Het is niet onopgemerkt gebleven

Nieuws | de redactie
3 maart 2014 | In de loop der eeuwen is Nederlandse literatuur in het internationale circuit ‘niet onopgemerkt gebleven’, om met Frits van Egters te spreken. Onderzoekers uit meer dan 15 landen werken samen om de verspreiding van Nederlandstalige literatuur in de wereld in kaart te brengen.

In het NWO-project ‘Het is niet onopgemerkt gebleven: An International Network Studying the Circulation of Dutch Literature (CODL) werken drie onderzoeksgroepen samen om te kijken hoe vruchtbaar Nederlandstalige literaire teksten in den vreemde zijn geweest. Het Centre for Reception Studies van de Hogeschool-Universiteit Brussel, de Eötvös Loránd Universiteit Boedapest in samenwerking met de Vereniging voor Neerlandistiek in Centraal Europa (COMENIUS) en het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis.

Van Hadewijch tot Verhulst

“Het project heeft een intensieve dialoog en samenwerking op gang gebracht tussen onderzoekers en vertalers van de Nederlandse literatuur en experts uit andere disciplines, zowel binnen het Nederlandse taalgebied als daarbuiten,” schrijven de onderzoekers.

“Met het nieuwe project willen we het netwerk van samenwerkende onderzoekers uitbreiden en de reikwijdte van het pilootproject vergroten. Op lange termijn moet dit internationaliseringsproces leiden tot een geschiedenis van de verspreiding en export van Nederlandse literatuur.”

In eerste instantie worden elf bekende werken uit de Nederlandse en Vlaamse literatuur bestudeerd. De werken zijn zowel qua stijl als qua geschiedenis divers en reiken van Hadewijchs strofische gedichten uit de 13e eeuw via Den Vondel, Couperus en Elschot tot ‘De helaasheid der dingen’ van Dimitri Verhulst. Opvallende afwezige is De Avonden van Gerard Reve.

De Werdegang van Max Havelaar

Een soortgelijke benadering wordt al lange tijd beoogd binnen de Nederlandse taal- en letterkunde. De aandacht voor de export van Nederlandse literatuur veronderstelt ook nauwe samenwerking met onderzoekers van literatuur in andere talen en met vertaalwetenschappers.

Het project levert een bijdrage aan de theorievorming over de overdracht en de creatieve receptie van literaire teksten. Daardoor voegt het een nieuwe dimensie toe aan het traditionele receptieonderzoek door zich niet alleen te richten op de transmissie en toeëigening van een bepaalde tekst, maar ook op de Werdegang daarvan in vertalingen en andere bewerkingen.

De onderzoekers beschouwen de Nederlandse literatuur namelijk in een internationale context. In de neerlandistiek is de import van buitenlandse literatuur al een onderzoeksthema dat aan belang aan het winnen is. CODL richt zich eerder op de export. Inzicht in beide circulatieprocessen en hun onderlinge relatie kan leiden tot een beter begrip van de transfer van specifieke teksten en van de verspreiding van literatuur in het algemeen.

De werken die in eerste instantie worden bestudeerd zijn:

Hadewijch, Strofische gedichten (ca. 1240)

Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlijc (ca. 1475)

Joost van den Vondel, Lucifer (1654)

Betje Wolff & Aagje Deken, Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (1782)

Hendrik Conscience, De Leeuw van Vlaanderen (1838)

Multatuli, Max Havelaar (1860)

Louis Couperus, De stille kracht (1900)

Herman Heijermans, Op hoop van zegen (1900)

Willem Elsschot, Kaas (1933)

Hella Haasse, Oeroeg (1948)

Annie M.G. Schmidt, Minoes (1970)

Dimitri Verhulst, De helaasheid der dingen (2006)


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK