkelijk behaalde rendement blijft onduidelijk. Dat moet transparanter, en dat zou een zorg van de Tweede Kamer  – de toezichthouder in dezen – moeten zijn. 

Want in een tijd waarin het toezicht in algemene zin een regelmatig onderwerp van discussie is, moet juist ook het parlement zich afvragen of zij haar toezichthoudende rol naar behoren vervult. De onderwijswoordvoerders hebben die handschoen opgepakt. Zij hebben gezamenlijk vastgesteld dat de politiek vaker bij dit soort fundamentele, beschouwende vragen moet stilstaan. 

Eén doel: excellent onderwijs 

Het zijn immers de vragen die een toezichthouder hoort te stellen. Toezicht gaat dus niet alleen over hoe het beleid is vormgegeven en uitgevoerd, maar in het bijzonder over de vraag of de doelen en plannen van bewindspersonen zijn gediend. 

De Tweede Kamer neemt nu op onderwijsgebied een paar concrete stappen om haar toezichtrol in dit opzicht aan te scherpen. Daarbij hebben de woordvoerders oog voor de lange termijn en de bijbehorende noodzakelijke structurele hervormingen en het budget. 

Deze nieuwe vorm van toezicht moet ertoe leiden dat het ministerie van OCW de begroting – immers de basis voor de verantwoording achteraf – presenteert in de context van een financieel-strategisch plan voor de lange termijn, vertaald naar concrete, operationele, tussenliggende jaardoelstellingen. Monitoring van de gestelde doelen en doelmatigheid van uitgaven komen prominenter op de agenda. Met dat doel moet een begrotingscommissie worden ingesteld, naar analogie van auditcommittees bij andere organisaties. 

De politiek – coalitie én oppositie – steekt ook de hand in eigen boezem. Want zelfreflectie is het sluitstuk. De behandeling van de onderwijsbegroting zal dan moeten gaan over de strategie en de te behalen doelen, in plaats van – vaak – over incidenten en deelonderwerpen. Alles uiteindelijk met maar één doel: excellent onderwijs.” 

Pieter Duisenberg (Tweede Kamerlid VVD), Paul van Meenen (Tweede Kamerlid D66)


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK