Welke leraar mag waar?

Nieuws | de redactie
4 november 2013 | De VVD wil alleen nog ‘academische leraren’ in het VWO toelaten. De gevolgen voor de lerarenopleidingen, de arbeidsmarkt en de selectie van VO-docenten zullen fors zijn. Zijn er straks voldoende van zulke leraren, bijvoorbeeld?

De liberale rantsoenering binnen het leraarschap leidde al direct tot kritische vragen vanuit het HBO. De lerarenopleiding bij hogescholen leveren immers ook docenten voor het VWO, die gekwalificeerd geacht worden. Hun ‘lot’ en arbeidsmarktperspectieven kunnen moeilijk via een ‘Kamermotie’ plotseling en drastisch herzien worden. 

Contrair aan Veerman

Een tweede punt van zorg is het contrair effect dat deze politieke lijn zou hebben op zowel de uitvoering van het rapport-Veerman, als de prestatieafspraken van HBO en WO met het kabinet. Met ‘Veerman’ was voor de toekomst als doelstelling vastgelegd, dat beduidend meer VWO’ers naar het HBO zouden moeten gaan, dat daarvoor uitdagender en ook driejarig zou worden. Het WO zou eerder moeten krimpen. Met deze nieuwe voorstellen zou voor de hele sector nu precies het omgekeerde als doelstelling vastgelegd gaan worden.

Immers, een VWO’er die een stevig en uitdagend leraarschap ambieert, zal dat niet langer via het HBO kunnen willen realiseren. Daar zal deze aspirant-docent alleen voor AVO en MBO een loopbaanperspectief kunnen vinden en geen verdere doorgroeimogelijkheden meer zien. De nadruk op grotere en meer diverse carrièremogelijkheden voor leraren – als extra attractie voor deze professie – zal daarmee eerder ondermijnd dan bevorderd worden, zo vreest het HBO.

Rantsoenering van selectie

De ingreep die de VVD en staatssecretaris Dekker bepleiten vormt feitelijk een vorm van rantsoenering in selectiemogelijkheden voor schoolbesturen. Gelet op Artikel 23 GW zal deze bij wet kunnen worden doorgevoerd, omdat de scholen vrij zijn hun personeel aan te stellen, tenzij wettelijke bekostigingsvoorwaarden die grondwettelijke vrijheid inperken. Dit zijn de zogeheten eisen van deugdelijkheid.

Het voorstel vormt ook een verdere inperking op de stelregel van het rapport-Dijsselbloem: ‘de overheid bepaalt niet hoe de scholen lesgeven’. Dat geldt dan nu voor het VWO toch beduidend minder.

Het streven naar uitnemende, academisch geschoolde VWO-docenten kent daarbij een hindernis, die primair in het WO gelegen is. De universiteiten leiden erg weinig leraren op. De uitstroom van hun ULO’s is nauwelijks een kabbelend beekje, vooral bij tekortvakken als de talen en de bèta- en natuurwetenschappelijke disciplines. Alleen dankzij speciale, extra uitdagende projecten als Eerst de Klas is sprake van enig herstel, maar het WO zorgt er niet voor dat deze ‘verduurzaamd’ worden.

WO nog onderontwikkeld

De liberale wens zal daarom alleen de facto gerealiseerd kunnen worden, als vanuit het WO een forse hoeveelheid toptalent zou kiezen voor een educatieve master en vervolgens ook langere tijd in het VWO les wil geven. De scholen moeten immers zulke academische leraren niet alleen willen, maar ook kunnen kiezen.

Dat lukt alleen als gedurende de academische studie de aspirant-docent die professie kan leren ontdekken en haar of zijn talenten daarin kan leren ontplooien. Het WO is op dit punt onderontwikkeld en neemt zich in het kader van Bussemakers’ Lerarenagenda enkele eerste stappen voor.

Het structureel laten indalen van succesvolle projecten en loopbaantrajecten, zoals voorgedaan in Eerst de Klas en Sirius, zit daar nog niet bij. Dat leidt er toe dat de toegang tot de professie eenvormig blijft, via een initiële opleiding in het HBO en een beperkte master in het WO.  Bovendien zou het VVD-voorstel binnen die beperkte loopbaanpatronen een verdere ‘knip’ gaan aanbrengen. De flexibilisering van onderwijscarrières wordt daarmee wellicht nog verder verhinderd. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK