Koers houden of Vlaams model?

Nieuws | de redactie
3 december 2014 | De visitatie van de pabo's is "van groot belang voor de legitimatie en het bestaansrecht" daarvan, zegt Ron Bormans. Het HBO verkent vast vier scenario's voor het overleven van alle lerarenopleidingen. "Er moet nog hard gewerkt worden aan een moderne kwaliteitscultuur."

In een serie ‘diners pensant’ beziet de Vereniging Hogescholen hoe de lerarenopleidingen in de HBO-sector de komende jaren hun positie en reputatie kunnen opwaarderen. De analyse voor deze denksessies is tamelijk alarmerend. Instroom, kwaliteit, praktijkonderzoek, maatschappelijke vraag en arbeidsmarkt zijn allemaal zorgelijk, met name voor de pabo’s.

Zo blijkt een studie door prof. Frans Leijnse aan te geven, dat “de onderzoekscapaciteit nog te wensen overlaat” en deze bij individuele opleidingen “onvoldoende is om zelfstandig te voldoen aan alle opdrachten van  een lector.”

Legitimatie punt van zorg

Ook Ron Bormans – portefeuillehouder lerarenopleidingen in het VH-bestuur – gaat in zijn blog uitvoerig in op de worsteling in HBO-kring. De beperkte legitimatie van de pabo’s acht hij een punt van zorg, want “maatschappelijke legitimatie is cruciaal voor een school.” Daarom is het lopende accreditatieproces van zulke betekenis voor het HBO.

“Op dit moment worden onze pabo’s allemaal gevisiteerd in het kader van de accreditering en de uitkomst daarvan is van groot belang voor de legitimatie en het bestaansrecht van onze pabo’s. Ik durf te wedden dat die accreditering – ook onder het relatief strenge regime dat tegenwoordig gehanteerd wordt – overwegend positief tot zeer positief zal zijn. Als ik gelijk krijg, dan hebben onze pabo’s hun legitimatie en moeten we ophouden, niet met kritisch zijn, maar wel met hun bestaansrecht ter discussie te stellen. Krijg ik (overwegend) geen gelijk, dan hebben we terecht een probleem.”

De noodzakelijke veranderingen binnen de lerarenopleidingen leiden niet voor niets tot intensief beraad en de gesprekken in de diners pensant. Bormans schrijft dat het “allemaal niet zonder slag of stoot” gaat. Het vraagt veel van de spankracht van de pabo’s en de scenarioverkenning laat zien dat nog veel te doen staat.

Hier en daar gemor

Hij geeft daarbij aan dat “hier en daar gemor [klinkt] in eigen kring of het allemaal niet te snel gaat. Wat weer op onbegrip stuit in politieke kringen, waar de niveauverhoging sneller moet en de nuance vaak geïnterpreteerd wordt als onwil om de echte stap naar een hoger niveau te zetten. In die kringen realiseert men zich niet dat hun beeld van wat er op onze pabo’s gebeurt, vaak ver van de werkelijkheid afstaat en weinig recht doet aan de maatschappelijke betekenis van onze pabo’s. ”

“Mijn persoonlijke opvatting – die gelukkig in eigen kring breed gedeeld wordt – is dat we er nog lang niet zijn met ons kwaliteitsprogramma. We hebben stappen gezet, maar ook nu nog geldt het adagium dat het niveau verder omhoog moet. Pabo’s horen te leunen op twee pijlers, te weten inhoud en didactiek.”

“Te vaak moesten en moeten we vaststellen dat die laatste pijler relatief sterk gekoesterd werd en wordt en dan ook nog in een didactische sfeer van zorgzaamheid. En dus is het goed dat we de afgelopen jaren vooral aandacht geschonken hebben aan de inhoud. Het is goed dat er een niveaudiscussie is. We zijn er ook nog lang niet en het helpt ook niet als we ons in deze defensief opstellen, onze cultuur niet ter discussie durven te stellen of de buitenwereld overal de schuld van geven.”

Vier scenario’s

De Vereniging Hogescholen schetst voor de noodzakelijke toekomststrategie vier scenario’s

-Koers behouden
-Kwaliteit, focus en selectie
-Eendracht maakt macht
-Het Vlaamse model

Het eerste scenario gaat uit van een voortgaande implementatie van de huidige verbeterplannen. Zo zijn voor de pabo’s “nota bene nog niet alle kennistoetsen ontwikkeld” en moet “nog hard worden gewerkt aan een moderne kwaliteitscultuur.” Daarom zijn in dit scenario nieuwe ontwikkelingen binnen dit domein niet wenselijk. Ook kiest men zo niet “voor een sterke positionering van de HBO-lerarenopleidingen in het brede veld van opleidingen.”

Effect hiervan zou “verlies van marktaandeel aan de universiteiten” kunnen zijn en ook zou “het imago van de HBO-lerarenopleidingen op het spel” staan bij ongewijzigd beleid. Men zou steeds meer als tweederangs opleiding bekend komen te staan en de instroom van studenten zou daar kwalitatief verder onder lijden. Vwo’ers gaan niet meer naar een pabo en de arbeidsmarktpositie van de HBO-alumni zou verslechteren.

In het tweede scenario zou men via een stevige selectie aan de poort de zwakkere bachelorstudenten naar een Ad-opleiding leiden. Met de betrokken scholen in de regio rond de lero’s wordt de opleiding en de loopbaan van de docenten veel meer gezamenlijk vormgegeven.

Hierdoor zou de instroom omlaag gaan, maar ook de uitval. Met grotere differentiatie in de opleidingen naar Ad, bachelor en master kan de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden verbeterd worden.

Het derde scenario mikt er op door de landelijke kwaliteitsafspraken binnen ‘10voordeleraar’ nog veel sterkere vormen van samenwerking te zoeken. Zowel op het onderwijs als het onderzoek terrein zou men activiteiten moeten bundelen en regionale clustering doorvoeren.

Hierbij zou men tot vergaande taakverdeling kunnen komen en de vorming van Graduate Schools of Education. De scenario-opstellers durven (nog) niet concreet te stellen dat dit tot fusies en concentratie zou moeten leiden. Men laat het nu nog bij de constatering, dat hogescholen erg verschillend zijn en “om die reden eigen keuzes” maken.

De profilering van opleidingen wordt lastig door de bundeling. Dit scenario zal daarom “bestuurlijke kracht vergen en bereidheid om samen te werken en het bestuurlijk gezag over opleidingen elders te plaatsen.” Ook de beeldvorming over de kwaliteit zal veel aandacht blijven opeisen. Bijzonder punt is bovendien dat het HBO een reeks sterk geprofileerde pabo’s kent  en dat deze zelfstandig opereren als mono-sectorale hogescholen. Voor hen ziet dit scenario “specifieke arrangementen” maar werkt dit niet uit.

Het vierde scenario wordt in duistere kleuren geschetst. De universiteiten zouden de leidende rol krijgen en nemen bij de vorming van het leraarschap, zoals in het binnenkort te publiceren sectorplan Onderwijswetenschappen al op tafel gelegd zou gaan worden.

Dit speelt in op de koerswijziging bij de PO-raad, die met de VSNU een nieuwe opzet voor de vorming van docenten aan basisscholen ontwerpt. “Dit zegt niet alleen iets over de manier waarop de PO-raad kijkt naar de bestaande HBO-opleidingen, maar ook iets van de hoge verwachtingen” die men heeft van het WO.

Het HBO zou hierop kunnen inspelen door met universiteiten – net als in Vlaanderen – associaties te sluiten, waarin zij samen onderwijs en onderzoek verzorgen en het WO zich concentreert op de mastertajecten en het onderzoek. Het streven naar focus en massa en naar helder afgestemde aanbod en verscheidenheid wordt hiermee wel bediend.

Voor hogescholen met een krachtig eigen profiel op dit terrein zou een dergelijke associatie à la Vlaanderen zelfs erg aantrekkelijk kunnen zijn. Anderen zullen vrezen voor het voortbestaan van hun aanbod. De scenarioschrijvers noteren hierbij wel, dat de inspanningen van het HBO om de opleidingen op te waarderen hiermee niet beloond zouden worden. “De kwaliteitsverbetering zal deels voor niets blijken te zijn geweest.” Daar komt bij dat het WO een eigen aanpak kiest een “geen brood” ziet in de kennisbases en toetsen uit het ‘10voordeleraar’ pakket.

Scepsis en samenwerking

Ron Bormans gaat in zijn bijdrage aan de discussie ook in op de nieuwe rol van de universiteiten op dit terrein.  “Ik hoop van harte dat de universiteiten het domein van de lerarenopleidingen voor het basisonderwijs gaan betreden, niet in de plaats van onze pabo’s, maar ernaast en in samenwerking met de grote broer, het hbo. ”

Maar zijn scepsis verbergt hij niet. Hij waarschuwt niet “te vertrouwen op het vals romantische beeld dat de universiteiten wel in het ontstane gat gaan voorzien. Hetgeen niet gaat gebeuren, zoals we mogen veronderstellen op basis van de ervaring bij de eerstegraads en tweedegraads lerarenopleidingen. Realiseren we ons dat de universiteiten daar al jaren aan zet zijn en niet meer dan 1,8% van de leraren afleveren?”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK