Plus en min voor onderwijs

Nieuws | de redactie
30 oktober 2013 | Minister Bussemaker bereidt de Tweede Kamer voor op mogelijke problemen in de dekking van de onderwijsuitgaven. "Dit kan betekenen dat er alternatieve dekkingsvoorstellen nodig zijn." Het Nationaal Onderwijs Akkoord levert netto €14 miljoen op en de overige 'per saldo' cijfers completeren het beeld.

In antwoorden op vragen van SP-woordvoerder Jasper van Dijk geeft de minister nog voor de behandeling van haar begroting aan hoe zij aankijkt tegen een nieuw uitstel van delen van het leenstelsel. Bussemaker geeft aan, dat zij er niet voor voelt het leenstelsel in de masterfase later te doen aangaan dan 1 september 2014. Voor de duidelijkheid van de studenten die aan een masterfase zouden willen beginnen, acht zij zo’n uitstel ook niet nodig.

Tevens geeft de minister aan, dat de doorwerking van de verschillende budgettaire akkoorden ingewikkelder blijkt dan soms aangenomen wordt. Zo wijst zij er op, dat in het regeerakkoord afspraken zijn gemaakt over ombuigingen en “specifieke investeringen” en deze als pakket “per saldo €196 mln in onderwijs en onderzoek” opleveren. Binnen dat saldo zijn de plussen en de minnen echter los te zien. 

Al in 2014 gaten voelbaar?

Zo gaat het regeerakkoord er vanuit dat in 2017 €119 mln opgebracht wordt door minder uitgaven aan studiebeurzen en OV-kaart. Een exact even groot bedrag wordt weliswaar ‘toevallig’ vanuit het Nationaal Onderwijs Akkoord als een extra ingeboekt, maar de minister geeft nu aan, dat ook deze bedragen “niet een-op-een aan elkaar zijn te koppelen.”

Dat betekent, dat bij tegenvallers of vertragingen van maatregelen en hun opbrengst – zoals bij een nadere opschuiving van de invoering van het leenstelsel of delen daarvan – nieuwe dekking gezocht moet worden los van het pakket dat in het regeerakkoord is vastgelegd. Aangezien voor het leenstelsel geen meerderheid lijkt te bestaan in de Senaat, lijkt dit al in 2014 aan de orde.

De minister meldt de Kamer daarom nu vast, dat “voor alle maatregelen in het Regeerakkoord geldt dat indien er één niet doorgaat of een lagere opbrengst geeft, er een afwijking ontstaat ten opzichte van het Regeerakkoord. Dit kan betekenen dat er alternatieve dekkingsvoorstellen nodig zijn.” Voor de uitvoering van het NOA kan dat erg lastig blijken. De minister meldt daarom, dat “mochten de opbrengsten van de ombuigingen achterblijven bij de investeringen, dan zal ik mij hierop beraden.”

Overzicht van plus en min

In een brief van hedenochtend aan de Kamer geeft OCW een verder uitgewerkt beeld van de reeksen plussen en minnen uit de verschillende akkoorden en afspraken die nu zijn gaan gelden. De pregnante vragen van onder meer de Algemene Rekenkamer over hun feitelijke betekenis heeft de minister hiermee van een nader antwoord voorzien.

Uit het regeerakkoord komt per saldo een plus van €196 mln in de meerjarenramingen van 2017 e.v. Dat is ongeveer evenveel als de opbrengst van de schrapping van de langstudeerboete bij de toen gemaakte coalitieafspraken. Interessant is dat uit het pakket in het regeerakkoord via het ‘paars-refo’ akkoord op één punt achteraf nog een bijstelling is aangebracht. Bij het schrappen in de OCW-subsidies à €200 mln is “€ 10 miljoen teruggedraaid als gevolg van de motie Godsdienstonderwijs en humanistische vorming,” zo vermeldt noot D17 in het cijferoverzicht.

NOA goed voor €14 miljoen

Die cijfers geven tevens aan dat ‘netto’ het NOA €14 mln oplevert in de meerjarenramingen van 2017 e.v. Dat is te danken aan de structurele investering via de Lerarenagenda. In 2013 en 2014 is sprake van een kleine toevoeging van “incidentele middelen”.

De “Begrotingsafspraken 2014” – dat is de nu formele naam voor het ‘paars-refo’ akkoord – leveren een saldo op van €637 mln. Voor 2014 is het beeld echter een beetje vertekend. Daar is een plus van €505 mln gepresenteerd, maar in een noot staat dat een lumpsum-toevoeging voor instellingen “in 2013 tot besteding” komt. Feitelijk is het financiële beeld voor 2014 op basis van het akkoord met D66, CU en SGP per saldo -€145 mln.

Twee kortingen achter elkaar 

Het blijkt namelijk, dat via het pakket voor het NOA en dit nieuwe 2014-pakket de prijsbijstellingen van het onderwijs en onderzoek voor zowel 2013 als 2014 worden ingeleverd. De tranche voor dit jaar houdt een bezuiniging in van €190 mln stuctureel en de tranche voor 2014 een aanvullende bezuiniging van €146 mln. Samen een bedrag van €336 mln kaasschaaf over de uitgaven voor onderwijs en onderzoek. 

De verdeling van de lumpsum-toevoeging in 2013 à €650 mln levert het HBO €62 mln op en het WO €96,6 mln. Bij dat laatste bedrag moet nog een korting op de acadmische ziekenhuizen à €80 mln wel mede in ogenschouw genomen worden.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK