Kan het huidige HO zo nog verder?

Nieuws | de redactie
22 december 2014 | Nu op de volgende bijeenkomst van Bussemakers HO-tour ‘digitalisering en flexibilisering’ centraal staan, legt zij fundamentele vragen “over de duurzaamheid van ons opleidingsconcept” op tafel. Moeten HBO en WO niet heel anders gaan werken om te innoveren voor een onzekere toekomst?

In een visiestuk voor de HO-tour benadrukt de minister dat met behulp daarvan het HB en WO van de toekomst veel meer toegesneden moeten zijn op de behoeften van studenten. In deze discussienota zet Bussemaker daarom een aantal denklijnen uit. “Met de ontwikkelingen gericht op flexibilisering en het toenemende gebruik van digitalisering, ondergaat het onderwijs ingrijpende veranderingen. Tegelijkertijd is de ontwikkeling van open en online onderwijs nog in een pril stadium en de toekomst onvoorspelbaar.”

“Dit roept de vraag op hoe we om zouden moeten gaan met onderwijsinnovaties in het hoger onderwijs. Onderwijsinnovaties zijn veranderprocessen die niet alleen vragen om aanpassing van onderwijsmodellen, didactische concepten en andere werkvormen en instrumenten, maar ook om aanpassingen van organisatie en bedrijfsvoering en verandering van cultuur en mindset.”

Noodzaak wordt breder en groter

De minister wijst er op dat ieder individu in zichzelf zal moeten blijven investeren om inzetbaar te blijven in een snel veranderende arbeidsmarkt, maar dat die noodzaak ook breder is. Men zal ook bij willen blijven dragen aan innovatie en daarbij de productiviteit en het verdienvermogen van organisaties te versterken.

“Het beeld dat de noodzaak om te blijven leren en jezelf te blijven ontwikkelen alleen maar groter zal worden, wordt breed gedeeld. Ieder individu zal in zichzelf moeten blijven investeren om inzetbaar te blijven in een snel veranderende arbeidsmarkt, om bij te kunnen blijven dragen aan sociale en technische innovaties en de productiviteit en het verdienvermogen van organisaties te versterken. Tegelijkertijd zien we dat bij veel instellingen de focus vooral ligt op het verzorgen van initiële opleidingen voor jongeren in plaats van onderwijs voor werkenden die een leven lang leren.”

Beroepen die nog niet bestaan

De snel veranderende arbeidsmarkt en de HO-digitalisering hebben ingrijpende consequenties, voorziet de minister in haar discussiestuk. Zij leiden zelfs tot fundamentele vragen “over de duurzaamheid van ons opleidingsconcept.”

Een voorbeeld daarvan kwam bij de discussies tijdens de HO-tour bij de HAN en Stenden al nadrukkelijk op tafel: “Een beroepsopleiding werkt met een opleidingsprofiel en eindtermen die zijn afgestemd op de vereisten in een beroepsprofiel. Hoe kun je bepalen wat die vereisten zijn als studenten worden opgeleid voor banen die binnen enkele jaren ingrijpend veranderd zijn, voor beroepen die nu nog niet bestaan en als huidige beroepen voor een deel zullen verdwijnen?”

Zulke ontwikkelingen vragen andere vaardigheden van studenten, docenten en instellingen en vragen van studenten dat zij het maximale uit zichzelf halen. “Het vraagt van het hoger onderwijs dat zij studenten daarin begeleiden, en dat zij er tegelijkertijd voor zorgen dat het Nederlandse hoger onderwijs van uitmuntende kwaliteit blijft.”

Daarbij stipt de minister een aantal aspecten aan met betrekking tot flexibel onderwijs. “Flexibel onderwijs biedt alle ruimte aan de student om keuzes te maken voor inhoudelijke invulling van leeractiviteiten, voor onderwijsvormen en om tijd- en plaatsonafhankelijk te leren. Niet het onderwijsaanbod, maar de behoeften, ambities en het kennisniveau van de (werkende) student staan centraal bij het vormgeven van de individuele studieloopbaan. Een veelgenoemd voorbeeld van een opleiding met veel keuzevrijheid in het curriculum zijn de liberal arts & sciences.”

MOOC voor uitdaging en bijspijkeren

De minister laat weten dat MOOCs bij uitstek een voorbeeld van flexibel onderwijs zijn. “Met deze ontwikkelingen komt de vraag op wat dit betekent voor de hoger onderwijs instellingen en het huidige hoger onderwijs in Nederland. Met hun MOOCs kunnen instellingen (tien-)duizenden deelnemers wereldwijd aantrekken en de internationale reputatie van het Nederlandse onderwijs versterken. (Aankomende) studenten kunnen hun deficiënties al voorafgaand aan de opleiding wegwerken met een MOOC, of juist tijdens hun studie extra uitgedaagd worden.”

Deze veranderingen vergen een andere pedagogiek en didactiek, zoals bij ‘blended learning’ wordt uitgeprobeerd, aldus de minister. “Blended learning is een mix van online en (fysiek) contactonderwijs, waarbij studenten voor een deel van het onderwijs niet naar de onderwijsinstelling hoeven te komen. Online (hoor)colleges en opdrachten kunnen (deels) op een eigen gekozen moment en plaats worden gevolgd en uitgevoerd. Daardoor kan het contactonderwijs een andere invulling krijgen, ook wel flipping the classroom genoemd. De mate van openheid en flexibiliteit van blended onderwijs verschilt. Vast staat echter dat het een andere pedagogiek en onderwijsdidactiek vereist dan de meer ‘klassieke’ vorm van onderwijs dat op een vaste plaats en vast tijdstip plaatsvindt.”

“Blended learning stelt de docent en student in staat om het onderwijs meer samen vorm te geven, waarbij eenieders expertise en ervaring optimaal benut kunnen worden. Dit vraagt een andere rolinvulling van zowel docent als student. Het stelt docenten ook in staat om voor een deel van het vakonderwijs, bijvoorbeeld in de vorm van online hoorcolleges of een MOOC van een andere instelling of docent te gebruiken.”

Verdieping en verzwaring

Digitalisering en flexibilisering van het onderwijs kunnen langs zulke wegen bijdragen aan het personaliseren van het leren. Dat laat HBO en WO meer en effectiever inspelen op de groeiende diversiteit van hun populatie. Sirius liet zien dat hier ook in ons land veel meer kan en dat ook veel beter kan.

“Het biedt mogelijkheden tot differentiatie, verzwaring, verdieping, bijspijkeren en biedt mogelijkheden om tijd- en plaatsonafhankelijk te leren. Bijvoorbeeld in het honours onderwijs, waar excellente studenten extra worden uitgedaagd, of juist in deficiëntieonderwijs waar studenten achterstanden kunnen wegwerken. Het Nederlandse hoger onderwijs is de afgelopen jaren verrijkt met honours tracks en excellentieprogramma’s. Intensieve programma’s voor studenten met veel talent, ambitie en motivatie bieden mogelijkheden tot verdieping en verzwaring in aanvulling op het reguliere onderwijsprogramma.”

“Met de inzet van digitale middelen in het onderwijsproces kunnen data worden verzameld en geanalyseerd die betrekking hebben op het leerproces en de resultaten van studenten. Deze learning analytics bieden zodoende kansen voor de verbetering van het onderwijs. Het geeft inzicht in de verschillende leerstijlen van studenten, kan laten zien welke onderdelen van een cursus lastig zijn voor studenten en geeft inzicht in het soort fouten dat gemaakt wordt. Hiermee wordt voor een docent duidelijk welke aspecten van het onderwijs en leermateriaal meer aandacht vereisen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK