HBO vult lacune, maar…

Nieuws | de redactie
25 november 2014 | “Als we willen dat hogescholen zich tot regionale kenniscentra ontwikkelen, moeten ze daartoe ook de instrumenten hebben,” zegt Geert ten Dam van de Onderwijsraad. “Er zijn nog zorgpunten. Zo is niet iedere HBO-opleiding verbonden met onderzoek en heeft de scholing van docenten nog nadrukkelijk aandacht nodig.”

In een vraaggesprek met ScienceGuide licht scheidend OR-voorzitter Ten Dam het advies ‘Meer innovatieve professionals’ nader toe. 

Zorgpunten

Een bescheiden rol van onderzoek en gefragmenteerde en geïsoleerde plaats daarvan, zo stelt uw rapport. Is dat een gemiste kans na bijna 15 jaar lectoraten of is dit een organische ontwikkeling die nu aan het doorbreken is naar meer substantie? 

We constateren in ons advies dat het hbo in relatief korte tijd op het gebied van onderzoek sterk is gegroeid, zowel kwantitatief als kwalitatief en dat met beperkte middelen. Ze vullen met het praktijkgerichte onderzoek een lacune in het Nederlandse kennissysteem. Daarvan hebben we tijdens de voorbereiding van het advies veel mooie voorbeelden gezien.

Maar er zijn ook nog zorgpunten. Zo is niet iedere opleiding in het hbo verbonden met onderzoek en heeft de scholing van docenten nog nadrukkelijk aandacht nodig. Ook is het volume aan lectoraten nog te klein om onderzoek te integreren in het onderwijs aan alle studenten, niet alleen in de master maar óók de bachelor. 

Vanzelfsprekend zijn er ook verschillen tussen hogescholen; sommige hogescholen zijn aanmerkelijk verder in de implementatie van de onderzoeksfunctie dan andere. Kortom: de ontwikkeling van het hbo tot regionaal kenniscentrum is volop gaande maar kan wel een extra zetje gebruiken. 

Eigen lectorenvereniging

Op 3 december richten lectoren nu zelf een beroepsvereniging op, Jet Bussemaker komt dan ook. Vindt u dit een goede aanzet? Wat zouden zij vooral samen moet gaan doen in het licht van dit rapport en advies? 

Wat mij betreft zouden lectoren vooral kennis moeten uitwisselen over de vraag hoe een sterkere verbinding tussen de drie kerntaken van het hbo gerealiseerd kan worden in alle opleidingen. Ik denk dan aan een leerlijn onderzoek voor studenten geïntegreerd in hun vakopleiding en aan het opzetten en begeleiden van hoogwaardig praktijkonderzoek, niet los van maar verbonden met het onderwijs. 

Lectoren kunnen ook leren van elkaars ervaring als het gaat om een meer programmatische opzet van onderzoeksactiviteiten, waarin studenten, docenten en bedrijven én maatschappelijke instellingen deelnemen. Het hbo moet meer zijn dan een verzameling losse praktijkonderzoeken. En ten slotte, strategische netwerken met bedrijven  – ook kleinere bedrijven – en instellingen in de regio zijn voor het hbo van onschatbare waarde. Hoe zet je zo’n netwerk op en vooral, hoe onderhoud je zo’n netwerk? 

Uw eist minimaal een mastergraad voor de hbo-docent in de bachelor. Is dat wijs? Is het niet minstens zo wezenlijk dat toppers in de professie daar functioneren en ook geacht worden, graad of geen graad? 

Het lijkt me niet meer dan logisch dat een docent die les geeft, hoger is opgeleid dan zijn studenten. Bij bacheloropleidingen gaat het dan om docenten met minimaal masterniveau. Bovendien, als het hbo professionals met onderzoekskwaliteiten wil opleiden, moeten de docenten natuurlijk wel zelf onderzoek vaardig zijn. 

Hoe kunnen ze anders afstudeerprojecten begeleiden en beoordelen? Onderzoekende competenties leer je bij uitstek in een master opleiding. In een hbo-opleiding moet vanzelfsprekend ook hoogwaardige praktijkkennis en ervaring in de opleidingsteams zitten. Daar is en moet ruimte voor zijn. In de prestatieafspraken is niet voor niets gekozen voor minimaal 80% en geen 100% van het docentencorps masteropgeleid. 

Hou de CoE’s actief 

In het advies komt de inspirerende rol van de Centes of Expertise gedurig naar voren. Moeten EZ en OCW hier niet fors meer in gaan/willen investeren? Het rapport ‘Dynamiek onderweg’ met de midterm review van hun prestaties wijst op de grote kansen die hier nu gepakt moeten worden, bijvoorbeeld. 

Het lijkt de Onderwijsraad verstandig om de huidige ‘Centres of Expertise’ nog enige tijd te blijven subsidiëren. De basis voor duurzame samenwerking is gelegd en de centres voorzien duidelijk in een behoefte. Met meer tijd en ruimte kunnen ze toegroeien naar een situatie waarin ze zonder overheidsbekostiging hun rol in de regio kunnen spelen. 

Uiteindelijk moeten ze op eigen benen kunnen staan. Als bedrijven of maatschappelijke instellingen niet willen investeren, hebben ze blijkbaar te weinig toegevoegde waarde. 

De leerlijnen die studenten in het HBO tot volwaardige ‘onderzoekende professionals’ maken zijn “nog geen gemeengoed”. Hoe kan dat, hoe komt dat? Is de NVAO hier wellicht nog iets te mild in haar oordelen? Het voorbeeld van de Hogeschool Rotterdam, dat u in extenso als illustratie van hoe het wel kan en moet aanhaalt, wijst erop dat dit wel degelijk gemeengoed kan zijn, immers

Je ziet dat alle hogescholen de afgelopen jaren aandacht zijn gaan besteden aan het onderzoekend vermogen van hun studenten. Ze willen dat studenten een onderzoekende houding verwerven, onderzoek van anderen leren begrijpen, beoordelen en gebruiken en ook zelf onderzoek kunnen doen in concrete beroepssituaties. 

Stevige docenten

Dat leer je niet in een aparte module. De hele opleiding moet dat ademen. Daarvoor heb je docenten nodig met stevige onderzoekexpertise in alle fasen van de opleiding. 

De NVAO is vooral kritisch over het niveau van de afstudeerprojecten van hbo-studenten. Die voldoen niet altijd aan het niveau dat je van hoger onderwijs mag verwachten. Een afstudeerproduct is echter de sluitsteen van een opleiding. Het werk moet daarvóór zijn gedaan. 

De kennisinfrastructuur en ‘open access’ van publicaties zijn voor hbo’ers nog te vaak weinig toegankelijk, noteert u in uw advies. Zouden de hogescholen niet allereerst zelf als stevige, serieuze kennisinstituten hier actie op moeten ondernemen? 

Als we willen dat hogescholen zich tot regionale kenniscentra ontwikkelen, moeten ze daartoe ook de instrumenten hebben. Om kenniscirculatie te bevorderen moet het hbo toegang hebben tot onderzoeksliteratuur, tot alle resultaten van wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek op relevante terreinen. 

Onderzoek wordt in Nederland en daarbuiten voor een belangrijk gedeelte uit publieke middelen bekostigd, de daaruit voortkomende publicaties moeten dan ook vrij toegankelijk zijn. Het bewerkstelligen van ‘open access ‘vraagt om nationale en zelfs internationale samenwerking. De onderhandelingen daarover moet je niet aan individuele instellingen of aan een sector over willen laten.

Moeizaam van de grond LLL

Gaat wat naar aanleiding van het advies van de commissie Rinnooy Kan nu gaat gebeuren met de HBO-deeltijd de bijdrage aan LevenLangLeren niet eerder verzwakken dan versterken? 

In ons advies vragen we nadrukkelijk aandacht voor de knelpunten die maken dat het hoger onderwijs onvoldoende flexibiliteit kan bieden. Het deeltijdonderwijs is nog veel te veel een kopie van het voltijdsonderwijs, er wordt te weinig rekening gehouden met eerder verworven competenties, in company trainingen komen maar moeizaam van de grond.

Het belang van het hbo voor volwassenen strekt echter verder dan alleen formeel onderwijs. Mensen leren ook op de werkplek. Samenwerkingsrelaties tussen hogescholen en beroepenveld zouden daarvoor van grotere betekenis  kunnen zijn. Dus ook voor leven lang leren is het van groot belang dat het hbo een stevige plek inneemt in de kenniscirculatie.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK