Meevaller voor hogeschool

Nieuws | de redactie
30 januari 2014 | OCW kortte Windesheim met €180.000, omdat oud-collegelid Hein Dijkstra een te hoge ontslagvergoeding zou hebben gekregen. De hogeschool pikte dit niet. De rechter heeft Windesheim nu in het gelijk gesteld en bepaald dat OCW onrechtmatig en vooral erg onhandig handelde.

Uit het jaarverslag over 2010 van Windesheim constateerde OCW, dat het in september van dat jaar vetrokken collegelid Hein Dijkstra een te hoge ontslagvergoeding heeft ontvangen. Hij bereikt in 2017 de pensioengerechtigde leeftijd en heeft in de aanloop daarnaartoe € 443.689 meegekregen. Dit bedrag was samengesteld uit verschillende wettelijke regelingen waar Dijkstra aanspraak op kon maken.  

OCW heeft aan Windesheim laten weten dat dit bedrag  “al meer dan doen gebruikelijk is”. Bovenop de ruim vier ton ontving Dijkstra nog een vrij te besteden bedrag à € 180.000.  Het ministerie heeft dit laatstgenoemde bedrag gekort op de rijksbijdrage, omdat men van oordeel was dat hiermee sprake zou zijn van ondoelmatig bestede publieke middelen.

Getouwtrek

Windesheim liet dit er niet op zitten en stapte naar de rechter. In het vonnis van december 2013 wordt aangegeven wat hier aan de hand was. “Naast afspraken betreffende de geldende regelingen, de betaling van pensioenpremie door de Vereniging en de geldende regeling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid, is onder meer een aanvulling afgesproken op de aan de heer [naam.] toekomende uitkering(en) ingevolge de Bovenwettelijke Werkeloosheidsuitkering Hoger Beroepsonderwijs (BWRHBO), inclusief de uitkeringen die voortvloeien uit de WW en ZW en eventueel de Ziekte en arbeidsongeschiktheidsregeling Hoger Beroepsonderwijs (ZAHBO). In dat verband heeft de Vereniging zich verplicht aan de heer [naam.] een vrij te besteden bedrag van € 180.000,- uit te betalen.” OCW liet aan de rechter weten dat deze “ontslagvergoeding van € 180.000,- bovenmatig is, in combinatie met de aan de heer [naam.] toekomende bovenwettelijke uitkering.”

Het echte getouwtrek tussen Windesheim en OCW ging vervolgens minder over de ontslagvergoeding, maar meer over de vraag naar de wettelijke termijn om deze korting  te verrekenen. HO-instellingen zijn namelijk verplicht om het jaarverslag over te leggen aan OCW. Het ministerie heeft krachtens de wet de mogelijkheid om binnen de termijn van een jaar de rijksbijdrage nader vast te stellen en dus ook te korten, als OCW van mening is dat er sprake is van ondoelmatige uitgaven.

En daar blijkt met Goethe’s Faust ‘des Pudels Kern’ te zitten. In dit geval had Windesheim op 21 juli 2011 haar jaarverslag over 2010 aan OCW gestuurd. OCW vroeg op 16 maart 2012 nadere informatie naar aanleiding van de ontslagvergoeding. Op 20 juli 2012,  één dag voor de verstrijking van de termijn waarin OCW nog mocht korten, heeft de hogeschool de nadere informatie geleverd.

Ondoelmatig besteed

OCW meldde per 27 september 2012, dat zij “de rijksbijdrage 2010 nader vast [ ging] te stellen, door daarop een bedrag van € 180.000  als zijnde een ondoelmatig besteed bedrag, in mindering te brengen op die rijksbijdrage en dit bedrag terug te vorderen door dit in mindering te brengen op de rijksbijdrage 2012.” Omdat men hierover in conflict kwam en bleef belandde de zaak voor de rechter.

Deze heeft nu Windesheim in het gelijk gesteld. OCW heeft de termijn inderdaad overschreden en dat was helemaal niet nodig geweest volgens de rechtbank. Al op basis van het jaarverslag 2010 had OCW mogen korten op de rijksbijdrage. “Of de rijksbijdrage ondoelmatig is aangewend blijkt in zijn algemeenheid immers uit het jaarverslag van de betrokken instelling. De rechtbank is niet gebleken dat in deze zaak van dat uitgangspunt moet worden afgeweken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de ontslagvergoeding als zodanig nadrukkelijk is vermeld in de jaarrekening, die op 21 juli 2011 aan verweerder [OCW] is toegezonden.”

De rechter stelt dat OCW daarom geen extra informatie had hoeven vragen. “Verder moet verweerder [OCW] geacht worden op de hoogte te zijn geweest van de aanspraken op grond van de Bovenwettelijke Werkloosheidsregeling Hoger Beroeps Onderwijs (BWRHBO), temeer nu verweerder heeft gesteld destijds reeds beleid te hebben gevoerd met betrekking tot (de hoogte en toelaatbaarheid van) ontslagvergoedingen. Reeds op grond van de vermelding van de ontslagvergoeding in de jaarrekening bestond er derhalve voor verweerder voldoende aanleiding om daarover een (voorlopig) standpunt in te nemen.”

De administratieve finesse die OCW hier aan de dag heeft willen leggen, heeft Windesheim in deze zaak al met al geen windeieren gelegd.  


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK