Concurreren tegen gratis zon

Nieuws | de redactie
14 mei 2014 | “Nederlandse tuinders moeten zich gaan onderscheiden op kwaliteit, tegen de bulk uit Spanje valt niet te concurreren.” Inholland-lector Duurzame Verbindingen Olaf van Kooten brengt onderzoekers en telers samen om van elkaar te leren om zo de concurrentieslag te winnen. “Om dat voor elkaar te krijgen heb je tovenaars nodig.”

Hoewel het interview in een kas vol tomaten en andere groente plaatsvindt, draait het werk van Olaf van Kooten niet puur om de productie van lekkere, gezonde groente. De lector Duurzame Verbindingen aan Inholland richt zich op de hele keten, van de productie tot de logistiek. “We richten ons binnen de productie vooral op het sturen van de kwaliteit van de gewassen. Het sturen van de kwaliteit is over de loop van de jaren belangrijker geworden dan een zo’n groot mogelijke oogst. Maar we richten ons ook op de agro-logistiek: hoe krijg je de producten als ze eenmaal geoogst zijn zo optimaal mogelijk bij de consument,” zegt Van Kooten.

Minder highbrow

“Ik ben ervan overtuigd dat het lectoraat voor het eerst de brug tussen wetenschap en praktijk slaat. Voorheen deden de onderzoekers van alles en die konden vaak alleen hun eindresultaten aan de telers mededelen. Aan de andere kant hebben telers veel kennis, maar die konden ze nooit aan de onderzoekers overbrengen.”

“Telers zeiden altijd: ‘onderzoekers kunnen niet telen’. Als telers op bezoek kwamen bij onderzoekers in hun kassen werd altijd veel commentaar geleverd over hoe slecht de gewassen erbij stonden. De onderzoekers waren ook niet in staat om die impliciete kennis van de telers te gebruiken. In hun eindresultaten kwamen ze pas bij elkaar, maar ze leerden niet van elkaar.”

“Het voordeel van een hogeschool is dat het tussen de wetenschap en de praktijk instaat. Ik was eerst hoogleraar tuinbouw in Wageningen en toen ik deeltijd-lector werd merkte ik dat ik veel makkelijker bij bedrijven binnenkom. Ik kreeg het gevoel dat veel bedrijven dachten: ‘een professor is te highbrow, daar kunnen we tocht niets mee’, en met een lector kennelijk wel.”

Opleiden als onderzoeker én teler

“Ook in het onderwijs probeert Van Kooten de praktijk en de wetenschap meer te verweven. “We geven studenten een teelt en die laten we ze uitvoeren, we laten ze die ook beoordelen zoals telers doen. Ze moeten dus tellen hoeveel bladeren er aan een plant zitten, hoeveel bloemetjes, hoeveel die gegroeid is et cetera, daarnaast moeten ze een schatting maken hoe sterk het gewas is. Een week later krijgen ze dan te zien wat ze geschat hadden en wat uit de data kwam.”

“Later in de opleiding geven we studente een tomatenteelt en daar laten we ze rare dingen mee doen, bijvoorbeeld overmatig veel bladeren verwijderen en dan kijken wat voor een invloed dat op de plant en de tomaten heeft. Dan krijg je een goed gevoel wat je sturingsmogelijkheden als teler zijn. Je hebt natuurlijk altijd wel de kans dat je een plant zover uit evenwicht haalt dat hij doodgaat, maar dat is ook weer informatie.”

Duurzame, betaalbare kassenteelt

De tuinbouw is in de afgelopen decennia enorm veranderd, concurreren puur op de prijs is niet langer winstgevend voor Nederlandse telers. “Die bulk die blijft bestaan maar die wordt tegenwoordig in plastic kassen Spanje of Marokko geproduceerd. Als je in de buurt van Almeriá kijkt zie je 40.000 ha plastic kassen die elke 3 jaar vervangen moeten worden. Dat zoveel plastic, dat is krankzinnig”, aldus de tuinbouw-lector.

Dat optimale gebied van de productie levert de bulk, maar Nederland heeft ook voordelen, zeker nu de kassen steeds meer hightech worden. “We kunnen ten eerste jaar rond produceren, binnenkort met zeer efficiënte LED-lampen in plaats van TL-balken. Op de bovenkant van de kassen kan je een coating aanbrengen die het Uv-licht wegvangt en dat omzet in energie voor de LED-lampen. Het zichtbare licht dat de planten gebruiken wordt gewoon doorgelaten. Het infraroodlicht wordt opgevangen in warmtebuffers om de kassen in de winter te verwarmen.”

“Duurzaamheid is een voorwaarde voor de kassenteelt in Nederland, zo wordt de tuinbouw vrij van fossiele energie en wordt het redelijk betaalbaar. Maar je blijft concurreren met landen waar de zon gratis is. Wil je dan in de markt blijven, dan moet je je als teler onderscheiden en consumenten iets bieden waar ze iets extra voor willen betalen, vooral een hogere gezondheidswaarde,” verwacht Van Kooten. “Je wilt namelijk niet 100 worden en de laatste 30 jaar ziek en doodongelukkig in bed liggen. Je wilt zo lang mogelijk gezond blijven.”

Eetrijpe mango’s

“De basis van het Green Eyes project is dat we naar een systeem moeten waarin studenten veel effectiever kunnen leren hoe ze moeten telen. Ook willen we dat we op een gegeven moment vanaf afstand de teelt kunnen sturen en alles zo inrichten dat we heel duidelijk naar een eindproduct kunnen werken. Nu schommelt de kwaliteit van een product nog erg over het jaar heen, er zijn perioden dat bijna alle tomaten geel en zuur zijn. De consument gaat dan echt geen tomaten kopen en dus blijft de productie lager.”

“Dit zagen we ook toen Albert Heijn met eetrijpe mango’s aan de slag ging. Ze hadden daarvoor mango’s van een euro per stuk, maar die waren bijna altijd rot, dus daar verkochten ze er niet veel van. Toen hebben we ze laten zien hoe je de kwaliteit van mango’s kunt verbeteren en er dan anderhalf keer zoveel voor kan vragen. Uiteindelijk verkochten ze binnen twee jaar drie keer zoveel mango’s en dan zegt men nog: Nederlandse consument wil alleen maar goedkoop. Dat is onzin, maar dan moet je wel met een constante, onderscheidende kwaliteit werken.”

Tovenaars gezocht

Ondanks dit succes blijft het lastig om studenten te overtuigen dat dit de nieuwe manier van telen is. “Vooral bij jongens en meisjes die zelf van een bedrijf komen willen het liefst zo telen als hun ouders. Het is een conservatieve wereld. Ik houd me hart een beetje vast voor de glastuinbouw in Nederland, een groot deel van de telers richt zich nog op bulk, zij leggen het gewoon af op dit moment. Een groot deel is al technisch failliet.”

“De grote telers, dat zijn er een stuk of honderd, dat zijn de slimme jongens. Samen hebben ze 80 procent van het areaal in Nederland. Zij zijn allemaal heel goed aan het kijken hoe ze zich op grote schaal kunnen onderscheiden. Het enge aan deze markt is dat ze maar enkele producten maken, ze kunnen zich niet zo diversifiëren als bijvoorbeeld multinationals doen. Dit vraagt van die mannen een veel hoger niveau van ondernemerschap dan dat je normaal in de industrie hebt. Je vraag eigenlijk om tovenaars om dat te kunnen doen.”

Is dat tovenaarschap aan studenten te leren? “Je moet natuurlijk een bepaalde instelling hebben, je moet het enorm leuk vinden. Die jongens werken ook meer dan 80 uur in de week, ze zijn altijd bezig, altijd vol energie. Het zijn er maar weinigen die dat kunnen, maar er is natuurlijk ook maar plaats voor weinigen aan de top.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK