Niets doen is geen optie

Nieuws | de redactie
4 maart 2015 | Jet Bussemaker wil dat het besef van urgentie in HBO en WO veel groter wordt. “We worden ingehaald, overal.” De HO-tour is afgerond, maar “nu begint het pas. De universiteit is geen bedrijf, de hogeschool geen fabriek, de student geen klant.”

Het was bij de afronding van die tour een externe gast die in de eerste discussieronde de knuppel in het HO-hoenderhok gooide. SER-voorzitter Mariëtte Hamer zei dat het hoger onderwijs met zijn dynamiek in een veel bredere context staat  van veranderingen op de arbeidsmarkt en in de samenleving.

“De snelle ontwikkeling van kennis en innovatie  vraagt om een onderwijsaanpak die het mogelijk maakt voor mensen om zich voortdurend te blijven scholen en nieuwe vaardigheden te leren.  Dat heeft consequenties voor bijvoorbeeld het curriculum, de wijze van lesgeven, de eigen verantwoordelijkheid van studenten, maar ook voor zaken als openstelling en samenwerking van en tussen instellingen.  Ik zou dat eerder beschrijven als een oproep voor een “onderwijsrevolutie” dan als een evolutie. Het vraagt om meer dan een paar stappen vooruit”

Te weinig besef van urgentie

Minister Bussemaker sprak er in haar speech daarna ook over en diepte dit thema in gesprek met ScienceGuide verder uit. Zij miste “een voldoende besef van urgentie bij de bereidheid tot verandering in het hoger onderwijs,” aldus haar speech.

“Inderdaad, zo voel ik dat. Die urgentie is heel groot. We zullen de studenten ook moeten bieden wat we hebben beloofd. De opbrengst van het studievoorschot is zoiets wat we moeten waarmaken. De studenten moeten die merken in een substantiële verbetering van de kwaliteit van HBO en WO.”

“Internationaal is die urgentie ook zeer krachtig. Ons hoger onderwijs is goed, maar we worden elders ingehaald. Anderen willen ook zo’n goed hoger onderwijs en nog veel beter. Wereldwijd is men daar mee bezig, in Azië zeker. Dan is niks doen geen optie voor ons.”

Mariëtte Hamer wees in haar inbreng  daarbij op nog een punt. Nederland heeft sterke kenmerken die andere landen ook zouden willen hebben. “Pas dan op dat je die sterke punten niet gaat verspelen doordat je als land denkt dat je wel voorop zult blijven lopen en tegelijkertijd te weinig nieuwe zwaartepunten erbij weet te krijgen of uit te bouwen. ” Dat dit laatste wel degelijk kansrijk is, bleek in de hightech sector en  ‘Smart Industry’ op de Hannover Messe bijvoorbeeld.

Polderen, jazeker!

Ons land heeft bovendien cultureel sterke punten ten die we nu zouden moeten versterken, omdat andere landen daar het economisch  belang van gaan inzien. Hamer noemde: “polderen, jazeker! Slim samenwerken met pluspunten voor alle partijen is iets dat je als land wel moet kunnen. Internationaal denken, inclusief ‘je talen spreken’ is ook zo’n sterk punt. Denken in slimme oplossingen is een mentaal punt, waar we de kracht van moeten versterken ook via bijvoorbeeld ons hoger onderwijs.”

Bussemaker voegt daar nog een derde urgentie aan toe. “We moeten samen een antwoord geven op de actuele discussie over kwaliteit, over het gebrek aan uitdaging en betrokkenheid dat studenten scherp op de agenda zetten.” Zij vertelde dat ze zowel met de UvA-rebellen als in Leiden met ‘de verenigingen’ had gepraat “en uiterlijk is het verschil dan best markant, zal ik maar zeggen. Toch hebben zij één ding gemeen, zeer opvallend. Beide benadrukken ‘studeren is ook persoonvorming, je leren vormen’. Dat is wezenlijk, naast kennis en een vak leren en het besef daarvan willen ze veel sterker zien in het hoger onderwijs dat zij krijgen.”

Als gemeenschap aan de slag

In reactie op de Amsterdamse discussies zei Bussemaker in dit verband fel: “de universiteit ís geen bedrijf. De hogeschool ís geen fabriek en de student ís geen klant. Dat betekent ook dat ze béide zich ook niet consumentistisch moeten opstellen. Ze moeten met elkaar voortdurend als gemeenschap aan de slag, de dialoog zoeken en die persoonsvorming en de kennis kwalitatief versterken.”

Tegelijkertijd past daarbij een zeker realisme over de HO-instelling van 2015, een uiterst complexe, vaak zeer omvangrijke organisatie. Bussemaker zei daarover: “een universiteit is óók een bedrijf met vele duizenden mensen, vaak zeer hoogopgeleid. In hun stad of regio is een hogeschool en universiteit vaak de grootste werkgever van allemaal met een heleboel gebouwen en locaties die optimaal moeten functioneren.”

“Je moest eens weten hoeveel burgemeesters zich bij mij melden, omdat zij een nieuw of meer hoger onderwijs in hun stad willen zien. HO is een impuls voor dynamiek, welvaart, voor jong talent in je stad. Scienceparks, startups, banen en bedrijven komen mee met goed hoger onderwijs naar een stad en een regio.”

Tot de laatste snik

Daarom wil de minister de kwaliteit van die dynamiek voorop blijven zetten. Dat raakt heel het HO-aanbod, niet alleen ‘economisch interessante’ sectoren. “De alfaopleidingen zal ik als minister van Cultuur tot mijn laatste snik verdedigen. Kijk naar de ontwikkelingen in het erfgoed bijvoorbeeld. Daar zoekt men nieuwe samenwerkingsvormen en door nieuwe technologieën ontstaan daar ook nieuwe manieren om erfgoed te behouden. Dat betekent dat er heel nieuwe opleidingen in ontstaan en daarmee in zo’n sector oude opleidingen gaan verdwijnen. Daar moeten we ook open voor staan, reëel in zijn.”

Het succes van de Centers of Expertise in het HBO speelt hier evenzeer, aldus de minister. “Ook de midterm review daarvan en de toetsing door Van Vught laten zien dat we hier een goed model hebben, ook wat betreft profilering en nieuwe verbindingen met de omgeving bij hogescholen. Ik vind het wel belangrijk dat zulke Centers niet te beperkt ingericht worden, alleen gekoppeld aan de topsectoren of economische thema’s. Bij grote maatschappelijke thema’s als bij de zorg en lerarenopleidingen, zijn zulke Centers ook van belang. Die mogen er best nog meer komen.”

In haar speech pleitte de minister ervoor het onderwijs als ‘heel de keten’ te zien, met veel meer soepele overgangen. Dat betekent voor haar meer ruimte voor nieuwe opleidingen, crossovers en interdisciplinair aanbod. “Dan moeten we ook bereid zijn tot het sluiten van opleidingen en dat goed afstemmen met wat in de betrokken sector leeft en verandert. Sluiten is geen ‘rendementsdenken’, maar aansluiten op hoe een discipline verandert en hoe studenten feitelijk kiezen en hun toekomstige loopbanen zien.”

Niet te veel versnippering

Bussemaker diepte dit in het gesprek nog uit. “We moeten ervoor waken dat in allerlei domeinen opleidingen niet verder kunnen. Ze raken zo versnipperd dat ze heel klein blijven en daardoor vast komen te zitten en verouderen. Het behoud van hoge kwaliteit wordt daar dan heel erg kwetsbaar.” Ook daar is urgentie aan de orde om onherstelbaar verlies van kwaliteit en aanbod voor te zijn. Dat geldt nadrukkelijk ook de lerarenopleidingen in het HBO, bijvoorbeeld, erkende de minister.

De HO-strategie zal dan ook leiden tot nieuwe ambities en afspraken. Daarbij moet ruimte komen voor wat Bussemaker noemt ‘échte dialoog’. De prestatieafspraken hadden haar geleerd dat men destijds in de pressurecooker van de voorbereiding daar te weinig oog voor heeft gehad.”Iedereen deed geweldig zijn best de plannen op tijd en voldoende af te krijgen. Ik deed dat bij de HvA ook met mijn collega’s. We namen en we kregen te weinig tijd en ruimte voor een eigen invulling, een eigen meer uitvoerige dialoog over onze visie op kwaliteit. Daar leren we nu van.”

In haar hart wil zij straks eigenlijk primair op drie punten tot afspraken komen met het veld. “Schrijf dat nou niet te hard op, alles rond prestaties en rond afspraken is allemaal erg gevoelig. Maar ik denk toch wel dat deze drie punten de kern vormen: hoe verhoog je de kwaliteit van je onderwijs, hoe versterk je de positie en inzet van de docenten daarin en hoe vul je je eigen profiel in en benchmark je dat profiel?” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK