Balans van plicht en recht

Nieuws | de redactie
12 maart 2014 | Sander Dekker wil dat vanaf 2017 alle leraren staan ingeschreven in het lerarenregister. De Onderwijscoöperatie verzette zich hier eerst tegen, maar gaat na een aantal garanties akkoord. Voorzitter Joost Kentson stelt: “We zijn nu een fundamenteel andere weg ingeslagen.”

Oktober vorig jaar stuurde Sander Dekker een hoofdlijnenbrief naar de Tweede Kamer, waarin hij duidelijk maakte, dat het lerarenregister vanaf 2017 wettelijk verankerd wordt. Na het verschijnen van deze brief reageerde de Onderwijscoöperatie – de beheerder van het register – getergd. Zij vond dat de staatssecretaris teveel nadruk legde op zo’n formeel verplichtend karakter. De Onderwijs coöperatie wilde namelijk een vrijwillig register. De twee partijen zijn met elkaar in gesprek gegaan en hebben nu afgesproken dat het register wordt opgesplitst. Er wordt nu  onderscheid gemaakt tussen registratie van bevoegdheid en het onderhouden en ontwikkelen van de bekwaamheid.

Joost Kentson licht aan ScienceGuide toe dat zij “afspraken hebben gemaakt over een wettelijke verankering per 2017. Zoiets heeft een politieke bedoeling om een einde te maken aan een eindeloze en vruchteloze discussie over de stelling ‘verplicht ja of nee’. De kritiek klonk onder meer, van meet af aan, dat het karakter van het register vrijwillig was en daarmee ook ‘vrijblijvend’. Dat is iets dat wij als Onderwijscoöperatie voortdurend hebben ontkend. Zo was en is het ook niet bedoeld. Maar goed, we komen nu tot een wettelijke verankering met een verplichting per 2017.”

Op gespannen voet

Volgens Kentson was de eerdere brief van de bewindsman wat eenzijdig. “Je kunt zo’n verplichting niet zo maar opleggen, niet zonder dat je ook rekening houdt met andere aspecten. Dat was de kern van onze kritiek daarop. Die brief stond op gespannen voet met de grondgedachte, dat het lerarenregister een sluitstuk moest zijn van een professionele keten.”

“Een keten in de ontwikkeling van de professionaliteit van docenten, waarin je ook heldere afspraken maakt over bekwaamheidsonderhoud. Een keten waarin het waarborgen en het ontwikkelen van professionaliteit in samenhang worden geregeld. Daar horen afspraken bij over bekwaamheidsonderhoud. Met dat geheel in samenhang wordt de kwaliteit van het onderwijs gediend en daar gaat het uiteindelijk om.”

Na het meningsverschil tussen Dekker en de Onderwijscoöperatie werd een expertgroep ingesteld om tot een oplossing te komen. “We hebben deze groep ingericht met mensen van het ministerie en de Onderwijscoöperatie. Die hebben zich over een aantal kwesties gebogen en een advies uitgebracht. Daar hebben we met de staatssecretaris het gesprek over gevoerd. Het is dan goed om te zien, dat we allebei uitkwamen op het omarmen van het advies. Dat wordt nu de basis om het één en ander uit te werken.”

Opdelen van het register

Eerst moeten er veel vragen uitgewerkt worden, die door de expertgroep zijn benoemd. Zo staat in het advies dat het register opgedeeld zal worden. Kentson licht dat als volgt toe. “We gaan het register in twee delen splitsen. Er komt een bevoegdheidsdeel en een kwaliteitsdeel. In dat kwaliteitsdeel staat hoe de bekwaamheid wordt onderhouden. Dit moet voldoende waarborgen dat er een onomstotelijk recht is om vooruit te kunnen als professional in het onderwijs, op basis van de kwalificatie die in het bevoegdheidsdeel is vastgelegd.”

“Gaat het over dat kwaliteitsdeel dan heb ik het over het onderhoud van die bekwaamheid. Daar gaat de beroepsgroep zelf over. Praat je over het bevoegdheidsdeel dan heb je het over de aard van het diploma op grond waarvan je kunt zeggen: ‘Dat is voldoende om als docent bevoegd voor de klas te staan’.”

“Bij het kwaliteitsdeel praat je dan ook over professionele autonomie. Hier krijgt de leraar zelf de zeggenschap, de ruimte, de middelen om aan zijn bekwaamheidsonderhoud te werken. Met name in dat kwaliteitsdeel moet dat goed beschreven staan. Die autonomie is geen ‘closed shop’ voor de docent, want het bekwaamheidsonderhoud staat nooit los van de omgeving waarin hij of zij werkt.”

Register geen doel op zich

Volgens Kentson zijn hiermee de rollen van de overheid en de Onderwijscoöperatie goed gescheiden, zoals bij de bekwaamheidseisen het geval is. “Die worden uiteindelijk vastgesteld door de wetgever. De overheid speelt een duidelijke rol, net als in andere vergelijkbare beroepen. Denk hier aan de zorg waarin de overheid wel moet reguleren vanwege het borgen van het belang van goede gezondheidszorg. Dit zou je bij die overheidsrol wat mij betreft op één lijn kunnen stellen met het belang van goed onderwijs.”

De vraag of een dergelijk register niet een doel op zich zou kunnen of dreigen te worden, blijft niettemin in de discussie nog wel eens opkomen. “Wat mij betreft blijft het register wat het was, vanaf het moment van lanceren bleek het namelijk een prachtig instrument,” zegt Kentson. “Het is gebaseerd op de grondgedachte dat de beroepsgroep zelf verantwoordelijk is voor zijn professionalisering en bekwaamheidsonderhoud.”

“Wat dat aangaat had je niet hoeven wachten op een verplichting of verankering in de wet. Zou dat de invalshoek zijn geweest dan zou het straks toch een doel op zich worden en dat zou niet moeten. Dat is ook het grote risico als zo’n instrument straks alleen maar een kwestie van moeten wordt, dan is het register in zijn diepste wezen niet geslaagd.”

“Als de leraar in haar en zijn vak zich niet weet los te maken van een discussie ‘verplicht ja of nee’ en alleen maar het gevoel krijgt ergens toe te worden verplicht, dan zou ik die leraar willen zeggen: ‘ja, het wordt een verplichting, maar er zit nu een enorm recht van spreken aan vast’. Het wordt nu goed geregeld dat er gelegenheid is om je verder te bekwamen.”

Nog een hele klus

Het register is er alleen voor bevoegde docenten. Die beperking is expliciet. “Aspirant leraren, mensen in opleiding die officieel nog geen bevoegdheid hebben, zijn hierin niet opgenomen. Het blijft een register voor bevoegde leraren, zo houd je een eenduidige systematiek. Het register is een plek waar je de bekwaamheidsontwikkeling volgt en versterkt en niet de bevoegdheidsontwikkeling van een aankomend docent. Dat is een belangrijk verschil.”

Het wordt volgens Kentson nog een hele klus om alle vormen van professionele ontwikkeling naast  cursussen en opleidingen te valideren met oog op hun rol voor de docenten in het register. Dat is veel werk. We weten dat er verschillende vormen van formeel en informeel leren zijn. Validatie is hier geen confectiewerk, maar maatwerk. Dat gaat tijd kosten, want je moet dat ook formeel correct van een juridische basis voorzien.”

Het is daarom zinvol dat het lerarenregister zelf ook een lerend karakter krijgt, zegt de voorzitter van de Onderwijscoöperatie. “We moeten er voor zorgen dat goed te traceren is hoe kwalificaties in een register zijn beschreven. Dan kunnen collega’s uit de beroepsgroep daar ook iets aan hebben, zodat ze op basis van de validatie daarvan kunnen nagaan ‘wat zou de moeite waard kunnen zijn in mijn  eigen professionalisering?’”

Kentson concludeert dat het gelukt is “nu echt een fundamenteel andere weg met het lerarenregister in te slaan. Aan het einde van het overleg met Sander Dekker hing er ook een sfeer van:  ‘we hebben hier wel een heel belangrijke stap gezet.’ Docenten kunnen zich nu met het register onverkort blijven bekwamen, dat is het recht dat aan de participatie daaraan vast zit. Dat vind ik het prettige aan deze ontwikkeling, het brengt meer balans in het verhaal van rechten en plichten.”

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK