Het kennisdrieluik

Nieuws | de redactie
5 november 2014 | De €4 miljard voor Nederland in het ‘drieluik onderwijs-onderzoek-ontwikkeling’, dat de EU als topprioriteit ziet in het €300 miljard Groeipact, zou minister Bussemaker in 3 jaar moeten kunnen besteden. Dat kon wel eens niet zo eenvoudig zijn. ScienceGuide legt een uitgewerkt hoofdlijnen plan op tafel.

Het beleid van Rutte-II is primair gericht op de toekomstige beloften van relatief geringe extra’s, die uit zowel het regeerakkoord, NOA, akkoorden met de C3 als uit het studievoorschot moeten komen. Die leveren eigenlijk pas 2018-2020 enkele honderden miljoenen op. Dat EU-drieluik zorgt pas voor echt substantiële kennisinvesteringen à la Merkel, Obama of het beleid in China.

Er zijn Bovendien ook nu al groei en werkgelegenheid stimulerende projecten en prioriteiten beschikbaar, die goed zouden passen bij het ‘structuurpact’ van ECB-president Mario Draghi en het ‘groeipact van Juncker. Bussemaker zal mede opsteller Jeroen Dijsselbloem, haar collega en partijgenoot, daarvan moeten kunnen overtuigen.

De componenten van een Hollands Kennisdrieluik voor  het Groeipact zouden de volgende moeten zijn:

1] R&D infrastructuren met grote impact en ‘multipliers’

Zo ligt een lijst hoogwaardige R&D infrastructuur projecten klaar, zowel van de commissie-Chang als de Commissie Van Velzen afgewogen en naar prioriteit en urgentie gerangschikt. Het EU-geld zou een versnelde en geïntensiveerde realisatie daarvan kunnen doorzetten, zodat zowel de hightech sector en werkgelegenheid, als de innovatieve valorisatie een forse impuls gegeven wordt.

Naar het oordeel van de Commissie Van Velzen was de bouw en exploitatie van deze 25 grootschalige onderzoeksfaciliteiten van groot strategisch belang voor onderzoek en wetenschap en daarmee voor de Nederlandse kenniseconomie. Het gaat daarbij om complexe apparatuur en instituten als radiotelescopen, onderzoeksschepen en deeltjesversnellers, naast faciliteiten als datacollecties, biologische collecties en ‘biobanken’. Deze lijst is inmiddels al eens geactualiseerd en zeker in de medische sector -zoals de MRI-apparatuur als bij de Universiteit Maastricht – en de ruimtevaart zijn aanvullende kansen en ambities nu beschikbaar voor stevige groei-aanjagers.

Door deze waar mogelijk te koppelen aan vergelijkbare grote R&D-infra elders in de EU en bij andere lidstaten zou uit de €300 miljard een extra boost gegeven kunnen worden als de top van het vernuft in Europa. Zo’n €300 mln van de €8 mld voor Nederlandse input zou hier in gestoken kunnen worden met een zeer krachtige multiplier.

Een ander groot en complex voorbeeld, dit nu zo’n multiplier voor innovatie en hoogwaardig werk kan opleveren en versterken is ITER. NWO-voorzitter Jos Engelen zei vanuit CERN tegen ScienceGuide daar het volgende over: “Dat is hét voorbeeld nu. Nederland gaat daar volledig in mee omhoog, we zijn met onze wetenschap in alle elementen daarvan ingevoerd. Dat kunnen we dus, hè?”

“Maar dat kon omdat we het ‘FOM-Instituut voor Plasmafysica Rijnhuizen’ gevormd hebben vanuit allerlei bestaande aanzetten. Dat speelt in ITER volop een rol. Dit is echt een goed voorbeeld: het is economisch absoluut noodzakelijk, het vereist aansluiting op en samengaan van de toppen van de wetenschap en het is alleen te doen als ‘global’ verantwoordelijkheid. Dat laatste is hier een vanzelfsprekendheid geworden.”

“Willen we bij zulke initiatieven aansluiting blijven vinden met onze industrie, onze diensten en kennisinstellingen, dan moeten we er bij zijn en blijven. Het gaat daar nu niet verkeerd mee, maar je kunt het je niet veroorloven om een paar jaar de kraan dicht te draaien en dan te claimen dat je inhalen kan en instappen mag. Bij zulke globale, puur innovatieve projecten is dat niet meer aan de orde, daar bestaat geen ‘going concern’ om het een tijdje langzaamaan te doen.”

FOM-voorman Wim van Saarloos bracht op Prinsjesdag al een lange termijnvisie van een Research en Innovatie Delta naar voren die bijna profetisch blijkt in het licht van het EU Groeipact en het kennisdrieluik daarin. Hij had al een even grote bron van strategisch in te zetten middelen geïdentificeerd, URENCO. “We hebben een bijzonder voorbeeld van het opvallende terugverdienvermogen van de fysica. Minister Dijsselbloem heeft aangekondigd URENCO, dat als spin-out uit het FOM-onderzoeksinstituut AMOLF is voortgekomen, te willen verkopen. Alleen al met de voorziene opbrengst van €3 à €4 miljard zullen alle vroegere investeringen in de Nederlandse fysica zijn terugverdiend.” 

Aan de hand van dit exempel liet hij zien hoe Nederland met gerichte investeringen voor de langere termijn een ‘Research en Innovatie Delta’ kan worden dat Silicon Valley concurrentie aan kan doen. “Uit verschillende onderzoeken komt in feite niet alleen een goed beeld van hoe onze wetenschap het in internationaal opzicht doet, maar ook hoe onze onderzoeksportfolio zich verhoudt tot die die van andere innovatieve economieën. In termen van ‘value for money’ zijn Nederlandse wetenschappelijk onderzoekers wereldwijd ‘second to none’, maar met de geringe en nog steeds afnemende aandacht voor bètadisciplines wijkt Nederland opzienbarend af van de belangrijkste concurrenten.”

“De bijzondere kracht van de Nederlandse bètadisciplines is nauw verweven met een gezonde balans tussen competitie enerzijds en samenwerking anderzijds. Organisaties zoals FOM voor de natuurkunde spelen bovendien een belangrijke rol bij het stimuleren van een ‘gemeenschapszin’ van onderzoekers.”

“Silicon Valley is ongeveer even groot als de Randstad, maar door de kortere reistijden in Nederland in combinatie met de bovengenoemde kenmerken, kunnen we in Nederland op het gebied van de bètawetenschap terecht spreken van een ‘Research Delta’. De basis is aanwezig om hiervan een werkelijke ‘Research and Innovation Delta’ te maken. Gezien de toenemende aandacht, zowel vanuit de wetenschap zelf als vanuit de overheid, voor de verbinding tussen wetenschap en innovatie is dit met goed beleid en goede investeringen snel te realiseren.”

Een recent voorbeeld van gedurfd Europees investeringsbeleid zou met het groeipact zowel intensivering als navolging kunnen en moeten krijgen. Europa lanceerde een grafeen-investering voor de lange termijn in een nieuwe vorm van gezamenlijk, gecoördineerd onderzoek. Dit gebeurde bovendien op een niet eerder vertoonde schaal, in een zogeheten ‘EU Future Emerging Technology flagship’.

Flagships krijgen een looptijd van tien jaar en een budget van 1 miljard euro. Als een van de eerste flagships koos de Europese Commissie voor ‘Graphene’. FOM-onderzoeker en hoogleraar aan de TU Delft prof.dr. Lieven Vandersypen was binnen Nederland de trekker hiervan. Prof.dr.ir Herre van der Zant  (TU Delft) en prof.dr.ir. Bart van Wees (Rijksuniversiteit Groningen) zullen ieder één van de vijftien werkprogramma’s binnen Graphene gaan coördineren. Nederland zou vanuit zijn aandeel in het Groeipact hier zijn leidende rol kunnen versterken door een intensivering ervan te organiseren. 

Doel van het ‘flagship’ is grafeen en verwante gelaagde materialen vanuit het laboratorium beschikbaar te maken voor de samenleving, om revolutionaire nieuwe inzichten in verschillende industriële bedrijfstakken te introduceren en zodoende binnen Europa economische groei en nieuwe banen te creëren. In 2010 ontvingen Andre Geim en Kostya Nosovelov voor hun grafeenonderzoek de Nobelprijs voor Natuurkunde, mede dankzij hun werk bij de Radboud Universiteit.

De unieke eigenschappen maken van grafeen een ideaal uitgangsmateriaal voor zeer dunne, efficiënte elektronica, zoals geavanceerde batterijen, elektronisch papier, buigbare communicatie-apparatuur en ook voor meer energie-efficiënte vliegtuigen. Het nieuwe EU-vlaggenschip brengt academisch en industrieel onderzoek samen in een consortium dat  zich ten doel stelt doorbraken in technologische innovatie te bewerkstelligen. Het onderzoek zal de gehele value chain beslaan, van materiaal- tot componentenproductie  en systeemintegratie. Het ging vorig jaar van start coördineert onderzoek tussen 126 academische en industriële groepen in 17 Europese landen. Het consortium zal op volle sterkte worden gebracht met ongeveer dertig additionele groepen, die het ‘engineering aspect’ van het consortium verder zullen versterken. Hier als EU nog eens een half miljard in steken is dan ook wijs beleid en Nederland zou kunnen ‘trekken’ door een bedrag à €200 mln ervoor te bestemmen.

2] Digitale innovatie

Intensivering van sterk innovatieve trajecten in het Kennisdrieluik kan tevens verbonden worden met investeringen in de andere prioritaire EU-thema’s. Dit geldt zeker voor de digitale infrastructuur OCW zou HO en Surf hier een serie vernieuwende acties plannen kunnen laten voordragen, juist op die terreinen  waar ons Europa hiermee verder kan markeren. De bezuinigen op Surf uit 2012-2013 kan het kabinet op deze manier transformeren in groei en banen bevorderende expansie.

De ICT Roadmap die vanuit SURF is opgesteld voor onder meer het aanjagen van de topsectoren, die op dat terrein bleken ‘achter te lopen’, biedt eveneens een basis voor versnellende en intensiverende investeringen op een topprioriteit van het Groeipact en het Kennisdrieluik daarbinnen. In de Roadmap is vastgelegd dat vitale infrastructuren veilig en gewaarborgd blijven,  dat er geïnvesteerd wordt in onderzoek naar intelligente apparaten, en het transparant beheren en aanbieden van grote hoeveelheid data die ook weer gebruikt kan worden voor nieuwe ontwikkelingen.

De onderwerpen die zijn vastgelegd moeten wel worden omgezet in projecten die binnen de topsectoren worden uitgevoerd maar generiek toepasbaar moeten zijn. “De ICT-oplossingen voor de vier thema’s moeten boven het belang van individuele topsectoren uitstijgen, zodat iedereen ervan kan profiteren.” Die vertaalslag is van groot economisch belang zei opsteller prof. Apers en wees op de ontwikkelingen in Azië, waar ICT steeds meer geïntegreerd wordt in hun producten. Dat moet Nederland ook doen. “Daartoe zijn we prima in staat: er is voldoende kennis en kwaliteit aanwezig op het gebied van ICT-onderzoek en er is volop expertise en ervaring in het samenwerken met industriële consortia.”

De ICT-onderzoeksinfrastructuur die met de Roadmap voor ogen staat moet een platform bieden aan onderzoekers uit alle sectoren. Apers wijst daarbij op initiatieven als het eScience Center en SARA. “Daarmee kun je iets betekenen voor partijen – bedrijven en onderzoekers – in alle toepassingsgebieden, dus zeker in de topsectoren. Ik verwacht dat er de komende jaren op een breed terrein hechte banden ontstaan tussen ICT-onderzoekers en onderzoekers in de topsectoren.” Extra intensiveringen bij die twee partijen passen dan ook zeer goed in het Kennisdrieluik.

3] Scherpere inzet Topsectoren

DE AWTI heeft geadviseerd hoe het kabinet de topsectoren nadrukkelijker zou kunnen laten ‘scoren’  in Europa. Deze aanbevelingen passen goed bij een intensivering op dat terrein in het kader van het Groeipact. “Het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken gaat volgens het kabinet samen met versterking van de concurrentiekracht,” stelden de betrokken ministeries zelf al. Op verzoek van de topsector High Tech werd daarom geld vrijgemaakt voor het cofinancieren van Joint Technology Initiatives in 2013.

De AWTI accentueerde dat Europese Structuurfondsen maximaal benut moeten worden om topregio’s als Wageningen en Eindhoven te versterken, co-financieringsfonds (bedrijfs)deelname aan Europese programma’s in de toekomst moeten garanderen en stimuleren en de programma’s van de European Research Council en NWO meer complementair zouden moeten worden. “Nederland moet voluit gaan bijdragen aan het versterken van de Europese positie. Maar Nederland moet tegelijkertijd aan de eigen positie denken.”

Allereerst versterkt Nederland daarmee de positie van de eigen sterke sectoren. Daarnaast zullen andere lidstaten profiteren van onze kennis en innovaties, waardoor de Europese positie verbetert. Voor 2014 en verder wilde het kabinet zich toen dit advies verscheen nog niet laten vastleggen op de omvang van nieuwe investeringen. “De omvang hangt af van de toekomstige ambities van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen en de vormgeving van toekomstige Europese programma’s onder Horizon 2020. Het kabinet zal hier over in nauw contact blijven met de topsectoren.” Het Groeipact en Kennisdrieluik zijn eminent geschikt om nu wel door te pakken.

Wat de Topsectoren met geld uit het Kennisluik zeker kunnen doen, ook met oog op de funeste impact die juist bij de topbèta’s in MBO, HBO en WO wordt verwacht met het studievoorschot, is intensivering van het nieuwe initiatief van de ‘Studiebeurzen Water’ vanuit die topsector. Deze beurzen “bieden we 3e en 4e jaars MBO en HBO studenten en WO masterstudenten op een aantal geselecteerde opleidingen de kans hun school/college geld te winnen. We starten daarmee in het studiejaar 2013/2014.”

“Dit biedt jonge talentvolle studenten, naast de kans op een beurs, de mogelijkheid om in een vroegtijdig stadium intensief kennis te maken met u als werkgever. Verder versterkt het initiatief de samenwerking tussen studenten, onderwijsinstellingen en werkgevers in het kader van arbeidsmarktrelevantie. Dit vergroot de aantrekkingskracht van deze opleidingen en specialisaties voor toekomstige studenten.”

De topsector ziet een directe win-win. “Bedrijven hebben direct contact met goede en gemotiveerde studenten op een voor hen relevante opleiding en de mogelijkheid hen te overtuigen van de carrièrekansen binnen uw bedrijf.” Ook andere topsectoren zijn op dit punt actief, maar de omvang is nog mondjesmaat, vindt ook Techniekpacttrekker Doekle Terpstra. Hier zou zo’n €200 mln voor gerichte beurzen bijzonder veel impact kunnen hebben.

4] Centers of Expertise en andere HBO en MBO voortrekkers

In het Kennisdrieluik passen bijna perfect stimulansen aan MBO en HBO om met hun ‘triple helix’ centra voor innovatief vakmanschap en CoE’s de innovatie van bedrijfsleven, met name het MKB, en beroepsopleidingen en professies over de volle breedte aan te jagen. Binnenkort verschijnt  een midterm-review van deze centra , die laat zie hoe succesvol zij nu reeds in met name het HBO de kwaliteit en verbinding met de bedrijven weten te verhogen.

Alles pleit er dus voor de hogescholen in het kader van hun prestatieafspraken ‘te belonen’ voor dit succes met een extra impuls voor de triple helix vanuit het Groeipact. Dat het in het MBO iets minder vlot loopt, zou reden kunnen zijn ook daar fiks te investeren, maar dan volgens het model in Europa, dat men daar zelf flinke hervormingen doorvoert en overbodige regelgeving wegneemt in ruil voor die impulsen. In totaal zou hier zeker €150 mln geïnvesteerd moeten worden. 

Ook andere succesvolle initiatieven, die met het FES-geld dreigen weg te vallen, zouden in het kennisdrieluik van het groeipact nu een flinke investering kunnen krijgen. Eerste prioriteit daarin zou een  voortzetting van het ‘Sirius programma’ kunnen zijn. Het recente manifest van de betrokken universiteiten en hogescholen biedt aanknopingspunten genoeg daarover. Tevens zou nu voldoende geld beschikbaar zijn om de hoognodige expansie van Sirius naar het MBO mogelijk te maken. Juist de ROC’s hebben baat bij de lessen uit en samenwerking met de best practices uit Sirius in het HBO en de beroepsgerichte projecten daar. Voortzetting en expansie zou zo’n €100 mln investeringen wettigen.

Een cruciaal probleem in Europa is de jeugdwerkloosheid, vooral in de Zuid-Europese landen. 40% en meer is daar usance geworden, een generatie talent dreigt verloren te gaan. In de Europese commissie heeft men een powerladyop deze agenda gezet, de Belgische commissaris Marianne Thyssen. Zij zal ongetwijfeld haar kans schoon zien en voor haar portefeuille een zeer fors deel van de €300 miljard opeisen. Ook voor ons land liggen hier aanzienlijke uitdagingen.

Thyssen zou door de organisaties van het beroepsonderwijs op zeer korte termijn gevoed moeten worden met hun mogelijkheden om deze jongeren een flinke upgrading en relevante aanvullende opleidingen te geven om toch meer kansen op werk te vinden. Hier moeten het bedrijfsleven, zoals de Roundtable van de CEO’s van de grote bedrijven, de werkgeversorganisaties, de praktijkopleidingen en hun Europese koepels de handen voor ineen slaan. Ook de Europese alliantie van de ‘PBT’s’ heeft nu hier de kans een ambitieus programma in gang te zetten om het streven van ‘4 op 10’van Jeroen van der Veer te realiseren. Vanuit ons land zou hier zeker €500 mln via het Techniekpact ingezet moeten worden.

5] Impulsen voor de ROC’s

Vanuit de topsectoren wordt tegen ScienceGuide onderstreept dat “de bottleneck bij de toestroom van voldoende bèta-talent nu vooral in het middelbaar beroepsonderwijs zit. Daar daalt de instroom, terwijl daar de (toekomstige) vraag van het bedrijfsleven het grootst zal zijn.” Juist omdat op dat niveau ook de jeugdwerkloosheid –zelfs in ons land – het grootst is “zou er serieus geld nodig zijn voor de uitvoering van de human capital agenda’s, die nu vaak, door gebrek aan uitvoeringsmiddelen, niet hun volledige potentie halen.”

De sectorplannen van de topsectoren laten dit nu ook te veel lopen. De human capital agenda’s blijven vaak “gewoon buiten de deur gehouden, met als gevolg dat middelen die potentieel voor de uitvoering van de HCA’s gebruikt hadden kunnen worden” op de plank blijven liggen of besteed worden aan het overeind houden van oude beleidsinstrumenten die niet werken in met name het MBO.

Tevens zou nu voldoende geld beschikbaar zijn om de hoognodige expansie van Sirius naar het MBO mogelijk te maken. Juist de ROC’s hebben baat bij de lessen uit en samenwerking met de best practices uit Sirius in het HBO en de beroepsgerichte projecten daar. Voortzetting en expansie zou zo’n €100 mln investeringen wettigen.

De herschikking van het MBO en het beëindigen van niet-arbeidsmarkt-relevant aanbod op regionaal niveau zou met impulsen voor tekortopleidingen vanuit het Kennisdrieluik in een veel hoger tempo kunnen worden gezet, zonder dat ROC’s dreigen om te vallen en zich daarom blijven vasthouden aan niet adequaat onderwijsaanbod. Hier is zeker €250 mln voor nodig om de sector uit de impasse te halen op dit terrein.

Werken aan de New Deal

Met prioritaire thema’s als deze zouden de betrokken ‘koepels’ en OCW toch in staat moeten zijn voor 14 november een overtuigend pakket groei-aanjagers voor te leggen voor het vijftal Dijsselbloem, Juncker, Draghi’s, Tusk en Katianen en hun ‘New Deal’, waardoor Europa – en vooral ook het duo Duitsland- Frankrijk – uit de economische en politiek impasse moet komen. 

Wat zeker kan helpen is het feit dat een reeks van zulke thema’s ook al door vice-premier Asscher bij de SER is neergelegd voor doordenking en advisering. De SER zou bij de uitwerking en afspraken een uitstekende rol kunnen vervullen, die bovendien past bij zowel de visie als de urgentie die achter de bekende motie-Hamer van zijn nieuwe voorzitter zat.

Kernpunten van dat verzoek aan de SER zijn onder meer de volgende prioriteiten die in het Groeipact meteen een stevige rol zouden verdienen, zoals deze door minister Asscher al in zijn brief waren geformuleerd:

Samenwerking onderwijs – bedrijfsleven

“Het kabinet stimuleert publiek-private samenwerking in het onderwijs met een investeringsbijdrage. Maar zo’n samenwerking blijkt niet eenvoudig. De SER zal worden gevraagd wat nodig is voor het opbouwen van een duurzaam samenwerkingsverband. 

Het snijvlak tussen onderwijs en ondernemen biedt kansen waar levert ook praktische problemen op, bijvoorbeeld rond de uitwisseling van docenten met het bedrijfsleven en rond de positie van instructeurs. Juridische en fiscale vragen vormen een ongewenste rem op de verdieping, verbreding en versterking van de samenwerkingsverbanden. Wat is nodig voor het opbouwen van een duurzaam  samenwerkingsverband?  Hoe kan wet-  en regelgeving  zodanig  worden  ingericht  of uitgelegd dat  publiek-private samenwerkingen zo min mogelijk worden gehinderd? Hoe kan de rijksoverheid deze samenwerkingsverbanden optimaal faciliteren en welke rot kunnen andere partijen spelen?

Van onze beroepsbevolking  heeft circa 40% een mbo-diploma. Jaarlijks  kiezen ruim een half miljoen mensen voor een opleiding aan één van de mbo-instellingen. Naast studievoortgang is ook het aanleren van loopbaanvaardigheden van belang: de betrokkenheid van bedrijven is daarbij essentieel. Een belangrijke vraag is hoe ROC’s en bedrijfsleven elkaar kunnen versterken bij een goede loopbaanoriëntatie en -begeleiding.”

Inzetbaarheid van talent

“De toenemende dynamiek op de arbeidsmarkt vraagt om werknemers die permanent hun vaardigheden en kennis op peil houden en verder ontwikkelen. Sociale partners hebben hierbij een belangrijke rol, vooral bij het ontwikkelen van de skills van de toekomst.

De adviesaanvraag zal gaan over vragen als: welke veranderingen komen op ons af die van invloed zijn op de benodigde competenties? Over welke competenties moet de beroepsbevolking beschikken om Nederland ook in de toekomst te laten behoren tot de groep van meest welvarende landen? Waar is verbetering van de huidige competenties noodzakelijk? Welke groepen werknemers komen onder druk te staan door technologische ontwikkelingen en robotisering?

Hoe kan de vraag naar scholing, training en ontwikkeling het beste bevorderd worden? Hierbij zal het kabinet speciaal aandacht vragen voor specifieke groepen zoals jongeren die vaak op flex-basis werken en ouderen die wat minder mobiel zijn op de arbeidsmarkt.”

Gebrek aan LLL

“Een ander vraagstuk op dit terrein betreft de achterblijvende positie van Nederland op het gebied van niet-initiële scholing. De commissie Rinnooy Kan heeft deze problematiek geanalyseerd vanuit de onderwijsaanbod kant, maar ook de vraagkant behoeft aandacht. Hoe kan de vraag naar scholing, training en ontwikkeling het beste bevorderd worden? Welke prikkels voor werkgevers en werknemers zouden succesvol zijn? 

Daarbij kunnen ook specifieke groepen aan de orde worden gesteld, zoals jongeren die vaak op flex-basis werken of ouderen die vaak minder mobiel zijn op de arbeidsmarkt. Welke rol kunnen sociale partners spelen om te bevorderen dat deze groepen zich blijven ontwikkelen?”

Agenda Stad

“De toekomstige welvaart van Nederland heeft eveneens veel belang bij (groot)stedelijke dynamiek, want hier komt veel van de economische groei, innovatie en werkgelegenheid vandaan. Door het kabinet wordt gewerkt aan een ‘Agenda Stad’. Deze heeft tot doel de belangrijkste (groot)stedelijke vraagstukken te benoemen, politiek te duiden en te bepalen wat de rol van de rijksoverheid hierbij zou kunnen zijn.

Belangrijke beleidsmatige vraagstukken betreffen sociaaleconomische thema’s die raken aan de rol van sociale partners. Te denken valt bijvoorbeeld aan regionale innovatiesystemen, het versterken van agglomeratievoordelen, en aan de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Een eventuele adviesaanvraag is mede afhankelijk van de uitkomsten van lopend CPB-onderzoek.”

Een ‘Groeitsarina’

Om dat ‘kennisdrieluik’ en die andere prioritaire zwaartepunten in Brussel extra ‘punch’ te geven bij de invulling van het groeipact, ligt het voor de hand dat Rutte en Dijsselbloem iemand vragen dit pakket als een soort ‘groei-tsarina’ te coördineren en voor Nederland in de EU-besprekingen te belobbyen en erdoor te slepen. Dijsselbloem kan dan zijn rol als chef-Eurozone de volle nadruk geven. Neelie Kroes heeft nu immers alle tijd voor zoiets, alle netwerken die ertoe doen in Europa en nog ongebreidelde energie en ambitie. Haar recente interview met ScienceGuide sprak boekdelen wat dat betreft.

Zij zei onder meer: “Doorgaan zoals nu in Europa? No way! Dat gaat echt niet langer. Europa kan zo niet door. Met al die onbeweeglijke silo’s van de verschillende directoraten-generaal krijgen we de beweging er niet in. Het is wel knap van Juncker hoe hij dit toch maar aanpakt. Voor de verkiezingen was het beeld van hem toch wat anders, niet zo dynamisch. Maar hij is het gaan oppakken en heeft een sterk team om zich heen verzameld. Iets anders had niet gekund, denk ik. Het is ‘now or never’ voor Europa.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK