Geen administratieve oefening

Nieuws | de redactie
18 november 2014 | “Maak het levend, gebruik geen jargon, beperk het niet tot een administratieve last die buiten het leerproces staat.” Dat is de boodschap van NVAO-bestuurslid Lucien Bollaert met zijn nieuwe boek over interne kwaliteitszorg in het hoger onderwijs.

Bollaert presenteerde zijn nieuwe boek ‘A Manual for Internal Quality Assurance in Higher Education – with a special focus on professional higher education’ tijdens het European Quality Assurance Forum in Barcelona. Het is naast handboek een inspirerende gids voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs. Naast fundamentele onderwerpen als ‘wat is kwaliteit en kwaliteitszorg en welke fases onderscheidt kwaliteitszorgmanagement?’ gaat het in op best practices en valkuilen van interne kwaliteitszorg.

Een ongezond gegeven

In een toelichting aan ScienceGuide vertelt Bollaert dat hij bij een eerder Europees project over kwaliteitsafspraken tot de ontdekking kwam, dat zo’n boek er niet was en broodnodig om te schrijven. “Toen heb ik toch wel gemerkt bij de analyse van de antwoorden rond Europese kwaliteitsstandaarden en richtlijnen, dat eigenlijk bij veel instellingen interne kwaliteitszorg pas ontstond onder druk van externe kwaliteitszorg. Dat was voor mij toch een ongezond gegeven.”

“Een tweede vaststelling was dat de relatie tussen kwaliteitszorg, kwaliteitscultuur en de kwaliteit van de output niet één op één staat met elkaar. Hoe dat precies zit, daar wilde ik toch ook even dieper op ingaan met dit boek. Het is daarmee uiteindelijk een Europees project geworden.”

Wat Bollaert de essentie van zijn boek vindt, formuleert hij zo: “De boodschap hiervan is dat elke interne kwaliteitszorg afhankelijk is van de kwaliteitscultuur en de missie van de instelling en daarmee van de keuzes die men hierbij maakt. Als de interne zich aanpast aan de externe kwaliteitszorg, deze als het ware ‘volgt’ dan is dat niet goed. Het zou eerder omgekeerd moeten zijn.”

Keuzes die ingrijpen

Eerst moeten fundamentele keuzes gemaakt worden door HO-instellingen. “Men moet zich afvragen: wat is onze visie op kwaliteit? wat is onze missie als instelling? wat is onze strategie? Kortom, welke keuzes maken we voor we de interne kwaliteitszorg vormgeven? En wat is dan de kwaliteitscultuur waar we naartoe willen? Daarom moeten instellingen keuzes maken die zij verbinden met onderliggende waarden, keuzes die ingrijpen op het ‘culturele vlak’ en doordringen tot op het niveau van de organisatiecultuur.”

Door zijn keuze voor een Europese aanpak werd Bollaert bij het schrijven van zijn boek geconfronteerd met de verschillende kwaliteitsculturen die in Europa zijn gegroeid. “Waar de externe kwaliteitszorg het oudst is – dat is vooral in West-Europa en Noord-Europa – daar zie je dat de interne kwaliteitszorg het eerst is doorgevoerd. In Oost-Europa is het duidelijk dat men nog veel meer op de lijn zit dat interne kwaliteitszorg de externe volgt en in Zuid-Europa is men nog aan het twijfelen op dit terrein. Daar is van accreditatie minder sprake en zie je dat de externe kwaliteitszorg vooral op verbetering gericht is en niet op accountability.”

Met accountability bedoelt Bollaert een externe verantwoording die ook kijkt naar de samenleving als partner van hoger onderwijs. “Accountability gebeurt onder andere door accreditatie en de verantwoording naar een breder publiek en de maatschappij, terwijl borging met de nadruk op verbetering van onderwijskwaliteit veel meer werkt met een set van aanbevelingen, aandachtspunten en externe begeleiding.”

Ook het omgekeerde kan waar zijn

Bollaert benadrukt in dit verband dat bij de ontwikkeling van een kwaliteitscultuur “een goed eindproduct van een opleiding nog niet hoeft te betekenen dat de kwaliteitszorg op orde is. Je kan instellingen hebben waar een goede zelfkritische cultuur heerst, maar technisch gezien geen goede kwaliteitszorg. Het eindproduct en de kwaliteit van de opleidingen kan dan toch wel goed zijn. Het kan ook omgekeerde waar zijn! Namelijk dat je instellingen hebt waar technisch gezien de kwaliteitszorg goed in elkaar zit, maar waar een negatief gerichte kwaliteitscultuur overheerst. Daar is een minder mooie uitslag van accreditaties voorspelbaar.”

Kwaliteit in zijn breedste zin gaat altijd om de studenten, vindt Bollaert. “Het boek gaat daarom zeker over wat eigenlijk de competenties zouden moeten zijn van de student die afstudeert in de eenentwintigste eeuw. Dan gaat het over de vraag wat de essentiële standaarden zijn, internationaal gezien, waaraan een student moet voldoen.”

Geen jargon

Met zulke leerdoelen moet men volgens de NVAO-bestuurder echter flexibel omgaan. “Met flexibel bedoel ik ‘niet mechanistisch’. Je kan van zeer generieke leerresultaten vertrekken en die dan zeer mechanistisch via vakdomeinen specifiek omschrijven. Dat betekent dat het meer een schrijfoefening wordt en het eigenlijk niet leeft. Leerresultaten moeten leven in de opleiding.”

“Zij moeten richtinggevend zijn voor de docenten, de studenten en voor het gehele curriculum. Kortom, het moet niet allemaal dicht geschreven zijn. Als het mechanistisch is, wordt het een administratieve oefening en daarmee leeft het niet. Het gaat in de eerste plaats om de dagelijkse praktijk in de opleiding. De essentiële driehoek waarin kwaliteit genereerd wordt, is die tussen studenten, docenten en de leeromgeving. En dat wordt vaak vergeten.”

Bollaerts centrale boodschap is dat een kwaliteitscultuur iets levends, iets vitaals moet zijn. “Het doel van het boek is dat die boodschap overkomt. Dat is dat men begint met zichzelf een aantal vragen te stellen, strategische vragen. Maar maak dat wel levend, gebruik geen jargon, beperk het niet tot een administratieve last die buiten het leerproces staat.”

Hier vindt u meer informatie over het boek. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK