Studievoorschot voor zesjescultuur

Nieuws | de redactie
3 juni 2014 | “Onderwijs is de belangrijkste bouwstof die Nederland heeft.” Zo opent het Nationaal Onderwijsakkoord, noteert Ernst Jan van Doorn, 'PvdA-er met onderwijshart'. Met het studievoorschot geeft de coalitie nu vooral een voorschot aan de zesjescultuur: "de weg van de minste weerstand en de meeste slaagkans".

Van Doorn legt in zijn bijdrage een verbinding tussen het effect van de prestatieafspraken en de impact van het leenstelsel, dat de kern vormt van het studievoorschot. U leest deze bijdrage hieronder.

De ruwe grondstof

Onderwijs is de belangrijkste bouwstof die Nederland heeft.” Zo opent het Nationaal Onderwijsakkoord. Deze agenda wordt ook gehanteerd door Rutte II. In een dergelijk onderwijsbeeld wordt de student gezien als ruwe grondstof die je moet verwerken ten behoeve van de verdiencapaciteit van Nederland. Het liefst zo snel en zo goedkoop mogelijk.

In een dergelijk benadering van het kabinet is het heel goed denkbaar dat ze daarmee juist een onderwijsbeeld stimuleert waarin een zesjescultuur lonend is en blijft. Een schuldenstelsel zal het principe van ‘zo snel en goedkoop mogelijk’ daarin echter nog extra versterken: de studieweg van de minste weerstand wordt gestimuleerd.

Kwaliteit of rendement

Dit onderwijsbeeld zie je terug in de prestatieafspraken. Onderwijskwaliteit staat daarin alleen in woorden centraal en diverse politieke partijen, van PvdA tot en met D66 en GroenLinks, vinden dit dan ook verontrustend. In de prestatieafspraken die hoger onderwijsinstellingen met het kabinet maakten, en waar ze in 2016 op zullen worden afgerekend, wordt vooral gekeken naar studiesucces en rendement. Ofwel: zoveel mogelijk studenten in zo kort mogelijke tijd door je opleiding stuwen, voor zo min mogelijk geld en met een zo laag mogelijke uitval.

In de praktijk gaan de afspraken daarom ook vooral over zaken zoals bijvoorbeeld: uitval in het eerste jaar, studietempo, en uitgaven aan overhead. Het gevolg is dat men inzet op bredere opleidingen, wat echter onvermijdelijk ten koste gaat van de diepte. Wel kan de student daardoor tussentijds makkelijker overstappen. En kunnen de opleidingen op meer vervolgopleidingen aansluiten omdat de student minder gespecialiseerd is.

Dit is logisch: universiteiten en hogescholen moeten meer doen met minder geld, dus je gaat je onderwijs delen, zorgen dat studenten bij verkeerde keuze makkelijker kunnen overstappen, en daarmee hoop je dus te voorkomen dat ze voortijdig stoppen en zullen gaan meetellen als ‘drop out’.

Net genoeg slides?

Dit is echter ook strijdig met het advies van de Commissie Veerman, dat stelt dat het onderwijs juist intensiever zou moeten worden. Echter, dat zou onder gegeven omstandigheden (meer toelating, minder budget per opleiding, hardere afrekening op rendement) juist kunnen leiden tot méér drop-outs. Een voorbeeld is de discussie over het aantal contacturen. Meer contacturen zullen in zichzelf volstrekt niet leiden tot een betere kwaliteit in het gegeven onderwijs. Een dor en droog college wordt niet vanzelf spannender door er meer uren van te maken.

Toch kun je als instelling daarmee als het ware naar het kabinet terugkoppelen: ik voldoe aan de prestatieafspraken want ik heb mijn studenten meer uren in de collegebanken gehad. Ondertussen versterkt een dergelijke maatregel de zesjescultuur wanneer blijkt dat ongemotiveerde studenten misschien net genoeg slides meekrijgen om met de hakken over de sloot te slagen. Dat lijkt me de verkeerde discussie.

Met het sociaal leenstelsel wordt nu beloofd dat de opbrengsten vooral zullen worden geïnvesteerd in onderwijskwaliteit. Dat lijkt een zet in de goede richting. Echter, nergens wordt dit wettelijk vastgelegd. Het is dus geenszins een zekerheid dat ook in de toekomst studenten er op kunnen rekenen dat tegenover de hogere bijdrage die van hun wordt gevraagd, ook meer kwaliteit komt te staan.

Sterker nog, in het nationaal onderwijs akkoord is vastgelegd dat een groot deel van deze opbrengsten, ruim €195 miljoen structureel, volledig ten goede komt aan het ongedaan maken van de bezuinigingen uit het regeerakkoord van Rutte 2 op het financieel meerjarenperspectief. Grijs geld dus. De Vereniging Hogescholen wijst hier dan ook terecht op.

Tijd is schuld

Nee, het is helemaal niet erg om een studiefinancieringssysteem op de schop te gooien dat voorheen blind aan iedere student een zak gratis geld geeft, ongeacht of deze dat nodig heeft. Wat wel vreemd is, is om in crisistijd eenzijdig aan de student een grotere eigen bijdrage te vragen voor een dienst waarvan door kabinetsafspraken de waarde continu dalend is.

Zolang dus de prestatieafspraken vooral inzetten op studiesucces en rendement is het zeer goed denkbaar dat een sociaal leenstelsel deze zesjescultuur versterkt. Wanneer de student meer zelf zal moeten bijdragen, denkt deze namelijk zeker goed na en kiest vervolgens de studie en weg van de minste weerstand en de meeste slaagkans. Liever zo snel mogelijk klaar met een zes, dan het risico er iets langer over te doen. Tijd is schuld.

Funest is natuurlijk dat via de prestatieafspraken ook de neiging is ingebakken, dat het zo snel mogelijk afvinken van het tentamen ook in het belang lijkt van de opleiding. En dat via deze nadruk op rendement, niet op kwaliteit, juist door deze hogere bijdrage via een schuldenstelsel, een zesjes-cultuur juist zou worden bevorderd.

Ernstjan van Doorn is een PvdA’er met hart voor hoger onderwijs


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK