Hoe divers is de Wetenschapsagenda?

Nieuws | de redactie
1 mei 2015 | De deadline voor het indienen van vragen voor de wetenschapsagenda is gesloten, maar de discussie is dat allerminst. Drie hoogleraren van de UU vragen zich af wiens stem het hardst klinkt in de totstandkoming ervan. “Zit iedereen wel aan tafel om mee te praten?”

“Heeft iedereen in Nederland recht op bed, bad en brood, ongeacht juridische status? Helpen vrouwenquota op de arbeidsmarkt of gaan ze emancipatie juist tegen? Zijn hoofddoekjes een teken van diversiteit of juist een gevaar voor een tolerante samenleving? Al deze vragen raken aan burgerschap en de grenzen ervan.

Gelijkheid en diversiteit                           

Nederland worstelt nog steeds met de spanning tussen het gelijk behandelen van allen die zich binnen de landsgrenzen bevinden en de feitelijke diversiteit van burgers. Bij het verdelen van publieke middelen en het omgaan met verschillen worden voortdurend grenzen getrokken, zowel juridische als maatschappelijke. Processen van in- en uitsluiting spelen daarbij steeds een rol. Hoe de spanning tussen gelijkheid van burgers en diversiteit kan en moet worden vorm gegeven is wat ons betreft een belangrijke vraag voor de Nederlandse Wetenschapsagenda. 

Opvallend is dat het proces van totstandkoming van de Wetenschapsagenda zelf ook de spanning tussen in- en uitsluiting in zich draagt. Zit iedereen wel aan tafel om mee te praten over de grote wetenschappelijke vragen van de toekomst? In haar Wetenschapsvisie stelt de regering: “De visie is het startsein voor een groot aantal partijen om, met elkaar, de uitdaging aan te gaan om deze visie te realiseren.” Dit dwepen met het “samen” vormgeven van de wetenschapsagenda verhult een proces van in- en uitsluiting. 

Want wie praat er eigenlijk mee? De doorbraken voor de wetenschap moeten worden aangejaagd door het opstellen van een Nationale Wetenschapsagenda die eveneens “met elkaar” moet worden vormgegeven. In de visie van het kabinet omvat dat de wetenschappers zelf natuurlijk, maar daarnaast “het bedrijfsleven en de maatschappij.” Bedrijven en andere grote spelers praten vooral mee via de gevestigde belangenorganisaties en burgers mogen vragen insturen via een open website. Ongetwijfeld levert dit een mooie stortvloed aan zeer diverse vragen op. Maar zelfs zo’n open forum bereikt echter niet vanzelf iedereen en is daarmee ook niet vanzelfsprekend een weerspiegeling van wat er in de maatschappij aan vragen leeft.

Meer gelijk dan anderen 

Net zoals sociaal-psychologisch onderzoek van oudsher vaak gebaseerd was op testgroepen van hoogopgeleide witte studenten en dus niet per se een dwarsdoorsnee van de mensheid vertegenwoordigde, zo zal ook deze vorm van vissen naar vragen in de samenleving niet vanzelf een representatief beeld opleveren. Nog los van georganiseerde groepen als patiëntenorganisaties, die hun leden massaal kunnen oproepen vragen over een bepaald thema in te dienen, is er ook zelfselectie – niet iedereen zal zich geroepen of in staat voelen op de website een vraag in te dienen.

En daarbovenop komt nog uitsluiting door de vorm zelf: hoe kan de stem van laaggeletterden, digibeten of mensen die het Nederlands niet voldoende beheersen maar hier wel wonen gehoord worden? Ook aan de ontvangstkant – welke vragen halen het – worden de knopen uiteindelijk doorgehakt door een kleine groep mensen tot wie niet iedereen toegang heeft. Sommigen van ons zijn meer gelijk dan anderen, om in de woorden van George Orwell’s Animal Farm te spreken. 

Juist de vorm en het proces om te komen tot de Agenda, hoe goedbedoeld ook, weerspiegelt dus de spanning tussen in- en uitsluiting en tussen eenheid en diversiteit die in de hele maatschappij speelt. Daarom vinden wij het des te belangrijker dat juist een vraag die zich daarop richt ook deel wordt van de Wetenschapsagenda: In hoeverre mag een samenleving de culturele en sociale diversiteit van haar burgers begrenzen? En tot welke vormen van in- en uitsluiting leidt dit? Oftewel, hoeveel verschil kan een samenleving aan? 

In onze democratie gaan we ervan uit dat de meerderheid de belangen en rechten van minderheden respecteert. De gelijkheid die een democratie nastreeft bestaat dus voor een groot deel uit het tolereren van verschil. Toch wil iedere samenleving ook sociale cohesie en formuleert normen om dat te bewerkstelligen. Tegelijkertijd verschil tolereren van verschil én eisen dat basiswaarden worden onderschreven en gedeeld, levert spanningen op waar we als burgers dagelijks mee te maken krijgen. 

Wiens stem klinkt het hardst?

Het zoeken naar antwoorden hierop vereist samenwerking over de grenzen van vakgebieden heen. Aan de Universiteit Utrecht werken we daarom samen als sociale wetenschappers, geesteswetenschappers en juristen op het thema Cultuur, Burgerschap en Mensenrechten. Wij zetten vraagtekens bij vanzelfsprekendheden en proberen vanuit een ander perspectief naar onze maatschappelijke werkelijkheid te kijken. Schijnbaar neutrale en onproblematische termen als sociale cohesie, democratie en gelijkheid worden in de handen van onze onderzoekers taaie kluifjes om op te kauwen. Onze vraag aan de opstellers van de wetenschapsagenda is dan ook: 

Wiens stem klinkt het hardst als we als maatschappelijke partners “met elkaar” praten? Moeten we wellicht streven naar een meerstemmigheid van dissonante geluiden? Als we “met elkaar” een wetenschapsagenda moeten opstellen dan is het voor ons de vraag welke aannames worden in- en uitgesloten in het formuleren van maatschappelijk relevante vragen. Want ook voor het proces van de Wetenschapsagenda geldt wel degelijk: the medium is the message.” 

Rosemarie Buikema, Antoine Buyse en Ton Robben zijn respectievelijk hoogleraar genderstudies, mensenrechten en antropologie aan de Universiteit Utrecht.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK