Jozef en zijn broers

Nieuws | de redactie
20 augustus 2014 | Het is de literaire gebeurtenis van dit najaar en Mark Rutte zal als kenner vast de dagen tellen. Een roman over het oude Egypte, Palestina, farao Echnaton, Richard Wagner en de mythologie, de New Deal van Roosevelt en een mooie jongen. Thomas Manns 'Joseph' cyclus is eindelijk vertaald.

De Duitse schrijver kreeg van een jeugdvriend van zijn vrouw Katia een portfolio met tekeningen en keek zijn ogen uit. Een reeks schetsen verbeeldde het Bijbelverhaal van de ijdele, charismatische lievelingszoon van Jakob die door zijn broers een lesje geleerd wordt, de put in gegooid, zijn mooie jas verscheurd en verkocht aan slavenhandelaren die hem meenemen en verpatsen in Egypte. “Uraltes Kultur- und Phantasiegut….. in Ost und West als Bild und Dichtung,” schreef Mann.  Het zaadje was geplant.

Tijdloze beelden

Jaren later, na de Eerste Wereldoorlog en de catastrofe van de massale geldontwaarding , was Thomas Mann een rijk man.  Zijn ‘Der Zauberberg’ was een groot succes en Katia Mann beheerde de inkomsten, ook juist die uit deviezen uit het buitenland, zeer zakelijk en beheerst. Als de dochter van een steenrijke hoogleraar wiskunde, een vriend van Richard Wagner, was zij wel wat gewend bij de omgang met geld door kunstenaars. Zij deed dat liever zelf.

Thomas en Katia spendeerden hun rijkdom in het voorjaar van 1925 aan een reis door het Nabije Oosten, toen nog koloniaal beheerd door de Britten. Alles werd bezocht. Karnak, Memphis, Hebron, Jeruzalem, de koningsgraven van Luxor – vlak na de vondst van koning Toet dus- en de schatten in de musea in Caïro. “Ich trage zeitlose Bilder mit fort…. das Morgenland ist doch mein geworden.”

Manns fantasie ging werken en zoals bij veel van zijn werken duurde het vele jaren voor hij zo ver was dat het onderwerp en de figuren zo intens voor hem leefden, dat hij kon gaan schrijven. Hij las en schreef uittreksels van tientallen boeken over het oude Israël, de Bijbel, Egypte, de farao’s en vooral Echnaton, de hervormer van de godenwereld en aanbidder van de Zonnegod. Hij had ook een map met foto’s, ansichtkaarten en afbeeldingen, die hem voor ogen moesten houden wie, hoe en wat zijn figuren en hun wereld waren geweest.

Het was allemaal nog niet genoeg. Het geld van zijn Nobelprijs in 1929 mocht hij van Katia steken in een tweede rondreis door Palestina en Egypte. Van februari tot en met april 1930 trokken zij samen rond, midden in de diepe economische depressie, als een gefortuneerd stel ‘Bildungsreisenden’ met veel tijd en veel geld.

Goethe, Wagner en Jozef

Waarom Jozef? Waarom het oude Egypte in een tijd dat Manns wereld op instorten stond, fascisme en Stalinisme de fragiele Weimar-republiek onttakelden , jodenhaat en militairisme, geweld en ‘tokkieheerschappij’ de overhand kregen? Precies daarom. Mann ontwierp een  ‘tegen-wereld’ waarin de diepste wortels van de cultuur, de mythologie en ‘identiteit’ uit de Oudheid en de Bijbel-tijd volledig eigentijds werden, herkenbaar en toch mysterie.

Thomas Mann was ook een mythomaan van zichzelf. Hij wist dat Goethe met de Jozefstof had ‘gespeeld’ en op latere leeftijd prachtige oosters-erotische poëzie schreef. In 1932 was Goethe 100 jaar dood en dat wilde hij zo luister bijzetten. Hij wilde ook Richard Wagner overtreffen – of eren – die in 1933 50 jaar dood zou zijn.

Een mythologische cyclus à la de Ring des Nibelungen met een joodse held  als hoofdpersoon, dat zou toch even verfijnd als pikant zijn naar de virulent antisemitische sfeer rond Bayreuth en de nazi-wereld daarom omheen? Mann zou niets minder doen dan Goethe voltooien, Wagner overtreffen en ook nog Freuds theorieën een literair monument geven. Zelfvertrouwen had hij, bij eeuwige twijfel, in hoge mate.

Het ontwerp van ‘Joseph und seine Brüder’ blijft adembenemend. Thomas Mann schreef vier romans als een cyclus, die verschenen in 1933, 1934, 1936 en 1943. Waarom vier? Omdat Wagners ‘Ring’ uit vier opera’s bestaat waarin de wereld ontstaat en ondergaat rond de figuur van Siegfried.

De eerste roman is een voorspel, het verhaal vooraf aan het verhaal van Jozef. ‘Die Geschichten Jaakobs’ begint in de oertijden voordat de mens cultuur, religie, schrift,  individu en ‘denken’ had. Mann vertelt hoe uit de eerste bewustwording met de figuren van Abraham en zijn nazaten het Godsbegrip, de mythologie en de menselijke identiteit zelf beleefd gaan worden. Net als Wagner dus met zijn opera ‘Das Rheingold’ het begin van de wereld, de goden en hun overmoed als ‘ein Vorabend’ de Ring liet beginnen. De roman begint zelfs net als de opera. Wagner begon met één heel lange noot die als een zoemtoon door het orkest klinkt, Mann begint met een heel, heel lange zin over tijdloze oertijden.

Ballingschap

Toen dit boek uitkwam was Manns leven op zijn kop gegaan. Hij was ineens een balling in Zwitserland. Al in begin 1933 kon hij niet meer terug naar zijn huis en leven in München. Toevallig waren Katia en hij op vakantie in Arosa toen de nazi’s de macht grepen. Zij wisten niet dat zij nooit meer terug zouden keren om in hun vaderland te leven en werken.

In 1934 verscheen de tweede roman, ‘Der Junge Joseph.’ Let wel, beide eerste boeken verschenen in Nazi-Duitsland bij de joodse uitgever Samuel Fischer, ondanks dat Mann, zijn beroemde broer Heinrich en beroemde literaire kinderen allemaal gevlucht waren en als ballingen over de wereld reisden. Propagandachef Goebbels had toen nog de hoop dat men iconen als Marlene Dietrich en Thomas Mann voor het nieuwe regime en ‘die Nationale Erhebung’ zou weten te winnen. Daarom kon diens werk blijven verschijnen in Nazi-Duitsland, ook omdat hij zelf zijn lezers daar ook niet wenste los te laten, tot woede van zijn politiek veel bewustere kinderen.

‘Der Junge Joseph’ vertelt het verhaal van het mooie, dromerige, ijdele prinsenkind van Jakob en zijn geliefde Rachel. En het verhaal van de tien broers die door deze elfde achteloos terzijde worden geschoven. Hij is de lieveling, het ‘Glückskind’, de uitverkorene , de jongen die alles kan, mag en dromen uitlegt. Hij is Adonis, Dionysos, Osiris en Hermes in een persoon.  

“Fort ist fort”

De broers gooien hem uiteindelijk uit pure frustratie en nijd in een put, verscheuren zijn mooiste kleed en na drie dagen halen ze hem weer boven en verkopen de jongen aan ‘heidense handelaren’. “Fort ist fort, ” sagten sie, “und es ist uns ganz gleich, was das Fort beinhaltet. Gestohlen, verschwunden, zerrissen, verraten, verkauft, das ist zum Schnippen und ist uns schnuppe.” (blz. 291) Weg was hij en hoe je dat noemt was ze worst, kortom. Vader Jakob vertelden ze dat hij dood was, verscheurd door een wild beest.

Maar Jozef leefde, verkocht voor twintig zilverlingen, na drie dagen in die put uit een dodenrijk herrezen en op weg naar een onbekend land. Hij zou daar ‘de Verlosser’ worden, de redder uit de nood van een hongerende wereld en van zijn niets vermoedende broers bovendien. Jozef is bij Thomas Mann een proefpersoon, Gods broddellapje van de figuur van Jezus, in een avontuurlijke, oriëntaalse en meer wereldse versie.

In 1936 verscheen, in het toen nog veilige Wenen en niet meer in Berlijn, de derde roman. Net als Wagners derde Ring-opera ‘Siegfried’ moest deze natuurlijk de triomf van Jozef na een grote vuurproef bevatten. Het boek heet ‘Joseph in Ägypten’ en de weggevoerde en verkochte slaaf beleeft nu zijn eerste grote opgang. De begaafde, mooie jongen blijkt de ideale allochtoon. Hij stijgt maatschappelijk op, integreert, wordt stafchef en bijna adoptiefzoon van de eunuch die de belangrijkste dienaar van de farao is. De krantenjongen wordt miljonair.

De verloren zoon

Maar het noodlot slaat toe. Thomas Manns verbeeldingskracht bereikt zijn hoogtepunt als hij Mut-em-enet op papier tot leven wekt, de jonge echtgenote van de oude eunuch, die hopeloos valt voor de Hebreeuwse rechterhand van haar man. Hij wil echter in het piramidenland van overvloed en wereldmacht zuiver en onberoerd blijven, in afwachting van zijn lot en een terugkeer in de tenten van vader Jakob. Jozef is immers ook het archetype van ‘de verloren zoon’ en van de migrant die het ware geloof van zijn vaderen nimmer verzaakt als hogere wijding en identiteit.

De Egyptische schone spreekt zelfs verliefde toverspreuken uit om Jozef te winnen, die Mann ontleende aan zijn eigen jeugdpoëzie voor zijn geliefde, de violist Paul Ehrenberg, in de Jugendstiltijden van het München rond 1900. Maar Jozef blijft Mut hoofs negeren, ondanks koosnaampjes als ‘Osarsiph’ die zij voor hem bedenkt. Dan komt het onvermijdelijke. Mann verzint een heel offerfeest voor de goden op Nieuwjaar, om een moment te regisseren dat het vrome, joodse hoofd van de huishouding en de echtgenote geheel alleen in het paleis van de hofdignitaris zouden kunnen verblijven.

Jozefs weigering en vlucht voor zijn “Herrin” voeren hem naar zijn tweede ondergang. Hij wordt gevangen en veroordeeld en verdwijnt in de krochten van het cachot van de farao. Hoe overleeft een slaaf, een immigrant in zo’n Guantanamo van het wereldrijk aan de Nijl?

“Wo ich bin, ist Deutschland”

Thomas Mann liet zijn lezers wachten op het antwoord. Pas in 1943 kwam de schrijver met de vierde roman, ‘Joseph der Ernährer’, de voeder, de verlosser dus. Een ander boek had namelijk tussendoor zich in de geest van de schrijver naar buiten geperst, dwars door de Jozef-cyclus. Nee, geen actuele roman over onderdrukking in Nazi-Duitsland, zoals men wellicht zou verwachten. Mann schreef een fantasie over de jeugdliefde van Goethe – Charlotte uit ‘die Leiden des jungen Werthers’ – en haar bezoek bij de bejaarde dichter in Weimar. Zijn identificatie met het hoogste van zijn Kultur was daarmee volmaakt, als een finale uitdaging aan Hitler, Goebbels en hun claim het ware Duitsland te zijn, een land van rassenwaan en geweld. “Wo ich bin, ist Deutschland,” zei Mann zonder omhalen.

Hij woonde in die jaren eerst in Princeton, als buurman van medeballing Albert Einstein, en later in de zon van California. De vierde roman kwam dus niet alleen later dan gedacht, zij stond ook “im Zeichen des Abschiedes von Europa.” Het Egypte van Jozef krijgt nu een wonderbaarlijke nieuwe gestalte. Jozefs tweede redding uit de dood, uit het gevang, is de ontsnapping van de berooide vluchteling uit ondergang en vervolging. Als mysterieuze jongeling die dromen begrijpt, staat hij ineens voor de troon van de farao, de God-Koning zelf.

FDR als Echnaton

Het verhaal is bekend: Jozef legt de vorstelijke droom uit en wordt de oppervizier van het wereldrijk aan de Nijl. Het vooruitziend beleid van graanproductie, voedselopslag, hongerbestrijding, overvloed en te hulp schieten van de lijdende buurvolkeren door het gulle en machtige Egypte, wat is het anders dan de New Deal? Wat is dat menslievend imperium in Manns boek anders dan de USA van FDR? Sterker nog, de belangrijkste adviseur van de farao is zijn moeder Teje en in die figuur in het verhaal heeft Mann de ‘first lady’, Eleanor Roosevelt, een literair portret gegund.

Farao zelf is natuurlijk Echnaton, de hervormer en vereniger van alle goden in zijn eigen, ene god, Aton, de zon. En hij is Franklin Delano Roosevelt, de charismatische strateeg die de wereld van de nood en de haat wilde redden. Het echtpaar Mann logeerde al in 1935 op het Witte Huis en de schrijver was buitengewoon gefascineerd door deze president.

Het verhaal van ‘Jozef, de Voeder’ werkt uiteraard toe naar een wanhopige trektocht van zijn hongerende broers naar het land van volle graanschuren, ‘where the streets are paved with gold’, die te danken waren aan de geniale organisator van de zo vooruitziende, milddadige farao in Thebe. Zij smeken de machtige vizier voor wiens troon zij verschijnen om eten voor de stammen van Jakob. Jozef dwingt hen hun broertje Benjamin – het nakomertje dat nu 15 is – op te halen in Palestina en pas daarna, bij hun tweede bezoek, openbaart hij wie de vreemde Egyptische heerser is voor wie zij sidderend buigen. “Kleiner, kleiner….Rede nicht,” zegt Jozef als hij Benjamin wenend in zijn armen sluit. (blz 465)

Godenschemering

Zoals Wagners vierde Ring-opera eindigt ook deze roman de cyclus met een godenschemering. Jozef ontmoet nog een keer zijn oude vader en na diens dood laat hij zijn mummie in een grootse optocht, de eerste exodus als het ware, uit Egypte wegvoeren, terug in de schoot van Abraham. Echnatons monotheïsme en het besef van die ene god die alles verenigt, draagt hij mee, terwijl het aan de Nijl verspoelt in het veelgodendom. Jozef vergeeft aan het graf van Jakob zijn broers. “Sie lachten und weinten zusammen, und alle reckten die Hände nach ihm.” (blz 617)

De vier romans zijn nu voor het eerst vertaald in het Nederlands. De Thomas Mann liefhebbers – met Mark Rutte als wel de bekendste in deze tijd – zullen er van genieten en zullen vast ook zeuren en zuchten over wat ze ‘net mis’ achten in deze vertolking in onze taal. Jammer is bijvoorbeeld dat de uitgever het werk als één band uitbrengt, ruim 1300 bladzijden dik. Je voert toch ook Wagners ‘Ring’ niet op één dag gedurende 17 uur achter elkaar uit? Maar ach, dat is gezeur uiteindelijk.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK