Nieuw adviescollege voor curricula

Nieuws | de redactie
19 mei 2014 | Er moet een permanent ‘college voor het curriculum’ komen. De Onderwijsraad acht dit nodig, omdat de overheid “een eigen verantwoordelijkheid heeft voor eigentijds onderwijs. Zij bepaalt uiteindelijk welke vakken en leerinhouden een plaats in het formele curriculum verdienen.”

De Raad onderstreept dat “ook voor meer samenhang in het curriculum en het waarborgen van doorlopende leerlijnen een zekere mate van sturing door de overheid nodig [is].” Voor die sturing is de installlatie van een “permanent college voor het curriculum” wenselijk. U leest het vollledige advies ‘een eigentijds curriculum hier.

“Dit college adviseert de minister periodiek over aanpassingen die in het formele curriculum nodig zijn. De eerste herijking van het curriculum zou speciale aandacht moeten besteden aan 21ste-eeuwse vaardigheden. Het college zorgt ook voor het monitoren van curriculumvernieuwingen en het entameren van een nationaal debat over de doelen van het onderwijs. De samenstelling en positionering van het college moet het brede maatschappelijke belang van onderwijs weerspiegelen.”

Entameer nationaal debat

Met een dergelijke taak voor zo’n college wil de Onderwijsraad tevens voorkomen, dat “curriculumvernieuwing een papieren exercitie is zonder verbinding met de dagelijkse onderwijspraktijk. Om zijn taken adequaat uit te kunnen voeren, ziet de raad ook een rol voor het college in het entameren van een nationaal debat over de doelen van het onderwijs. Een dergelijk debat kan een rol spelen bij de periodieke herijking van het curriculum en de monitoring van curriculumvernieuwingen.”

Ondat ons land, in tegenstelling tot andere landen, geen nationaal curriculum kent, is “een nationaal debat over de inhoud van het onderwijs is hier een gevoelig onderwerp. In de onderwijspacificatie van 1917 is de vrijheid van onderwijs vastgelegd (artikel 23 Grondwet). Deze vrijheid bood een oplossing voor fundamentele verschillen van inzicht over de inrichting van het onderwijs. In de afgelopen honderd jaar is men daardoor zeer voorzichtig geweest met het voeren van nationale discussies over de doelen van het onderwijs. Zeker waar het ging over de vraag welke normen en waarden in het funderend onderwijs aan bod moeten komen. Dit wordt aan de scholen zelf overgelaten.”

Geen nationale, gedeeld visie aub

Dat neemt niet weg dat de Onderwijsraad “kansen ziet voor het organiseren van een nationaal debat dat past in de Nederlandse context. Onderwerpen kunnen inhoudelijk worden bediscussieerd, ook als het gaat om normen en waarden bij vakken als wereldoriëntatie, geschiedenis of biologie en onderwerpen als burgerschap of seksuele diversiteit. Juist om recht te doen aan de diversiteit in de samenleving en verschillende opvattingen en zienswijzen, acht de raad het zinvol om het gesprek te voeren.”

Zo kan volgens de Raad “een democratisch en transparant proces van curriculumvernieuwing tot stand komen. Bovendien kan het een belangrijke rol spelen in het realiseren van meer betrokkenheid van de samenleving bij curriculumvernieuwing.”

Dat zou zich er niet op moeten richten een grootste gemene deler te formuleren. “De inzet van een nationaal debat is dus niet het komen tot een gedeelde visie als basis voor een nationaal curriculum. Binnen de kaders van het formele curriculum moet juist recht gedaan kunnen worden aan verschillende opvattingen.”

 U leest het vollledige advies ‘Een eigentijds curriculum’ hier.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK