UMC’s grote bron van kennis
Het Rathenau Instituut heeft de ‘Feiten en Cijfers’ van de Nederlandse UMC’s verzameld op het gebied van de kerntaken van de academische ziekenhuizen: topreferentie zorg, wetenschappelijk onderwijs voor artsen, wetenschappelijk onderzoek en kruisbestuiving met patiëntenzorg, valorisatie van kennis middels patenten en opleiding en bijscholing van professionals.
Groei in promoties
Uit de rapportage komt onder meer naar voren dat de gezondheidszorg nog steeds de grootste leverancier is van gepromoveerden. Bijna een derde van de gepromoveerden in Nederland behoort tot die sector, bovendien groeit het aantal gepromoveerden bij UMC’s de laatste jaren sterk.
Die groei hoeft overigens niet per se als een positieve ontwikkeling te worden gezien. Frank Miedema, decaan van het UMCU en één van de drijvende krachten achter Science in Transition was eerder dit jaar in gesprek met DUB al erg kritisch op het promotiesysteem in Nederland.
“Wij leiden dus heel veel mensen op die gaan promoveren, niet omdat ze wetenschapper willen worden, maar omdat ze oogarts willen worden. Dit is iets dat we in de sector aan de orde hebben gesteld,” zij Miedema destijds. “Het aantal promoties in het UMC Utrecht kan best minder, want heel veel mensen gaan toch niet door in de wetenschap.”
Hoge waardering voor onderzoek
Miedema stelt dat door de druk op promoveren ook veel proefschriften niet aan de maat zijn. De cijfers van Rathenau laten zien dat het onderzoek op UMC’s in Nederland nog altijd hoog gewaardeerd wordt. Zij publiceren veel wetenschappelijke artikelen: ongeveer een derde van het totaal in Nederland. Die publicaties worden bovendien vaak geciteerd door andere wetenschappers. Twee umc’s worden zelfs 71 procent vaker aangehaald dan het wereldgemiddelde.
Wat tevens positief is, is dat bij promoties in de gezondheidszorg de vrouwen in de meerderheid zijn en dat dat aantal nog altijd toeneemt. 52% in 2007 tegenover 59% vrouwen in 2012. Ook het aantal vrouwelijke hoogleraren op UMC’s is stijgende. Was dat in 2009 nog 12,9% van het totaal aantal hoogleraren, in 2012 is dat percentage 17,3%.
Alle ‘Feiten en Cijfers’ van het Rathenau Instituut vindt u hier
