D66: stop met prestatieafspraken

Nieuws | de redactie
8 september 2014 | De bekostiging van het HO moet op de schop. D66 eist dat Bussemaker stopt met “regels met perverse effecten” en meent dat “deze wijze van bekostiging onwenselijk is en daarom geschrapt moet worden.” Het kabinet moet nog dit najaar een alternatief aan de Kamer voorleggen.

In het debat over de kritische beoordeling van de opleidingen geesteswetenschappen door de NVAO heeft Paul van Meenen (D66) een verbinding gelegd tussen de zorgen van het borgingsagentschap en de prestatieafspraken die het kabinet met de instellingen heeft gemaakt over hun rendementen.  Die fungeren als “een opjaagpremie die direct leidt tot aantasting van de kwaliteit.”

Deze opvatting heeft Van Meenen neergelegd in een motie, waarin hij met steun van de SGP en SP de minister wil dwingen tot schrapping van dit instrument. Dan kunnen HBO en WO wel weer “studenten zo goed mogelijk opleiden en daarbij zo veel mogelijk ruime bieden aan ontwikkeling en ontplooiing van studenten.” Bussemaker moet de rendementsafspraken “zo snel mogelijk stop zetten.”

Eén grote perverse prikkel

Andere fracties vonden deze analyse wat ‘grote stappen, snel thuis’ voor een onderwijspartij. Beertema (PVV) miste toch de nuance bij D66. “Dat heeft allemaal zijdelings wel met prestatieafspraken te maken, maar uiteindelijk komt het neer op de corebusiness van bestuur en management van de universiteiten zelf. Er is niets mis mee om dat door de NVAO te laten controleren en om de universiteiten tot de orde te roepen. U kunt toch niet volhouden dat deze problemen een gevolg zijn van prestatieafspraken en perverse prikkels?”

Van Meenen poogde een onderscheid aan te brengen in zijn kritiek door de rendementsafspraken als een pervertering van op zich waardevolle prestatienormen te presenteren. “Die zijn een onderdeel van de prestatieafspraken en van dat onderdeel wil ik af, omdat dat één grote perverse prikkel is. Dat leidt niet tot verbetering van kwaliteit, maar tot verbetering van de snelheid van studeren. Dat zijn voor mij twee verschillende dingen.”

Geen vrijheid blijheid

Vergeefs poogde hij de PVV aan zijn zijde te krijgen  tegen de minister en de vermeende werking van de prestatieafspraken in hun huidige vorm. “Ik hoop dat de heer Beertema met mij vindt dat studenten de gelegenheid moeten krijgen om hun eigen leven en leren in te richten, en niet afhankelijk gemaakt worden van een universiteit die er een financieel belang bij heeft dat studenten daar zo kort mogelijk zijn. Ik heb het alleen maar over dat financiële beleid en die financiële prikkel. Ik noem dat een opjaagpremie die niets bijdraagt aan de kwaliteit.”

Beertema liet zich niet vermurwen en ook coalitiepartner VVD niet. “U moet wel een alternatief bieden voor die rendementsafspraken. Zonder rendementsafspraken komen we er niet en wordt het ‘vrijheid blijheid’. Dan hebben wij als Tweede Kamer geen instrumenten om nog iets te meten.”

Beperkte doorwerking

Minister Bussemaker ontraadt de voorzet van D66, SP en SGP, ook omdat deze feitelijk niet goed onderbouwd zijn in haar opvatting. “De bekostiging van het onderwijs — laat ik daarmee beginnen — wordt ook maar voor een beperkt percentage bepaald door diploma’s: voor nog maar 20%. Vroeger was dat 60% tot 80%. Misschien had de heer Van Meenen in het laatste geval nog een argument.” Daar heeft de minister zeker een punt, want die modaliteit lag mede ten grondslag aan de HBO-fraude.

“Natuurlijk, we hebben de prestatieafspraken die voor beperkt percentage doorwerken. Maar het gaat daarbij niet alleen om rendement. Overigens gaat het er wel om, te stimuleren dat studenten een studeerbaar programma krijgen en niet meer uitvallen dan nodig is. Ook dat is rendement,” aldus Bussemaker.

Zij waarschuwde daarom voor een vermenging van motieven en effecten. “Volgens mij is het niet zinvol om de discussie over de geesteswetenschappen te vermengen met die over de prestatieafspraken. Het lijkt mij heel goed om te onderzoeken wat de effecten van de prestatieafspraken zijn. Daar hebben wij een reviewcommissie voor. Daarna kunnen wij in alle rust met elkaar spreken over de effecten van de kwantitatieve en kwalitatieve elementen die daarvan onderdeel uitmaken.” En “ik ontraad deze motie ook omdat de NVAO op geen enkele manier signaleert dat rendementsdenken in dit geval een kritische factor zou zijn geweest.”

Non tali auxilio?

Lof kreeg de minister niet uit de constructieve oppositie, maar van de meer geharnaste bestrijders van haar kabinet. “Ik heb 34 jaar in het onderwijs gewerkt. Daar kan die armzalige 33 jaar van de heer Van Meenen niet aan tippen. Ik was het helemaal eens met de minister toen zij sprak over de rendementsafspraken en daarbij aangaf dat die niet de oorzaak zijn van de kwaliteitsproblemen waarover we het nu hebben.”

“Ik dank de minister voor haar wijze woorden. Ik hoop niet dat dit al te vaak gebeurt. Ik beloof dat ik de volgende keer weer volledig oppositie zal zijn. Vandaag heeft ze echter gewoon gelijk,” zei Beertema tot slot.

Hij wees er op dat instellingen wel degelijk scherp bj de les gehouden moeten worden. “Vreemde ogen dwingen; dat is niet voor niks de naam van het rapport van Jan Anthonie Bruijn van de VVD. Meerdere docenten dus die zich buigen over de kandidaten, dat geeft dat mooie beeld dat de heer Mohandis schetste in zijn eerste termijn, dat beeld van jongeheer Mohandis die zweet voor dat panel van strenge docenten en dan toch slaagt. Daar gaat het om.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK