Onnodig en slecht voor HO
Dat de ingrepen het fenomeen van de schijnzelfstandigheid zouden bestrijden, is voor de werkgevers allerminst een uitgemaakte zaak. De bewindslieden blijken zelf nog nauwelijks te weten wat een schijnzelfstandige is. Een kunstenaar die naast haar werk in muziek, dans of beeldende vakken af en toe aan een conservatorium toptalent begeleidt, is in elk geval geen beunhaas.
Diffuus geheel
Hans de Boer en zijn mensen zeggen kort en goed: “We weten ook niet hoe groot de groep schijnzelfstandigen is. De discussie over de mate waarin dit voorkomt is mede erg diffuus, omdat er geen eenduidige definitie van deze schijnconstructie wordt gebruikt. Een definitie is daarom nodig om de discussie goed te kunnen voeren.”
“Naar ons idee kan alleen sprake zijn van schijnzelfstandigheid als er sprake is van opzet van de opdrachtgever en/of de zp’er om de feiten en omstandigheden bewust onjuist voor te wenden met als doel om gebruik te maken van de fiscale faciliteiten en/of de sociale zekerheidswetgeving, terwijl de bijbehorende wettelijke verplichtingen worden ontweken.”
“Dit betekent dat er helemaal geen sprake hoeft te zijn van schijnzelfstandigheid als iemand aan de slag is als ondernemer, omdat hij/zij geen baan kan vinden. Hetzelfde geldt als een zp’er dezelfde of vergelijkbare diensten aanbiedt aan een opdrachtgever als de zp’er daarvoor in dienstbetrekking verrichtte, ook niet als (één van) deze opdrachtgever(s) de voormalige werkgever is.”
Wat moet wordt riskant voor HO
De belangrijkste kritiek van de ondernemingsorganisaties richt zich tegen het invoeren van de medeverantwoordelijkheid van de opdrachtgever in de BGL. Die maatregel geeft een risico op een naheffing als de gegevens onverhoopt niet kloppen. Dat schrikt werkgevers af om zzp-ers in te huren en maakt het hogescholen, universiteiten en ROC’s bijna onmogelijk en erg riskant mensen uit de beroepspraktijk in hun curricula en onderwijsuitvoering een plaats te geven. Iets wat van het zelfde kabinet dat de zzp bestrijdt, nu juist zou moeten.
“Die hele maatregel is niet nodig,” meldt De Boer kortaf. Want de Belastingdienst maakt nu onvoldoende gebruik van al lang bestaande controlemogelijkheden, ook bij de opdrachtgevers. Van de 500.000 VAR-verklaringen die jaarlijks worden afgegeven, worden er maar 1.500 steeksproefgewijs gecontroleerd, meldt VNO-NCW.
De bestaande regelgeving is al slimmer dan de nu voorgestelde. “De huidige regels houden namelijk rekening met het feit dat de meeste opdrachtgevers geen arbeidsrechtjuristen zijn en geven de mogelijkheid aan de inspecteur om gericht en proportioneel te reageren.” Meer ondernemende vormen van arbeid geven meer flexibiliteit aan zowel degene die het werk doet, als degene die daartoe opdracht geeft. Dat biedt perspectief voor het beter inpassen van werk en privé. Voor een leven lang leren en voor een grotere participatie en productiviteit. Het is ook niet het één of het ander.
Veel minder banen
De Boer onderstreept daarom met kracht: “De zp’er voegt wat toe. Hij voldoet in nieuwe behoeftes en verbetert het aanpassingsvermogen en de veerkracht van de economie. Deze flexibiliteit maakt dat de arbeidsparticipatie wordt vergroot en arbeidspotentieel zo veel mogelijk wordt benut. Creativiteit, flexibiliteit, productiviteit en ondernemerschap.”
“Zonder de figuur van de zp’er zouden er veel minder mensen aan het werk zijn. We moeten de zp’er daarom koesteren en bezien welk ondersteunend beleid nodig is.”
U leest het uitvoerig positionpaper van de werkgevers voor de Kamerhjoorzitting hier.
Meest Gelezen
Masterstudenten in het hbo worstelen met academisch schrijven en onderzoek
“Ik zal niet de meest populaire onderwijsminister zijn”
“Langstudeerboete raakt kern van hoger onderwijs”
CvB Erasmus Universiteit weigert tweetalig te vergaderen met medezeggenschap
Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd