De angst voor HBO’er te worden versleten

Nieuws | de redactie
11 december 2014 | Een wereldburger in een monodiscipline. Dat is wat bij een universiteit van een student verwacht wordt. Maar hoe krijgt dat vorm in de balans tussen onderzoek en onderwijs in het hoger onderwijs? “Ook bij ons verdwijnen toponderzoekers uit het onderwijs.”

Frank van Vree ziet als decaan van de geplaagde Faculteit Geesteswetenschappen van de UvA veel dingen goed gaan. “Het niveau van de universitair docenten is opmerkelijk hoger dan dertig jaar geleden.” Toch ziet hij onder invloed van onder meer de vernieuwingsimpuls van NWO, dat onderzoekers steeds minder de focus leggen op hun onderwijstaken.

Hoewel bij de verschillende faculteiten andere problemen spelen, staat in elke instelling de balans tussen onderwijs en onderzoek ter discussie. Bij de KNAW gingen onderzoekers, docenten en beleidsmaker met elkaar het gesprek hierover aan.

Geen Ausbildung

Klaas Landsman trapte af met het in historisch perspectief plaatsen van de hele discussie. Aan de hand van de Duitse staatsman en onderwijshervormer Wilhelm von Humboldt schetste de Radboud-hoogleraar hoe de universiteit haar identiteit en rol ontwikkelt met het doen van onderzoek en het geven van onderwijs. Opvallend daarbij was het verschil dat hij onderstreepte tussen Bildung en Ausbildung. Zoals Landsman stelde: “een universiteit is voor studie, niet voor opleiding.” Niet iedere Humboldtiaan zal dat met hem eens zijn.

Met die tegenstelling, vergelijkbaar met het verschil dat vaak gemaakt wordt tussen HBO en WO, zette Landsman direct de toon voor het debat. Mark Bovens, hoogleraar bestuurskunde in Utrecht, zag het anders. Omdat een overgroot deel van zijn studenten niet verder gaat in de academische wereld, pleit Bovens er voor juist in de masterfase het onderzoek wat meer designgericht te laten zijn. “Uit angst voor HBO’er te worden versleten, raakt niemand deze discussie aan.”

Volgens Bovens ademt de discussie te veel ‘de echo van Humboldt’. “Het is een onderscheid dat we alleen in Nederland en misschien een beetje in Duitsland hebben. En volgens mij wordt daar de discussie niet mee verder geholpen.” UM-voorzitter Martin Paul sprak onlangs zelfs al van ‘een verwatering van Humboldt’.

Een schuurtje voor promoties

In de maatschappijwetenschappen is die discussie wellicht sterker dan in andere disciplines, stelde Bovens. Hij liet zien dat op zijn faculteit op iedere honderd masterstudenten er vervolgens drie gaan promoveren. “De promotiefabriek geldt misschien voor de medische faculteit van Frank Miedema, maar bij ons zou je beter kunnen spreken van een schuurtje.”

Wat Bovens wel ziet is dat een carrière aan de universiteit grotendeels bepaald wordt door het doen van onderzoek. “Een onderwijscarrière blijft moeilijk, omdat onderzoek onder meer door de vernieuwingsimpuls van NWO zo loopbaanbepalend is. Als je eenmaal een Veni hebt gekregen, is de kans ook groter dat je vervolgens een Vidi of Vici krijgt. Het is een buitengewone trechter die uiteindelijk leidt tot een soort Champions League voor onderzoekers.”

Juist zulke toponderzoekers permitteren zich daarom de ruimte om zichzelf  vrij te stellen van onderwijstaken om zich volledig op onderzoek te kunnen richten. Bovens ziet daarom wel wat in het vastleggen van een maximum aan de ‘uitkoop’ van onderwijstaken die bij een Veni en dergelijke usance is geworden. Ook zou een minimum aan onderwijstaken van een onderzoeker vastgelegd kunnen worden.

T-shaped student

Ook Karen Maex, die namens de bètafaculteiten van UvA en VU sprak, benadrukte dat de universiteiten zich er hard voor moeten maken om onderwijs een gedegen positie te geven. “Onderwijs en onderzoek zijn gelijkwaardig. Zowel in de waardering als de honorering van de mensen moet dat terugkomen. De beste onderzoekers zijn ook vaak de beste docenten,” stelde zij. Maex vindt dat universiteitsbestuurders die gelijkwaardigheid van onderwijs en onderzoek “ernstig moeten nemen.” Frank van Vree beaamt haar opvatting en ziet dat dit in de geesteswetenschappen ook wel iets anders benaderd wordt. “Onderwijs, de overdracht van kennis is de corebusiness in mijn domein. Geen geesteswetenschappen zonder publiek.”

Het academische publiek is de student, aan wie in de loop der jaren andere eisen gesteld zijn gaan worden. Inmiddels wordt er op universiteiten gesproken van een T-shaped student: een jongere  die sterk verankerd is in de eigen discipline, maar tegelijkertijd door middel van ‘Bildung’ een wereldburger moet worden.

Dat is een norm die volgens velen onder druk staat in een tijd waarin het aantal studenten nog steeds groeit, maar de financiën en logistieke middelen van universiteiten niet evenredig meegroeien. “We zijn natuurlijk keurige mensen, maar misschien zouden we wat vaker naar het Malieveld moeten gaan,” overpeinsde Frank den Hollander, voorzitter van de adviesraad Technische en Natuurwetenschappen van de KNAW, bij zijn conclusie van de discussie.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK